Het Edams Museum: Van ‘Aardappelenhuis’ tot Waterlandsch MuseumHenri Willig: kaas uit KatwoudeBijzondere (bij)namen: Zaanstreek en WaterlandSchout, schilder, schoenmaker: wonen in een houten huisMet Jan Feith langs de Zuiderzee (1933)Stad van koggeschepen, koeboten en kaasOp de vlucht voor het waterKerken door Zuiderzeewater verwoestEerste hulp bij watersnoodDe Zeemeermin van EdamDrijvende kelder en sitsen stoffen in Edams MuseumPoorters, touwslagers en zoutziedersDe Maatschappij tot Nut van 't AlgemeenDe Librije en Latijnse School van EdamKaas en markt in EdamNieuwenkamp aan de Nieuwe Haven in EdamDe Kwakelbrug: het ontstaan van EdamHet Gemeen-landshuis in EdamVerboden te snappen, ceeckelen en clappen …Van een toren die ging buigen en bogen die de eeuwen doorstaan…Het Prinsenhof en de 'Classis van mirakelen'Edam en de vrouwen van RembrandtEdamse zeevaardersTrijntje Keever: lang en gelukkig?Het vermaarde Groene Purmer ZeewijfStadhuis van EdamDe Grote Kerk van EdamHet Steenen Coopmanshuys in EdamBezoek Willem II aan Edam: “aanzienlijk en gering, arm en rijk, ieder mogt zich blijde maken”Slag bij de Doggersbank redt Willem VFort bij Edam verdedigt de hoofdstad met waterFort bij Edam: bewaker van de ZuiderzeedijkWoon op het waterHet gemaal van de Zuidpolder in EdamDe sluis op het Oorgat in EdamKeizer Karel watermanagerZeelieden uit slavernij bevrijdEdammer kaas't Nut: Verheffing van het volkMaatschappij tot Nut van ’t Algemeen
In het Weeshuis aan de Grote Kerkstraat in Edam stond discipline hoog aangeschreven. Op straffe van water en brood. Armenzorg in de 16e eeuw was letterlijk liefdadigheid met een lange baard. Peter Sluisman, conservator van het Edams Museum, vertelt ter plaatse…
“Als de Speeltoren speelt in mooi Edam…” Het Edams volkslied refereert aan de parel van de stad: het carillon van de Kleine Kerk. Nog altijd staat de toren fier overeind, hoewel het schip al in 1883 is gesloopt wegens verval. Toch hebben een prominente architect en een hoge bewindsman de toren een tweede leven gegund. Hoe dan?
Edam heeft in het verleden slechts één klooster gekend, het klooster van Sint Maria Magdalena dat vlakbij de Grote Kerk stond. Het klooster deed ook dienst als stadsherberg voor voorname gasten. Pas later werd het klooster/drinklokaal het Prinsenhof, dat nu nog bekend staat om drie speciale kunstwerken.
Het is rond 1640 een drukte van belang in het huis aan de Sint Anthoniesbreestraat te Amsterdam. Opdrachtgevers worden ontvangen. De opleiding van leerlingen vraagt volop aandacht. Rembrandts eerste vrouw Saskia van Uylenburgh regelt de huishouding en leeft zoals een dame van stand. Maar het is niet allemaal rozengeur en maneschijn…
Als stad van zeevaarders heeft Edam veel kapiteins en nog hoger in rang geplaatsten voortgebracht. Justus Boot (1739-1793) diende bij de Admiraliteit van Amsterdam en bracht het tot schout-bij-nacht en vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Hij woonde waar nu het statige pand Voorhaven 80 staat. Er is zelfs een connectie tussen Edam en Hollands beruchtste zeeheld, Michiel de Ruyter.
‘Hé daar, koud boven?’ Dat moet de Edamse Trijntje toch wel vaak hebben gehoord; met haar lichaamslengte van 254 cm torende ze immers boven alles en iedereen uit. De ziekte waaraan zij leed, was waarschijnlijk acromegalie. In haar tijd, de zeventiende eeuw, een bezienswaardigheid, die op de kermis moest worden tentoongesteld.
Op de puibalk van het achttiende-eeuwse huis Nieuwvaartje 8 in Edam zijn voorstellingen te zien van het ‘Purmer Zeewijf’. De afbeeldingen zijn zowel in het hout gesneden als erop geschilderd met bijbehorende teksten.
Het is 1737. Aan het Franse hof regeert Lodewijk XV, achterkleinzoon van de Zonnekoning. De stijl van de Franse Barok en de Louis XIV-stijl domineren de Europese cultuur. Zo ook in Edam. Het nieuwe stadhuis wordt compleet in Louis XIV-stijl opgetrokken. Dit overheidsgebouw moest geen calvinistische soberheid, maar grandeur en autoriteit uitstralen.
Het is eeuwen geleden al opgetekend en hoewel het niet over heiligen gaat, zijn de verhalen die in Edam verteld worden toch legendarisch. De stier die sinds hij de plek voor de kerk koos het wapen van Edam siert, heeft de stad voorgoed op de kaart gezet. Stenen ‘tafelen’ in de Grote Kerk, muurgevelstenen ofwel talstenen houden de geschiedenis al eeuwen vast.
Dit huis werd in 1550 gebouwd en was het eerste stenen koopmanshuis van Edam. Het was voor Edam in die tijd een bijzonder ‘rijk’ huis. Prominent gelegen aan de Damsluis is het oudste stenen huis van Edam een indrukwekkende verschijning. Al meer dan een eeuw is hier het Edams Museum gevestigd.
