Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Met Jan Feith door de haven van IJmuiden (1933)

Deze zomer neemt Jan Feith je mee op reis door onze provincie. Zijn historische teksten uit het album ‘Zwerftochten door ons land: Noord-Holland’ (1933) geven een beeld van zonnige duinen, drukke pleinen en pittoreske polders. Deze week: ‘IJmuiden, de haven van Groot-Amsterdam’.

‘Via Haarlem is ’t een half uur of daaromtrent met den electrischen trein; maar er is ook een gezellige bootverbinding, tusschen Amsterdam en zijn havenstad. Dus scheep gegaan aan de De Ruyterkade, en over het prachtige IJ varen wij Noord-Westwaarts, het IJ gaat ongemerkt over in het Noordzeekanaal; Coenhaven en Petroleumhaven passeeren wij, en zeer spoedig nadert de groote Hembrug, de spoorverbinding die Amsterdam met Zaandam en Alkmaar bezit. De Artillerie-Inrichting is meteen gepasseerd.

Oud zeilschip bij de Hembrug. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

Een wonderlijk ding, die enorme Hembrug, met haar draaibaar middengedeelte van niet minder dan 130 meter, en een ligging van elf meter boven het watervlak! Alleen voor de grootste schepen behoeft ze geopend te worden, en toch is ze zoo’n leelijke, ja gehate sta-in-den-weg, en wat is er niet over haar te doen geweest en hoeveel keeren is ze vergroot en verbouwd…

Maar de brug moest er wezen, zoo heette het steeds. En Amsterdam heeft op die meening zijn plannen gebouwd – ook het plan om groote Westelijke havens te graven, hier met hun ingang juist buiten de brug. Zie, het is dààr, aan de Zuidzijde van het kanaal, waar de nieuwe fabriek van Ford verrijst en een stuk van het “havenplan-West” reeds in uitvoering is… en warempel heeft men nu ontdekt, en in een officieel rapport aan het gemeentebestuur van Amsterdam ook geschreven, dat een tunnel onder het kanaal hier in plaats van de brug komen kan en komen moet… Als dat eerder voorgesteld en ook uitgevoerd was, zou menig hoofdbreken voor Amsterdam zijn uitgespaard…

Luchtfoto van het Noordzeekanaal met het forteiland, het sluizencomplex, een deel van IJmuiden met de havens en Velsen-Noord met Hoogovens, gezien in noordoostelijke richting, 1979. Collectie Gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

Het is alles polder, de omgeving van dit kanaal: de IJ-polder, de Wijker-polder, alles watervlakte geweest eer het kanaal bestond. Maar wij naderen den duingrond al: nu onder de Velserbrug, tweede spoorwegverbinding door, en IJmuiden is meteen in het zicht. Nog even vertellen, wanneer en hoe – mèt het Noordzee-kanaal natuurlijk, waaraan zij haar ontstaan dankt – de plaats is gesticht?

Welnu, ’t was kort na den tijd van Napoleon, dat Amsterdam – in doffe berusting – de toekomst van een “doode stad” voor zich zag. Zoovele Zuiderzeehavens waren al dien weg opgegaan, zwaar en tijdroovend was de vaart over de zandige binnenzee, de haven moeilijk toegankelijk… het getij was verloopen, geen bakens, zoo dacht men, konden meer worden verzet. En toen koning Willem I een kanaal naar Hollands Noordelijkste punt, Nieuwediep, wilde graven, hebben de Amsterdamsche kooplieden eerst zoowaar… zich verzet! Het gaf toch niets meer, zeiden zij, het landsbestuur moest Amsterdam nu maar kalm dood laten gaan! Maar de Koning heeft doorgezet. Eindelijk, in 1825, kwam het tachtig kilometers lange Noord-Hollandsche kanaal tot stand.

Binnenfront van de Zuidersluis van het Noordzeekanaal, 1872. Collectie Gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

Dit was een groote verbetering. Voor eenigen tijd! Want de stoomvaart kwam, en de schepen namen in omvang toe: te nauw, te ondiep, te bochtig en te lang was ’t kanaal. Er was maar één afdoend middel voor de Amsterdamsche haven, dat begrepen toen de vooruitziende geesten al: Holland op zijn smalst moest doorstoken worden, er moest een directe scheepvaartverbinding zijn van Amsterdam naar het IJ, en het IJ moest grootendeels drooggelegd worden en afgesloten aan zijn Oostkant, bij de Zuiderzee – een ontzaglijke onderneming, maar iets anders zat er op den duur niet meer op.

