Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Wandelen van Schiphol naar Calslagen – deel 2

Een leeuw met een paling in zijn poten. Een landingsbaan in het water. Een predikant die zijn kerk in brand schiet. Het wordt een boeiend tochtje vandaag. De vraag is wat Vrouwentroost te maken heeft met Napoleon. En: Gooide een boze Wim Kan echt zijn lintje in de plas?

Langs de Westeinder naar de ‘heerlijkheid’ van Wim Kan

De bezoeker van de Historische Tuin dwaalt door Aalsmeers groene verleden – de jaren van pakweg 1700 tot het midden van de vorige eeuw. Het begon in en rond dit dorp met de teelt van fruit en het kweken van bomen. Gevolgd door sierheesters, vormculturen, perkgoed, potplanten en snijbloemen. Met als intermezzo de teelt van aardbeien. Met vol beladen tjalken gingen de zomerkoninkjes naar de grote stad.

Tuinders bleven in de afgelopen eeuwen steeds op zoek naar nieuwe kansen. Ze pasten zich aan en speelden in op de trends van de tijd. Het is misschien verbeelding, maar ik zie dat terug in de bebouwing van het dorp. Oude panden staan – soms wat ontheemd – naast strak, modern, ontworpen winkels en kantoren. De karakteristieke kwekerswoning van destijds prijkt naast een chique bungalow. Oud gecombineerd met nieuw. Je zou zeggen dat het geen toeval is dat de meest bekende architect uit het dorp, Berghoef, in zijn creaties traditionele en modernistische elementen wist te combineren.

Het raadhuis van Aalsmeer. Foto: Jan Maarten Pekelharing

Neem het raadhuis, te vinden aan het Raadhuisplein in het hart van het dorp. Ontworpen door de in Aalsmeer geboren Johannes Fake Berghoef (1903-1994). Het dateert uit 1962. Een stoer gebouw dat van buiten gezien een andere, zakelijker, uitstraling heeft dan wanneer je er binnenstapt. Boven op het raadhuis wappert de vlag van Aalsmeer in de kleuren van de aardbei, zwart (grond), groen (blaadjes) en rood (de vrucht).

Leeuw

Berghoef, in 1947 benoemd tot hoogleraar in de architectonische vormleer in Delft, was een veel gevraagde architect, want in hetzelfde jaar dat het raadhuis in zijn dorp open ging, kwam ook het door hem ontworpen ANWB-hoofdkantoor in Wassenaar gereed. Het gemeentehuis in Hengelo is een andere belangrijke creatie van Berghoef.

Maar alleen op de gevel van het raadhuis van Aalsmeer, aan de kant van het water, is een stenen reliëf aangebracht. Je herkent in dit kunstwerk van Jan Willem Rädecker (1924-2009) meteen een leeuw. Deze Rädecker heeft ook de beide leeuwen gemaakt die naast het nationaal monument op de Dam in de hoofdstad staan. Echter alleen de leeuw van Aalsmeer heeft een aal (paling) in zijn voorpoten. De aal van Aalsmeer.

Werkbezoek door gemeenteraadsleden en diverse hoogwaardigheidsbekleders in 1960 tijdens de bouw van het nieuwe raadhuis in Aalsmeer. In het midden de toenmalige burgemeester G.G. Loggers en met witte jas de architect prof.ir. J.F. Berghoef. Noord-Hollands Archief / Collectie van , inventarisnummer NL-HlmNHA_1448_01946

Op de vorige etappe passeerden we op de Aalsmeerse Lijnbaan een kerk, ontworpen door Berghoef.

Op zijn tekentafel hebben ook enkele woningen aan de Stommeerweg vorm gekregen – we zien ze straks tijdens deze tocht. Jennifer Meyer, die promotieonderzoek heeft gedaan naar Berghoef, constateerde dat in zijn werk zowel traditionele en als modernistische elementen te vinden zijn. Hij heeft een eigen stijl weten te ontwikkelen, waarbij hij zijn ontwerpen probeerde aan te laten sluiten bij de traditie. Een stijl die past bij dit dorp waar hij in 1962 tot ereburger werd benoemd. Na de oorlog heeft Berghoef zich ook ingezet voor o.a. woningen in systeembouw. In Amsterdam-Slotervaart bijvoorbeeld.

