Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Met Jan Feith door de Zaanstreek (1933)

Deze zomer neemt Jan Feith je mee op reis door onze provincie. Zijn historische teksten uit het album ‘Zwerftochten door ons land: Noord-Holland’ (1933) geven een beeld van zonnige duinen, drukke pleinen en pittoreske polders. Deze week: ‘Langs de Zaanstreek’.

‘De Zaanstreek lijkt op ’n oude idylle: het land van molens en waterwegen, van arbeid en welvaart, van schoone vergezichten en fel-waaiende winden, van een stoer en verstandig en vroolijk menschengeslacht. Jullie kent toch het versje:

Het IJ is breed, de Zaan is breed,
Wie wil de Zaan bevaren?
Men vindt er molens bij de vleet,
En rijke molenaren!
Maar wie de slanke dochters ziet,
Denkt aan de dikke molens niet!

En als jullie dit versje niet kent, dan ken je het verhaal van Peter den Groote, Tsaar aller Russen, die in 1697, al was het slechts ’n dag of zes, op de werf van baas Rogge te Zaandam als timmerman heeft gewerkt om het vak te leeren: Peter Michaïloff noemde hij zich, en zijn huisje wordt ons aan het Krimp nog getoond, dicht bij het plein waar zijn standbeeld staat.

Het Zaans Molenmuseum te Koog-Zaandijk. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Zóó was Zaanland al eeuwen geleden, en eeuwen lang: beroemd om zijn scheepsbouw, zijn scheepvaart, zijn molens, die de voorloopers van de fabrieken waren; een industrieele streek is het nog, een van de drukste en welvarendste van ons Nederland.

Het is geen wonder, dat vroeger in de eerste plaats scheepsbouw en scheepvaart en visscherij in de Zaansche dreven hebben gebloeid. Want het IJ is eenmaal een open zeeboezem geweest, en zoo goed als Amsterdam was Zaandam een zeehaven van groote beteekenis. Van den Hollandschen scheepsbouw was hier het centrum, vooral ook van den houthandel en van de walvischvaart; en door al dat verkeer bloeide ook de nijverheid, de zaag- en de pel- en de oliemolens.

In den bloeitijd, het einde van de zeventiende eeuw, moeten er wel een 650 molens geweest zijn; nu zijn er nog maar ’n twintig, sommige met motor-kracht en deels zonder wieken.

De Zaansche industrie en de molens! Wat het verminderde aantal molens nu nog doet, is eenig ondergeschikt werk, het verwerken van cacao-doppen en zoo; maar de industrie zelf is hier ontzaglijk groot en menigvuldig, er zijn rijst- en gortpellerijen en koek- en beschuit- en chocoladefabrieken, olieslagerijen en hout- en meel- en fouragefabrieken, en nog een heeleboel soorten meer; op de industrieele kaart van ons land beslaat de bloeiende Zaanstreek een zeer groote plaats. Er zijn negen gemeenten: Zaandam, Koog a/d Zaan, Zaandijk, Wormerveer, Krommenie, Oostzaan, Westzaan, Assendelft en Wormer.

Pelmolen Sint-Jacob te Koog aan de Zaan, getekend tussen 1930 en 1940 naar de situatie in 1882. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Jullie kunt nog zien, als je aankomt, hoe prachtig Zaandam eens aan het open zeewater lag. Uit het zuiden, per boot van de “Alkmaar Packet” uit Amsterdam, komen wij aan, over het indrukwekkende IJ, dat hier juist in het Noordzee-kanaal is overgegaan. Ook mondt er de breede Voorzaan uit; de Hembrug, met de Artillerie-Inrichtingen op den voorgrond, laten wij links liggen; door het stille water glijdt onze boot om het Zaan-eiland heen, en wij meren bij de brug van Zaandam’s Westkant. Meteen staan wij aan wal in het drukke centrum. Dit Zaandam-West is vroeger, tot Napoleons tijd, naast Zaandam-Oost een aparte gemeente geweest.