Wij vinden het nu heel gewoon, een natuurlijk iets. Ja! natuurlijk wàs het ook wel, en al tijdens Frederik Hendrik was er een plan geweest voor een afwateringskanaal van het IJ – dat reikte tot Beverwijk en de duinen! – en de Noordzee. Maar die drooglegging van het IJ en de inpolderingen en de verandering van den heelen waterstaatkundigen toestand van Noordholland, men durfde het eigenlijk nauwelijks aan. Het eerst heeft prof. S. Vissering (in “De Gids” van December 1849) het stoute plan openlijk geopperd, en toen zijn er telkens plannen en nogmaals plannen en projecten en nieuwe en veranderde projecten gemaakt, en het scheen of er nooit iets van komen zou.

Het is 1863 geworden, eer aan particulieren de concessie tot het aanleggen en exploiteeren van het kanaal werd gegeven; volgens gewoonte van dien tijd, en pas later is alles door den Staat in eigendom overgenomen. En dertien jaar na het groote besluit, op 1 November 1876, heeft Koning Willem III met veel plechtigheid en onder ontzaglijk vreugdebetoon van Amsterdam, kanaal en sluizen geopend; hij voer van Amsterdam naar de Noordzee, gelijk zijn dochter, onze Koningin, drie en vijftig en een half jaar later (op de “Johan van Oldebarneveldt”) ter inwijding van de jongste sluizen zou doen. En de opening van het kanaal en de oudste sluizen is werkelijk het begin van de opkomst, van den fenomenalen nieuwen bloei van Amsterdam, en dus een groote datum in de geschiedenis van ons geheele land geweest.

De Katwijk 74 “Hendrika Johanna” aan de grond gelopen in de Haringhaven, 1986. Collectie Fotoburo de Boer, Noord-Hollands Archief.

Ziezoo, wij zijn er! Langs het langgerekte “dorp” IJmuiden (een deel van de gemeente Velsen, maar met wel een twintig duizend inwoners) varen wij nu, en wij zien de saaie en grauwige en onaesthetische huizenrijen, laag en zonder architectuur – maar een havenstad is zelden mooi.

Wij landen midden in het havengebied. Ziezoo, nu de neus naar het Westen gericht. Daar links voor ons steekt de Oostelijke vuurtoren op, achter het dorp: daar mondt het Zuider-Buitenkanaal in de voorhaven, dat is de zee tusschen de groote pieren, uit: de oudste monding van het kanaal. Dààr even heen, maar niet lang; zoo dadelijk moeten wij hier weer terug, den rechterkant uit, dwars door de delta over de drie sluizen heen.

Bij den vuurtoren steken twee havens landwaarts in: de kleine Lighaven, en, Zuid-Oostwaarts, de langgerekte Staats-visschershaven, een enorm complex op zichzelf, met kranen, los- en laadkaden, een veilinghal voor de visch, kranen, een druk en rusteloos stoomtrawlers-bedrijf – een wereld op zichzelf, maar zij houdt ons niet lang. Nu terug, en vóór het dorp om de sluizen over: ziezoo, de smalle oude sluis is hier eerst. De Zuidelijkste en oudste monding die de Nijldelta heeft!

Luchtfoto van IJmuiden en Hoogovens in Velsen-Noord, met de havens, de havenmond, de pieren, het forteiland en de sluizen, gezien in noordelijke richting, 1942. Collectie Gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

Een smal bruggetje, ja, die sluisdeur van boven – en een sluiskolk van heel gewone afmetingen maar! Warempel precies de Oranjesluizen aan het end van het IJ bij de Zuiderzee. Bijna kinderachtig… Maar als wij niet wisten, dat zoo meteen de grootere middensluis en de reusachtige nieuwe sluis komt, dan vonden wij deze oude misschien zoo vreselijk klein nog niet eens…

Sluis nommer twee: aardig groot, met een breeden overgang, waar een auto tenminste ook over rijdt. Een kolk van 225 meter bij 25; tot 1930 hebben wij het hiermee gedaan.

En nu verder naar ’t Noorden. Let op het grootsche silhouet van de Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken: kranen, retorten, fabrieksgebouwen. Het is een van de grootste en jongste ondernemingen die Nederland heeft…

Schepen in de kleine sluis te IJmuiden. Collectie Provinciale Atlas, Noord-Hollands Archief.

De Noordersluis: daar staan wij er voor! Wat een oppervlakte, dat bassin van een vierhonderd meter bij vijftig, van twee hectaren, de grootste sluiskolk die er op de wereld bestaat. De aanblik is machtig en indrukwekkend: zie, wat een ware vestingwanden die sluisdeuren vormen! De buitenste deur is toevallig dicht; erover heen dus, over deze breede rug! Jullie weet toch, dat hij niet draait maar schuift?

Kijk maar even verder, daar zie je het ’t duidelijkst; daar is namelijk nog zoo’n peulschilletje van een reserve-deur. Die staat “open”, of beter gezegd: hij is in zijn kas-in-de-kade gerold, zooals in onze huizen elke vleugel van een “suite-deur” in den wand verdwijnt. Maar hier, als je even verder loopt, kunnen wij de deur van boven in zijn ruime gleuf zien staan: wat een enorm bakbeest, in die griezelige loodrecht-afgesneden kas van vijftien meter – ja, dat is de diepte van het kanaal! Het deurtje wel!

