Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

In 1899 verscheen eerste auto in de Zaanstreek

Paard-en-wagens, rijtuigen, karossen, koetsjes en hondenkarren bepaalden in het begin van de twintigste eeuw het Zaanse straatbeeld. De pk's werden geleverd door paarden. Daarna kwamen de eerste fietsen in beeld, spoedig gevolgd door de eerste automobielen. De busondernemingen schoten als paddenstoelen de grond uit en leverden bittere gevechten om de gunst van de passagier.

Rijtuigen alleen voor de rijken

Verplaatsen deed men zich eind negentiende eeuw vooral te voet. De beter gesitueerden bedienden zich van rijdend materieel zoals rijtuigen. De fiets was rond 1890 nog een zeldzaam verschijnsel. Nederland telde in 1897 ongeveer 15.000 rijwielen die vooral in handen waren van mensen met een gevulde portemonnee. Maar de fiets als vervoermiddel groeide snel in populariteit. Rond 1900 was het aantal fietsen in Nederland toegenomen tot 95.000 en in 1924 was dat aantal gegroeid tot 1,8 miljoen. Toch werd de fiets in het begin van de vorige eeuw in de Zaanstreek nog met argusogen bekeken. Zo werden de eerste bezitters van een rijwiel meermalen bekogeld door de jeugd en leidde het fietsgedrag tot heftige discussies in de Zaanse gemeenteraden. De fiets werd ook ontdekt door de belastingdienst. In 1923 werd het belastingplaatje geïntroduceerd en diende voor ieder exemplaar drie gulden belasting te worden afgedragen.

De Leidsche Autogarage, Zuideinde 44, Koog aan de Zaan. Beeld: Gemeentearchief Zaanstad.

Décauville, topsnelheid 30 kilometer per uur

Het autobezit kwam in Nederland langzaam op gang, in vergelijking met de omliggende landen. De Haagse fotograaf Adolphe Zimmermans was in 1896 de eerste Nederlander die een automobiel kocht. Drie jaar later deed de auto zijn intrede in de Zaanstreek. De Zaandamse houthandelaar J.H. van de Stadt was de trotse eigenaar. Hij kocht in 1899 bij de firma L. Leonard Lang te Amsterdam voor 1920 gulden een Franse wagen van het merk Décauville die een topsnelheid kon ontwikkelen van zo’n dertig kilometer. De firma Lang verkocht zowel rijwielen als auto’s en had zelfs een rijwielschool waar men werd onderwezen in de fijne kneepjes van het fietsen.

Eigen benzinevat

Van de Stadt behoorde met zijn tweezitter tot de eerste honderd automobilisten van het land. Om zich van voldoende benzine te verzekeren, schafte hij een vat aan waarin tweehonderd liter kon worden opgeslagen. Een ongehoorde hoeveelheid voor die tijd. Het vat kreeg een plaatsje in een houten schuurtje, omgeven door een omheining van prikkeldraad.

Rijdende reclame op autobus van Bethlem’s dienst Zaandam-Krommenie v.v. Halte ter hoogte van Hoogstraat 4 in Koog aan de Zaan, cica 1925. Beeld: Gemeentearchief Zaanstad.

Staljongen

Die eerste auto’s waren vooral een speeltje voor de rijken. Verschillende Zaanse notabelen, onder wie enkele leden van het Wormerveerse fabrikantengeslacht Laan, schaften zich een auto aan. Zo had J.A. Laan in 1901 een omscholingscursus voor zijn staljongen Dirk Zwart in petto. Hij stuurde Zwart naar Arnhem om zich daar te bekwamen in het autorijden en het monteursvak. De eerste auto van J.A. Laan was een Darracq, een Frans product, van het model Tonneau waarvan er maar zo’n 1200 werden gemaakt. Deze auto van Laan is nog steeds te zien in het Autotron te Rosmalen.

Benzinepompen zeldzaam

Even je tank volgooien was in die beginperiode een heel karwei. Benzinepompen waren zeldzaam. Maar het halen van een rijbewijs was rond 1900 een fluitje van een cent. Een rijksambtenaar bekeek het voertuig en liet de bezitter een rondje rijden. Dat was alles. Vervolgens werd een vergunning afgegeven en kreeg de auto een volgnummer dat op de wagen moest worden aangebracht. Autorijden was vooral een zaak van vergunningen, want eer de bezitter kon gaan toeren was er naast de rijksvergunning ook een plaatselijke en een provinciale vergunning nodig om de wegen te mogen benutten.

Zaandam, postkantoor. Eindpunt van de busdienst van de MEA. op het traject Zaandam-Krommenie. Beeld: Gemeentearchief Zaanstad.

Hobbelende geit

De auto deed in het begin van de vorige eeuw vooral dienst als busvervoer. De eerste autobussen waren omgebouwde vrachtwagens waarbij op het chassis een houten carrosserie was gebouwd. Ook werden na de Eerste Wereldoorlog legervoertuigen geschikt gemaakt voor busvervoer. Na de Westzaner J.J. Allan was het de Zaandammer J.B. Reimerink die het in 1922 aandurfde om een autobusdienst te beginnen.  Op eerste paasdag 1922 reed hij voor de eerste keer met zijn bus door de Zaanstreek. Het was een wonderlijk vehikel dat al snel bijnamen kreeg als ‘dievenwagen’ en ‘hobbelende geit’.

MEA

Sindsdien spitste de concurrentiestrijd zich toe tussen de rode bussen van de MEA en de blauwe bussen van Zaanland. Het ging er soms hevig aan toe en niet zelden werden bussen van de concurrent regelrecht van de weg afgereden. De passagiers voeren er wel bij, want de prijzen bleven laag. Zo kostte een ritje bij de MEA, ook wel spottend ‘Mijn Eerste Armoe’ genoemd, een dubbeltje en bij Zaanland elf cent. In 1941 ging Zaanland op in de MEA, die op zijn beurt in 1953 werd overgenomen door de Enhabo. De Enhabo (Eerste Noord-Hollandse AutoBus Onderneming) was in 1921 opgericht door E. Does uit Landsmeer en onderhield in de beginjaren busdiensten tussen Oostzaan en Amsterdam en tussen Purmerend en Amsterdam.

Auteur: Gemeentearchief Zaanstad.

Publicatiedatum: 17/04/2011

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.