Agrarisch Museum Westerhem: over kaas, brongas en molensMagere Hein reed mee op de stoomtram door de BeemsterVondst van de maand: zweep uit de BeemsterWeelde in de BeemsterDs Wolff haalt rebelse Betje naar de BeemsterKorenmolen De NachtegaalDe verdwenen buitenplaatsen van de BeemsterLand van veeDe Inrichting van de Beemster: Hollands polderparadijsDe Beemster: de droogmaking en wat er aan vooraf gingDroogmakerij de BeemsterStolpboerderij Westerhem in de BeemsterHofstede BeemsterlustDuitse bezetter zet Beemster blankBeemster 1612-1712Betje Wolff: vrijzinnig schrijfster in de BeemsterDagelijks leven op stolpboerderij Het RookholAgatha van Foreest ‘durft gelukkig zyn’ in de Beemster
Op zondag 9 februari organiseert het Historisch Genootschap Beemster een videodag in het Agrarisch Museum Westerhem. De eerste voorstelling begint om 10.30 uur (museum open vanaf 10.15 uur) en de tweede voorstelling begint om 13.30 uur (museum open vanaf 13.15 uur).
De kaas die er vandaan komt is wereldberoemd. En dat is nog maar één aspect van het Beemster boerenleven dat wordt belicht in Agrarisch Museum Westerhem in Middenbeemster.
Als op 15 juli 1895 een stoomtram tussen Amsterdam, Purmerend en Alkmaar gaat rijden, is dat een grote verbetering voor de bereikbaarheid van Waterland en de Beemster. Maar de tram laat óók een verwoestend spoor van gewonden en doden achter.
Elke maand presenteert Huis van Hilde, het archeologiecentrum van de provincie Noord-Holland, de vondst van de maand. Daar krijgen deze bijzondere bodemvondsten een eigen vitrine, op Oneindig Noord-Holland worden ze met een verhaal in het zonnetje gezet. Deze maand staat een zweep uit de Middenbeemster centraal.
Heeft De Nachtegaal nu zijn definitieve bestemming gevonden? In zijn 400-jarig bestaan heeft de enige korenmolen in de Beemster op verschillende plaatsen gestaan. Zijn laatste verplaatsing is echter de meest spectaculaire.
De Amsterdamse kooplieden beschouwden grondbezit in de Beemster als meer dan alleen een goede investering. Zij zagen de nieuwe droogmakerij ook als een rustoord voor in de zomermaanden. Op begaanbare afstand van de stad bouwden een reeks grotere en kleinere buitenplaatsen. Deze buitens verdwenen één voor één in de achttiende en negentiende eeuw, vrijwel zonder een spoor achter te laten…
Het boerenbedrijf in de nieuwe droogmakerij de Beemster was een groot succes. Dit kwam door de sterk toenemende vraag naar landbouwproducten in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Door de snelle groei van de steden, met name van Amsterdam, en de succesvolle internationale handel liep de export van zuivelproducten en vlees voortvarend. De kaas uit de Beemster werd naar heel Europa verscheept. De VOC was de grootste afnemer van gepekeld vlees.
De bestuurders van de Beemster dachten heel zorgvuldig na over de ruimtelijke ordening van de droogmaking. In samenspraak met enkele landmeters ontwierpen zij een ‘masterplan’. Weinig werd aan het toeval overgelaten.
Extra werkgelegenheid, nieuwe landbouwgrond en veel meer veiligheid tegen het water. Dat was wat de Beemster moest opleveren. Maar de droogmaking ging niet zonder slag of stoot.
“Men danst, men banketteert in ’s Koopmans rijke buurt. Hier lacht de goude tijt, in lieve lustprieelen” [Joost van den Vondel, Lofdicht op de Beemster voor Charles Looten ] In de zomer van 1669 maakte Cosimo de Medici, de Groothertog van Toscane, een zomers ritje door de Beemster. Uit zijn reisverslag weten we dat Cosimo de droogmakerij het mooiste en heerlijkste vond van wat hij in Holland gezien had. Niet alleen de groothertog was onder de indruk van dit door mensen gemaakte landschap. De groep rijke kooplieden die achter de droogmaking van het Beemstermeer zat, beschouwde het symmetrische landschap als het ideale decor voor hun zeventiende-eeuwse buitenplaatsen. Zij gebruikten de Beemster als hun zomers lusthof, om in de warme maanden te ontsnappen aan de stinkende stad.