Drie dingen vallen ons op, zoodra je hier bent: de grilligheid van oud en nieuw door elkander, de overzichtelijkheid en eenvoud waarmee dit stadje langs de rivier is gebouwd (er is maar één straat van beteekenis op elken oever, hier “de Westzijde”, en alles komt op “de Westzijde” uit), en dan de fabrieken: een zóó typische industrie-plaats zul je maar zelden zien. Hooge, zware “kasten” zijn het, die fabrieksperceelen; zij rijen zich, met hun platte daken en torenvormige uitsteeksels, langs de vroegere rivier en langs de spoorbaan, ja! zij staan overal. En de nette, heldere, drukke “Westzijde” ziet er echt modern uit, met haar groote winkels en woonhuizen en bankfilialen, die in- en uitspringen op een vreemde manier, want het begrip “rooilijn” schijnt hier voorheen in ’t geheel niet bekend te zijn geweest. Maar komen jullie iets verder, dan worden de houten huisjes al zichtbaar, de groen-geverfde Zaansche perceeltjes: eerst weinig, dan talrijker, en je ziet, dat uit Peter den Groote’s tijd ondanks alles veel over is…

Draaiorgels op de Westzijde in Zaandam, 1963. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

En zijn huisje gaan wij natuurlijk zien: het beroemde scheef-gezakte houten bouwseltje, door een steenen huis zorgvuldig omvat. Dat is het derde omhulsel al, vertelt de concierge, vroeger zijn er achtereenvolgens twee houten “foudraals” omheen geweest; en zoo scheef is het geworden in 1825, toen een watervloed hier huis heeft gehouden. Wij bewonderen de platen, schilderijen, opschriften, – veel in het Russisch, en de stevige steenen schouw, en zijn na tien minuten klaar met ’t bezoek. Nu met een vroolijk vaartje de Zaanstreek door!

Wij volgen de Westzijde tot de Magere Brug. Daarover heen, en nu ook de Oostkant!

De weg loopt langs de Zaan; fabrieken en huizen en houten huisjes, elk op zich zelf. Daar, waar de spoorlijn naar Purmerend zich aftakt van de baan Amsterdam-Alkmaar en het water kruist, staat Hille’s fabriek “de Witte Olifant”, aan welke jullie dit album te danken hebben, nog net voor de brug. En daar voorbij wordt de buurt wat open; een tien minuten fietsen nog verder en wij zijn op het punt waar de Zaan zich verwijdt, bij de groote bocht van “De Kuil” en “de Poel”, en hier wordt het aardig. Kerktorens en molens rijzen achter de watervlakte tegen de verre luchten omhoog – hoe heerlijk mooi moet dit riviergezicht zijn geweest voordat een al te dichte bebouwing, met de fabrieks-silhouetten óók in de verte, het vredige landschap ontluisterde!

Jacob Honig, Huis achter de Kerk te Zaandijk, 1929. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

En nu komen wij in een merkwaardig gehucht, “Haaldersbroek” heet het, waar een modderig smal laantje zich van den hoofdweg afscheidt. Nu het laantje door – ongelooflijk, wat een middeneeuwsche toestand van houten huisjes, schotsch en scheef aan het weggetje, dat een kippendomein schijnt te zijn! – en als je nu heel goed uitkijkt, zie je aan je linkhand een nòg smaller en nòg vettiger pad. Juist! Dat paadje nu in, en wij gaan zoo naar het smalle dijkje langs de Zaan… Een gezellig tochtje zoolang je nog niet van het dijkje… rolt!

Zoo fietsen wij langs de frissche, de breede Zaan, een stuk, waar hij breed is en het uitzicht ruim. Wij komen weer uit op den “grooten” weg, die overigens nog heel landelijk is… Voor ons uit, rechts, op een flinken afstand van de Zaan, doemen de omtrekken van het industrieele dorpje Wormer al op.

