De veengronden rondom Aalsmeer werden vanaf de vijftiende eeuw intensief gebruikt voor de winning van turf. Dit gebeurde door ‘natte vervening’ waardoor er veel veenplassen ontstonden. Vervolgens ging door oeverslag bij deze veenplassen veel cultuurgrond verloren en werden de uitdijende waterplassen een steeds groter gevaar voor de omgeving. In de zeventiende eeuw begon men met het droogmalen van het Stommeer (1650) en Hornmeer (1674). Het grotere Legmeer, ook een verveende polder, werd pas tussen 1877 en 1882 drooggemalen. Dit gebeurde dertig jaar na de droogmaking van het Haarlemmermeer. De nieuwe grond bleek uitermate geschikt voor intensieve teelt van gewassen, bomen en planten. De Aalsmeerder bevolking stapte massaal over van de palingvisserij naar het kweken van fruit, planten en bomen.
>
3 min