De eerste korenmolen
Twee jaar na de droogmaking, op 7 oktober 1614, krijgt het dijkscollege van de Beemster van de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om in elk van de vijf geplande kerkdorpen een korenmolen te bouwen. Wel moet een jaarlijkse heffing van 4 gulden aan ‘windrecht’ worden betaald. Het windrecht verzekert de molen van een onbelemmerde windvang, omdat er circa 200 meter rondom de molen geen huizen of bomen mogen staan.
Datzelfde jaar bouwt timmerman Pieter Pietersz. uit Hoorn aan de Middenweg (thans huisnr. 168) in Middenbeemster een standerdmolen. De vier andere korenmolens worden nooit gebouwd.
Pieter Pietersz. timmerman/molenaar
Wanneer Pieter Pietersz. zijn korenmolen bouwt, start zijn overbuurman met de bouw van de nog bestaande buitenplaats Middelwijck. Dit grote herenhuis met zijn vele bomen veroorzaakt ernstige problemen met de windvang. Met zulke vermogende buren durft Pieter Pietersz. zich waarschijnlijk niet op zijn windrecht te beroepen, mede omdat hij deze heffing niet betaalt.
Of de combinatie timmerman/molenaar een goede is, valt te betwijfelen. Al in 1619 beklagen zijn klanten zich ‘dat haer cooren seer grof ende qualijck wort gemaelen bij Pijeter Pijetersen’ en over de hoogte van het maalloon dat hij vraagt.
De molen wordt verplaatst
De problemen met de windvang worden zo groot dat Pieter Pietersz. in 1622 verzoekt met behoud van windrecht de molen te mogen verplaatsen. In hetzelfde jaar koopt hij een huis met erf aan de Middenweg ter hoogte van de huidige D. van Osslaan nr. 6. Daar herbouwt hij zijn standerdmolen. Het mag niet baten: 16 oktober 1625 is Pieter Pietersz. failliet. Een jaar later wordt de molen verkocht.
Het einde van een standerdmolen
Nieuwe molenaars dienen zich aan. Na 1635 wordt er ook brood gebakken. Een vetpot is het molenaarschap nooit geweest, indien mogelijk hebben de molenaars neveninkomsten.
In de nacht van 18 op 19 december 1660 sneuvelt de standerdmolen in een hevige storm. De restanten worden op 22 april 1661 verkocht aan Jacob Annisz. Backer. Hij herbouwt de molen niet op deze plaats, maar voorziet negen jaar lang als broodbakker in zijn onderhoud.
Een nieuw molen, een nieuwe plek
Op 2 mei 1669 koopt Jacob Annisz. twee erven aan de Hobrederweg. Op het ene erf, vlakbij de plek waar nu de molen staat, laat hij een nieuwe achtkantige bovenkruier met drie koppels maalstenen bouwen. Op het andere erf verrijzen een woning en een bakkerij. Al in 1671 verkoopt Jacob Annisz. zijn korenmolen. Eeuwenlang volgen nieuwe molenaars/eigenaren elkaar op.
Teloorgang van een monument
Sinds 1968 staat de molen op de rijksmonumentenlijst en hebben diverse restauraties plaats. In 1987 overlijdt de laatste molenaar. Vier jaar later is de molen een meubeltoonzaal!
De redding
In 2004 blijkt dat de enige korenmolen die de Beemster rijk is, zwaar achterstallig onderhoud vertoont. Er wordt een Stichting opgericht die De Nachtegaal van de ondergang moet redden. Met financiële steun van de gemeente Beemster, Provincie Noord-Holland, VSB Fonds Beemster, Stichting De Jonge Arnoldus, Vereniging De Hollandsche Molen, ondernemers uit de Beemster en vele andere fondsen en personen kunnen de plannen gerealiseerd worden.
Maar…. om de molen een nieuwe toekomst en functie te kunnen geven, is verplaatsing een vereiste. Op 30 september 2010 wordt het molenlijf opgetild en ’vliegt’ De Nachtegaal voor het eerst in zijn bestaan. Hij strijkt neer op het belendende weiland om daar een nieuwe toekomst te beginnen.
Op 18 maart 2014 malen voor het eerst vrijwillige molenaars Beemster graan tot meel. De molenstenen zingen weer!
Bronnen:
N. Th. van der Lee: Korenmolen “de Nachtegaal” Overdruk uit het Jaarboek Waterland 1995
Jaap van der Veen: De geschiedenis van korenmolen De Nachtegaal. Uitgave: Stichting tot behoud van De Nachtegaal 2013
Publicatiedatum: 31/10/2014
Vul deze informatie aan of geef een reactie.