Cornelis Marinus Grevenstuk, Fabrieken langs de Zaan, ca. 1900-1925. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Wij naderen: dààr is de Zaanbrug tusschen Wormer en Wormerveer. En zooals de Rijn zich tusschen de Duitsche bergen soms kronkelt, zoo versmalt zich het bochtige, vernauwde water hier tusschen fabrieksmuren in; en iets verderop, aan een sterke kromming, ligt het welvarende, propere, ik zou haast zeggen deftige Wormerveer met zijn degelijke huizen aan de rustige kade: het heeft iets voornaams, je krijgt het gevoel dat van ouds hier welvaart moet hebben geheerscht. Maar eer je de Wormerveersche dreven bereikt, – een verrassing: deze Zaanbrug mag je niet over, ook niet als voetganger, wanneer je niet je tol van een paar centen betaalt… En dat in onze eeuw!!

En verder even in westelijke richting, van de Zaan af, naar Krommenie: de weg er heen is niet mooi, met zijn echte “lintbebouwing”, maar het dorp zelf, aan de westzijde van de Nauernasche Vaart gelegen, is met zijn vele groote fabrieken de moeite toch waard om even bezichtigd te worden.

Ids Wiersma, De Rozengracht met houten huizen te Zaandam, 1914. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Wij volgen nu de richting van de electrische spoorlijn Alkmaar-Amsterdam, en hier, aan deze westzijde van Wormerveer, zijn overal breede en echt moderne wegen gemaakt. Het is er druk en bedrijvig en uitgebreid. En eer wij het weten zitten wij in het oude Zaandijk, waar weer alles, oud en middensoort en nieuw, door elkaar staat; maar ontroerend-mooi zijn de héél oude groen-houten geveltjes, die je opeens bijbrengen hoe kleurig en intiem en kinderlijk-eenvoudig het leven in vroeger tijden toch moet zijn geweest…

Zonder het te bemerken zijn wij in Koog aangekomen. Even een klein uitstapje naar het pittoreske Westzaan, het oude en zoo goed bewaarde dorpje, waar hooge houten bruggetjes en nog die typische huisjes, ook weer met de witte guirlandes op de groene gevels, je leeren dat Zaanland zijn eigen stijl toch nog heeft…

Zaandam, kistdam langs de huizen Westzijde tegenover de Spoorstraat tijdens de watersnood van 1916. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Terug naar Koog. En wie Koog zegt, zegt alweer Zaandam, want een overgang is er al lang niet meer. Wij komen weer op de Westzijde uit, zoodat wie tusschen fabrieken en huizen door aan zijn linkerhand een blik werpt, die ziet de Zaan alweer glinsteren: het water, dat Zaanland gemaakt heeft, en nòg maakt, tot wat het is; de vroegere rivier, de spil en de oorsprong van de streek zooals de Nijl het is voor Egypte en zoo menig andere rivier voor haar eigen stroomland. Neen, ’t is waarlijk geen wonder, dat sommige oude denkers in het water den oorsprong van alles hebben gezocht!

En nu, door het drukke Zaandam heen, weer langs de Zaan naar het Noordzee-kanaal. Wij komen door het Rijk van Hout, want alles is hier door den handel bezet, de houthaven westelijk, die je ook ziet wanneer je van Amsterdam naar Alkmaar spoort of naar Purmerend; aan den Zaan zelf de onafzienbare opslagplaatsen, met de voorraden van een bedrijf dat hier al eeuwen lang leeft.

Leven en bedrijvigheid: onvergankelijke kenmerken van Zaanland’s bestaan!’

In 1933 verscheen het derde deel van de succesvolle serie Zwerftochten door ons land. Na Gelderland en Utrecht was nu Noord-Holland aan de beurt om vanuit het oogpunt van de toerist in eigen land belicht te worden. De rol van toerist werd vervuld door Jan Feith (1874-1944), die de lezer in zijn teksten op persoonlijke wijze langs de mooiste plekjes in Noord-Holland leidde. Het album was een uitgave van de N.V. Koek- en Beschuitfabriek v/h G. Hille & Zoon te Zaandam. De bijbehorende plaatjes, met aquarellen van Bernard van Vlijmen, konden gespaard worden door middel van bonnen. Deze zaten bij alle artikelen van de Zaanse koekfabrikant verpakt.

Publicatiedatum: 28/08/2019

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.