Het Edams Museum beschikt over een manuscript dat het bezoek van koning Willem II in 1842 aan Edam beschrijft. Het gemeenteraadslid J. Donker Hzn. beschreef met oog voor detail het koninklijk bezoek op die snikhete 6 augustus 1842. De koning werd in een rijtuig door de stad rondgereden en bezocht de Grote Kerk, de Katholieke Kerk en het stadhuis. In de kerkeraadkamer van de Grote Kerk hangt een schilderij waarop dit koninklijk bezoek is vereeuwigd. Het Edams Museum bezit tevens een voorstudie van dit schilderij waarop de koning en een aantal Edamse notabelen zijn weergegeven.
In het depot van het Edams Museum ontdekte men een aantal zijden lintjes. Op de linten staan de namen van Schout bij nacht Zoutman, kapitein Kinsbergen en kapitein Bentinck. De namen worden omringd door zeewezens en schepen. De linten zijn vermoedelijk afkomstig van een hoed uit 1781/82 en verwijzen naar de Slag bij de Doggersbank.
Vlak achter de oude Zuiderzeedijk ligt het Fort bij Edam. Een groene bult te midden van rustige weilanden, omgeven door een gracht. Het fort maakt onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam, een bijzondere verdedigingsring rondom de hoofdstad. De 46 forten, batterijen, munitiemagazijnen en inundatiesluizen van dit indrukwekkende militaire complex zijn tussen 1880 en 1914 aangelegd. Ten tijde van oorlog zou het leger, de regering en een deel van de bevolking zich kunnen terugtrekken binnen deze ring. Het systeem was zo bedacht dat ongeveer een miljoen mensen een jaar lang kon overleven binnen de Stelling.
Al sinds de middeleeuwen wonen er mensen op het water. De eerste waterbewoners woonden op woonschepen waarop zij vaak ook handel dreven, zoals de verkoop van potten en pannen. Een dergelijk potschip ligt aan de overzijde van de woonark op de route ‘Woonarkbewoners’ van het Zuiderzeemuseum.
Het gemaalcomplex is gebouwd in 1875 als stoomgemaal met vijzel ten behoeve van de Zuidpolder. Tegenwoordig is het een dieselgemaal. Het complex bestaat uit een machinegebouw met voor- en achterlopen en een kolenloods. Het ontwerp voor het stoomgemaal kwam van ingenieursbureau W.C. & K. de Wit uit Amsterdam.
De Zuidpolder bij Edam werd vroeger bemalen door een windmolen die het water uitsloeg in een uitwateringskanaal op de Schermerboezem vanwaar het naar de haven van Edam werd gebracht. Het stoomgemaal werd ten noorden van de molen gesitueerd. De molen werd voor reservebemaling aangehouden en hierdoor bleef hij gespaard en wordt als rijksmonument beschermd.
Het complex (met sluiswachterswoning, schuurtje en wachthuisje) is gebouwd in 1828 als schutsluis van in de zeedijk tussen de Zuiderzee en het Oorgat. Het is nog steeds in gebruik. De ‘Zeesluis’ verving de ‘Sassluis’, die eind zeventiende of begin achttiende eeuw in de havenmonding van Edam gebouwd was. Hoewel de sluis sinds de afsluiting van de Zuiderzee geen zeewerende functie meer vervult, is het karakter van deze eens imposante zeesluis ongewijzigd.
Aan het begin van de zestiende eeuw heerste de zee tot diep in het binnenland van Noord-Holland boven het IJ. Dat kwam omdat er nog geen scherpe scheiding tussen de zee en het binnenwater was. Via de Krommenije bij Krommeniedijk en de haven van Edam stroomde het zeewater bij vloed het Schermeer en Purmermeer in en bij eb er weer uit. Die open zeegaten waren gemakkelijk voor de scheepvaart. Maar ze betekenden ook dat er geen enkele mogelijkheid was om de waterstand in de grote meren in de hand te houden. Bij iedere storm knabbelde het water aan de slappe venige oevers. Dijkdoorbraakjes kwamen regelmatig voor. De klachten waren niet van de lucht.
Zeeroof, gevangenschap en slavernij. Dat lot overkwam menige zeeman die in de zeventiende of achttiende eeuw naar de Middellandse Zee voer. Vanuit Marokkaanse en Algerijnse havens opereerden namelijk de vele Barbarijse zeerovers die het op koopvaardijschepen gemunt hadden. De gekaapte koopvaarders brachten veel geld op en hetzelfde gold voor hun bemanningsleden, die als slaven verkocht werden op de markten van Algiers, Tanger of Saleh.
De oorsprong van de Edammer kaas, een klein bolvormig kaasje van ongeveer 1,7 kilo, ligt in de weidegebieden rondom het Noord-Hollandse plaatsje Edam. Vanaf de veertiende eeuw groeide Edam uit tot een belangrijke havenplaats voor export van zuivelproducten, waaronder kaas. Dit is hoogstwaarschijnlijk de reden dat de kaas die hier werd verscheept de naam Edammer kreeg. Ook sprak men wel van ‘cleyne casekens’ of ‘klootkaasjes’ (‘kloot’ betekent rond of bol). De bekende kleur van de kaas is rood. Dit komt doordat hij dan in rode paraffine verpakt wordt. Vroeger kleurde men de kaas rood met het sap van de klaproos. Maar de kaas wordt ook in de gele kleur verkocht.