In 1877 werden het vrijstaande herenhuis en de achterliggende stolpboerderij Westerhem gebouwd. Het voorhuis was ooit burgemeesters-woning. Tot 1965 was het een groot veebedrijf. Later werd de stolp grondig gerestaureerd en werd er het agrarisch museum Westerhem in gevestigd. Het museum geeft een beeld van de rijke agrarische historie van de Beemster. In het voorhuis is de VVV en het Bezoekerscentrum Beemster gevestigd.
Voor 1612 stroomde er water door de Beemster. De kleine rivier de Bamestra groeide in de Middeleeuwen uit tot een ware binnenzee die in verbinding lag met de toenmalige Zuiderzee. Aan het begin van de Gouden Eeuw vatte de rijke koopman Dirk van Os, samen met zijn broer Hendrik, het plan op om de Beemster droog te leggen, om deze vruchtbare grond te bebouwen. Hiervoor was toestemming nodig van een aantal burgemeesters en kooplieden. In 1607 gaven de Staten van Holland en West-Friesland groen ligt voor de inpoldering. Ook een aantal rijke kooplieden waren hierbij betrokken, waaronder Jacob Poppen. In totaal bestond de groep uit vijftien man uit Amsterdam en Den Haag.
Tijdens de oorlogsjaren verdween de Beemster tot twee keer toe voor een belangrijk deel onder water. Na de Duitse inval op 10 mei 1940 begon het Nederlandse leger direct met het uitvoeren van de geplande inundaties rond de forten van de Stelling van Amsterdam in de polder. In het vroege voorjaar van 1944 verdween de hele zuid- en zuidoostkant van de Beemster opnieuw onder water. Nu gebeurde dat op last van de Duitse bezetter. Deze inundatie duurde ruim een jaar tot begin mei 1945.
In 1612 viel de Beemster droog. Dat feit wordt in 2012 uitgebreid herdacht met een heel scala activiteiten. Er verschijnen ondermeer twee nieuwe boeken over de geschiedenis van de polder. De Beemster verdient deze aandacht volop, want dankzij de heel bijzonder landschapsarchitectuur staat de polder sinds 1999 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het eerste eeuwfeest in 1712 werd destijds natuurlijk ook gevierd. Het polderbestuur liet toen een schitterende zilveren gedenkpenning slaan als blijvende herinnering.
Elizabeth Bekker (1738-1804) beter bekend als Betje Wolff, kwam uit een calvinistische koopmansfamilie in Vlissingen. Op haar zeventiende werd ze geschaakt door een militair, wat beide geliefden duur is komen te staan. Betje wordt ‘onder censuur’ gesteld, de vaandrig vlucht naar Oost-Indië. Geminacht door haar familie komt ze in een sociaal isolement terecht. Door haar huwelijk met een eenendertig jaar oudere dominee uit de Beemster ziet Elizabeth kans haar benauwde leefomgeving te ontvluchten. Vanuit haar schrijfkamer op zolder bestookt zij de bekrompen Hollandse samenleving van die tijd met progressieve teksten.
We lezen: “22 Koeijen, 6 veersen, 5 kalveren, 2 paarden, 31 schaapen en een partij eenden en hennen”, dat was in 1758 de levende have van boerderij ‘Het Rookhol’ aan de Rijperweg in de Beemster, na het overlijden van boer Pieter Moerbuijk.
Jonkvrouw was de uit Hoorn afkomstige Agatha van Foreest (1733-1801) en als weduwe was ze in 1775 hertrouwd met haar huisknecht Jan Schenk. Daar werd schande van gesproken, want Jan Schenk was als boerenzoon ver beneden haar stand. Waar nog bij kwam dat Jan gelovig katholiek was en Agatha gereformeerd. Maar Agatha trotseerde alle afwijzende kritiek, de verwijten van haar eigen kinderen inbegrepen. Om niet al te veel aanstoot te geven, had ze haar huwelijk overigens niet in haar woonplaats Hoorn, maar op haar buiten in de Beemster laten voltrekken. Dat buiten stond aan de zuidzijde van de Volgerweg.