Ontdekking in het archief
Archiefdozen van het Edams Museum verbergen soms geheimzinnige, belangrijke documenten. Men stuitte onlangs op een bericht van overlijden van onze grootste zeeheld Michiel Adriaansz. de Ruyter. Het bestaan van dit document was bij een paar mensen bekend maar die hadden er verder nooit gewag van gemaakt. Een overlijdensbericht uit 1677 van zo’n beroemde man – dan zijn de eerste vragen die bij je opkomen: hoe komt het museum aan deze rouwkaart en naar wie was hij verstuurd? De rouwkaart bevindt zich al decennia in het archief van het museum en zal vermoedelijk een keer geschonken zijn. Verder zijn er vier mogelijkheden naar wie hij ooit verstuurd zou kunnen zijn.
Opperbevelhebber van de vloot
Op 24 maart 1607 wordt Michiel de Ruyter geboren in Vlissingen. Al jong gaat hij naar zee. Daar klimt hij op van scheepsjongen tot schipper. Na een carrière in de walvisvaart, de kaapvaart en de koopvaardij wordt hij gevraagd in dienst te treden bij de Admiraliteit van Zeeland. De Ruyter is vooral bekend geworden door zijn rol in belangrijke zeeslagen. In gevechten tegen Spanjaarden, Fransen, Engelsen en kapers blijkt hij te beschikken over een uitstekend inzicht. Vanwege zijn successen wordt hij uiteindelijk tot opperbevelhebber van de Nederlandse vloot benoemd.
Heldentocht naar Chatham
Zijn meest bekende actie is de tocht naar Chatham in 1667. Dit was een gedurfd plan van Johan de Witt. De ketting die over de Theems was gespannen werd stuk gevaren, daarna werd verder de Theems opgevaren, vervolgens de Medway tot waar de Engelse vloot lag. Nagenoeg de gehele Engelse vloot werd vernietigd, alsmede werven en magazijnen. Pas toen het tij verliep, dwong het lage water de Hollanders tot de terugtocht. Het vlaggeschip de Royal Charles en de Unity werden in triomf mee naar huis genomen (de spiegel van de Royal Charles is nog te zien in het Rijksmuseum). De schade aan Engelse zijde was ongeveer 4 miljoen florijnen. De Ruyter verloor slechts enkele branders en niet meer dan 30 man.
Gesneuveld bij Syracuse
Pas vijf jaar later hadden de Engelsen hun vloot weer op orde en vielen ze de Republiek opnieuw aan. Op 29 april 1676 sneuvelde De Ruyter in de strijd tegen de Fransen bij Syracuse. Hij was toen 69 jaar oud. Curieus is te vermelden dat hij pas op 18 maart 1677, bijna 11 maanden later, werd begraven. Kennelijk was zijn lijk aan boord geconserveerd.
Kapiteins en bevelhebbers
Edam is groot geworden door zijn scheepsbouw en telde in de 16e eeuw wel 30 scheepswerven. Naast scheepsbouwers kende Edam ook veel zeevarenden waaronder kapiteins en onderbevelhebbers van de vloot. Zowel de scheepsbouwers als de Admiraliteit van Amsterdam hebben na de brand van 1602 een raam geschonken aan de Grote Kerk in Edam. In de tijd van admiraal De Ruyter waren er vijf Edamse kapiteins die onder hem hebben gevochten, te weten Decker, Corle, Boes, Broeder en Jacob Andries Swart. Vier kregen zo’n overlijdenskaart, want zij liepen mee in de rouwstoet van het huis op het Waalseiland (nu Prins Hendrikkade 131 in Amsterdam) naar de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Zeehelden in de Grote Kerk
Kapitein Corle liep niet mee, want zijn naam wordt niet genoemd in de begrafenisstoet. Als we de gravure die naar aanleiding van deze begrafenis gemaakt is nog eens goed bekijken zien we een enorme stoet mensen en komen we de vier namen tegen. Deze vier kapiteins zullen waarschijnlijk in de Edamse Grote Kerk begraven zijn. Van drie resten ons alleen de namen, maar van Jacob Andries Swart is een rouwbord en een prachtige grafsteen bewaard gebleven. De tekst op deze steen is curieus. “Dees kleene grafsteen dekt, den groten zee-held Zwart die afgestreen in krijg zijn ziel god heeft gegeven in vree, die voor zijn kling Britt Zweed en, Turk deed beven, wiens naem onsterfelijk leeft en ’t duurzaam marmer tart.”
Straf van de krijgsraad
Ook is van deze zeeheld nog een bijzonder verhaal te vertellen. In de Vierdaagse Zeeslag van 1666 onder admiraal De Ruyter raakte zijn schip ‘de Deventer’ zwaar beschadigd. “Zyn groote mast was met een koegel van zesendertig pondt tot in’t hart geraakt: zyn staande loopende wandt meest aan stukken.” Daarop verliet hij de zeeslag zonder toestemming van de admiraal. Samen met drie andere kapiteins die min of meer in dezelfde situatie verkeerden, besloot Swart zijn schepen naar het Gat van Goeree te brengen, om ze zo te redden. Hij werd voor de krijgsraad gedaagd en kreeg 2500 florijnen boete, voor die tijd een enorm bedrag. Maar in 1667 voer hij alweer samen met de Edamse kapitein Decker onder bevel van De Ruyter naar Chatham. Op donderdag 18 maart 1677 worden de vier (van de zeventien) eerder genoemde kapiteins uitgenodigd om als vriend in huis te komen om samen afscheid te nemen van hun geliefde admiraal.
Familie Boot
Justus Boot, de bewoner van Voorhaven 80, kwam uit een voornaam en oud Edams geslacht dat vele burgemeesters en andere hoogwaardigheidsbekleders heeft voortgebracht. Zij waren onder andere houthandelaren, maar zijn eveneens actief geweest in de walvisvaart op Groenland. Belangrijke familiestukken van de familie Boot zijn als bruikleen in het Edams Museum te bezichtigen, waaronder een schaalmodel van een driemaster van de Hoornse zilversmid J. Verhoogt. Een ander curieus object is de gouden ovale guilloche snuifdoos met miniatuurportretje van Emanuel Prins de Rohan, grootmeester van Malta, die de snuifdoos op 24 maart 1786 aan Justus Boot schonk.
Auteur: Peter Sluisman (Edams Museum).
Samenstelling: Robert J. Lammers (Edams museum).
Publicatiedatum: 14/05/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
1 reactieNoot van de redactie.
Via meneer Doevendans is er nieuwe informatie aan het licht gekomen:
Martin Corle heeft nooit dienstgedaan onder de Ruyter. Corle werd geboren in 1650, wat hem flink jonger maakte dan zijn collega’s Decker, Swart, Broeder en Boes.
In het jaar 1677 was Corle bierbrouwer in de brouwer de Aker te Edam en had nog niets met de vloot te maken, behalve dat zijn brouwerij in Edam bier aan de vloot leverde,
Corle kwam pas in 1696 bij de vloot als commandeur en in 1706 kreeg hij de aanstelling ‘extra-ordinaire capiteijn’ bij de Admiraliteit van Amsterdam en in 1713 ‘ordinairs capiteijn’ bij de Ava. In 1724 overleed kapitein Martin Corle.