Zilveren gedenkpenning ter herdenking eerste eeuwfeest Beemster Wapens en tekst
In de collectie van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is zo’n penning bewaard gebleven. Op de voorzijde is in het midden het polderwapen afgebeeld: een door de zon beschenen koe in een weide met op de voorgrond een sloot. Dit wapen wordt gehouden door een leeuw. Linksboven de leeuwenkop zien we het wapen van Holland, een ‘klimmende’ leeuw. Rechtsboven het wapen van West-Friesland met twee ‘lopende’ leeuwen. Natuurlijk vergaten de bestuursleden zichzelf niet. Zij zijn stuk voor stuk met hun naam en familiewapen op de penning vereeuwigd.
Het Latijnse omschrift rond de wapens luidt: “Pabula lactiferis nunc praebent pascua vaccis sqammigeris olim qua dabat unda domum”.
In vertaling: “Waar eens het water aan de geschubde vissen een woonplaats bood, verschaffen nu de weiden voedsel aan melkgevende koeien”.
De aloude biddag
Op de keerzijde van de penning is ook een opschrift in het Latijn aangebracht. Die tekst luidt in vertaling:
“Toen een eeuw was voorbijgegaan, sinds het Beemstermeer door de voorvaderen met schranderheid en ongelooflijke ijver was drooggemaakt en de landerijen door deze nuttige arbeid verworven, waren toegewezen, hebben op de dag van de toewijzing zelf, Baljuw, Dijkgraaf en Heemraden hun geloften als opnieuw afgelegd. 30 juli 1712.”
Dat klopt allemaal precies. Op 30 juli 1612 vond namelijk de verloting van de kavels nieuw land plaats onder de investeerders in het kasteel Purmersteijn te Purmerend. Daartoe trok een landmeter met opgestroopte mouwen uit een pot een briefje met het nummer van een kavel land en uit een andere pot een briefje met een naam van een geldschieter. Deze dertigste juli werd de biddag waarop ieder jaar de droogmaking werd herdacht.
Penning 1612-1812 kwam er nooit…
Bij het 200-jarig bestaan van de Beemster in 1812 probeerde het toenmalige polderbestuur weer een penning te laten slaan. Dat mislukte helaas. In Amsterdam waren geen vaklieden meer te vinden die het stempel voor een dergelijke penning konden snijden. Daarom werden contacten gelegd in Parijs. De Franse stempelsnijders bleken verschrikkelijk duur. Bovendien waren er problemen met de wapens. Die moesten destijds officieel door de overheid worden erkend en ook dat was duur. Bovendien ging het allemaal te lang duren.
Maar toch werd het een mooi feest. Op de 30 juli 1812 verzamelde het bijna voltallige polderbestuur zich in het Heerenhuis in Middenbeemster. Vervolgens wandelde het gezelschap naar de kerk. Daar hield ds. G.J. van der Kuyp een leerrede rond Deuteronomium hoofdstuk 32, vers 7: “Gedenkt aen de dagen van oudts, merckt op de jaren van elck geslachte (…)”. De preek viel zo goed in de smaak dat het polderbestuur hem 100 gulden cadeau deed. Bovendien werd besloten de leerrede uit te geven. Dat boekje verscheen in 1813. Zo had men toch een blijvend aandenken aan de viering van het tweede eeuwfeest van de polder.
De gedenkpenning van 1712 is vanaf half april 2012 te zien in het Rijper Museum In’t Houten Huis. Dat organiseert een speciale tentoonstelling ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de Beemster.
Publicatiedatum: 29/02/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.