Daar beneden, op den nattigen bodem van de gleuf, kun je de rails zien waarop het onderstel loopt. Het middenstuk van de deur heeft allemaal vlakken: daar wordt, als ze dicht moet, een watervulling naar binnen gepompt. De zwaarte drukt de deur op haar onderstel vast, en zoo wordt de massa de sluis in gerold… Wie er zorgt voor het pompen? Och, dat zullen wij straks nog wel zien…

De Zuidersluis met de daarachter geplaatste baileybrug, gezien in noordoostelijke richting, 1958. Collectie Gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

Nu verder langs de breede, nieuwe, propere sluiskade: dat merkwaardige glad-ronde betonnen gebouw is het Havenkantoor, het kasteel waarin de douane huist. Wij naderen de achterste sluisdeur, en boven zijn kas is op de kade een eenvoudig, langwerpig betonnen gebouwtje gemaakt. Dat is het centrale schakelhuis.

“Verboden toegang”?… Ja! eigenlijk wel. Maar je kunt ’t probeeren: even aan den machtigen man, die daar binnen zit, vragen, om een oogenblik om het hoekje te mogen zien in dit wonderhuis. O, heel eenvoudig is ‘t: een net zaaltje met steenen wanden, en alleen een groot en nogal ingewikkeld schakelbord. Maar de man, die hier aan dit schakelbord staat, kan met één lichten druk van zijn hand de monsterdeuren van ruim twee en een half millioen kilo zwaarte aan ’t rollen brengen: met zooveel moeite ongeveer als waarmee jullie thuis een aardig schemerlampje ontsteekt… Het is ongelooflijk verbijsteren, maar je zult het zien als je wat tijd hebt en wacht totdat er een zeekasteel door deze sluis wordt geschut…

Het herbouwde oude havenmeesterkantoor van de Zuidersluis en Kleine Sluis, april 2003. Dit gebouw was tijdens de renovatie van deze sluizen afgebroken en opgeslagen. Collectie Gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

“Kosten van het stroomverbruik bij het openen van een sluisdeur tien cent,” zegt de machtige man bedaard. Goeie genade! Dat is minder dan een rit op de Amsterdamsche tram – en in tien minuten worden dan 25.000 kubieke meters water verplaatst. En op deze plek wordt alles bediend aan de sluis: seinen, lichten, roode en groene lampen – waarachtig! ’t Is hier het centrale huis… Ja, ’t lijkt ongelooflijk!

Wij kunnen ons voorstellen, dat in deze sobere ruimte, betonnen tempel van de techniek, bij jonge menschen een roeping ontwaakt: om eenmaal óók zoo te arbeiden, zulk groot werk te doen of te helpen doen, en – wie weet – weer anders en nog grooter zelfs! Een toekomstdroom, die heel mooi is!…

Het Noordzeekanaal nabij de landzijde van de IJmuidense sluizen, ziende naar het noordoosten, 1950. Collectie Kennemerland, Noord-Hollands Archief.

En nu nog even het Spui-kanaal overgwandeld, de vierde monding die om technische redenen hier pas gegraven is; en zoo staan wij voor den vijfden en laatsten mond,… en aan de overzijde ligt het reusachtige Hoogovenbedrijf, het rijk van Vulcanus, een gigantisch geheel. Zie daar dien hoogen slakken-berg; zie de wonderlijke samenstelling van dit groote complex. Daar liggen bergjes van erts, verschillend van kleur; uit een ervan schept de beweegbare kraan haar bakken vol, rusteloos door. En schepen liggen in de haven gereed voor ’t vervoer van het staal…

Die lange dikke buis loopt naar de nieuwe provinciale electrische centrale; van het overtollige gas der hoogovens maakt die weer krachtstroom. En dat groote gebouw is de cementfabriek, die ook nog hoort bij dit machtige industrieele geheel.

Ja waarlijk, IJmuiden is machtig en groot!’

In 1933 verscheen het derde deel van de succesvolle serie Zwerftochten door ons land. Na Gelderland en Utrecht was nu Noord-Holland aan de beurt om vanuit het oogpunt van de toerist in eigen land belicht te worden. De rol van toerist werd vervuld door Jan Feith (1874-1944), die de lezer in zijn teksten op persoonlijke wijze langs de mooiste plekjes in Noord-Holland leidde. Het album was een uitgave van de N.V. Koek- en Beschuitfabriek v/h G. Hille & Zoon te Zaandam. De bijbehorende plaatjes, met aquarellen van Bernard van Vlijmen, konden gespaard worden door middel van bonnen. Deze zaten bij alle artikelen van de Zaanse koekfabrikant verpakt.

Publicatiedatum: 01/08/2019

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.