Prentbriefkaart uit 1932 van de Stommeerweg. Noord-Hollands Archief / Collectie van foto’s van de gemeente Aalsmeer, inventarisnummer NL-HlmNHA_1448_02726.

Gijzeling

Van het Raadhuisplein leidt de Stationsweg naar het station. Aan deze weg zat jarenlang de Aalsmeerder Courant, destijds een veel gelezen lokaal abonnementsblad. Hoofdredactrice Steenstra haalde in september 1973 plots de landelijke pers. Zij was in haar redactiekamer aan de Stationsweg maar liefst twee uur lang gegijzeld met het mes op haar keel.

Na onderhandelingen met de politie bleek de gijzelaar, een verwarde man met proefverlof, bereid om met de hoofdredactrice hand in hand naar het politiebureau te wandelen. Het gebouw van de inmiddels verdwenen krant is nu een kantoor.

Komst stoomtrein

Wandel in gedachten even verder mee terug in de tijd.  Naar Pinksteren 1915, eind mei. Het was ‘meer dan fraai weer’ constateerden de kranten toen. Iedereen wilde er op uit. Het nieuwe spoorlijntje naar Aalsmeer raakte daarom ‘overstroomd’ met Amsterdammers, aldus de krant. ‘Den eersten dag vervoerde het nieuwe spoorlijntje (-) vanaf het station Willemspark 44.000 passagiers en den tweeden dag 60.000.’ Station Willemspark (later Haarlemmermeerstation geheten) was het enige station vanwaar je van Amsterdam naar Aalsmeer kon rijden.

Prentbriefkaart van het kopstation Aalsmeer in 1917. Noord-Hollands Archief / Collectie van prentbriefkaarten van de Provinciale Atlas Noord-Holland, inventarisnummer  NL-HlmNHA_162_2452_297.

Het volgepakte treintje uit Amsterdam was overigens niet het eerste dat het bloemendorp binnen is komen tuffen. In de zomer van 1912 was de lijn van Hoofddorp (en daarmee ook Haarlem) naar Aalsmeer namelijk al in gebruik genomen. Dat grootse moment had voor enkele dagen feest gezorgd in het dorp.

Schaatsliefhebbers

De allereerste trein die uit Hoofddorp hier binnen reed was door Aalsmeerse kwekers uitbundig met bloemen opgetuigd. Tuinders koesterden hoge verwachtingen van de ontsluiting van hun dorp door het spoor. Ze mikten met name op een stijgende afzet voor hun snijbloemen. Pas in 1915 was het zover dat het Haarlemmermeerse spoorwegnet eindelijk kon worden doorgetrokken naar Amstelveen en Amsterdam.

Rond de kerstdagen in 1938 was het hier op het stationnetje een drukte van belang met fervente schaatsliefhebbers. Op de Westeinderplassen waren namelijk ijsbanen uitgezet. De krant meldde dat op de Kleine Poel het ijs voortreffelijk was. Het bleef niet bij die ene strenge winter vol schaatspret, want in februari 1940 waren er speciale schaatswedstrijden in Aalsmeer uitgeschreven voor militairen van leger en vloot.

Varen naar de loswal

Aalsmeer had een kopstation gekregen, getekend door de architect en latere hoogleraar J.G. Wattjes (1879-1944). Hij had gekozen voor een hoofdgebouw, geflankeerd door twee lagere vleugels. Tegenover het station kwam een loswal, waarheen over de weg rails was gelegd. Tuinders konden met hun pramen varen tot naast de daarheen gerangeerde goederenwagons.

De Stationsweg was versierd tijdens de spoorfeesten in Aalsmeer op 2 augustus 1912. Noord-Hollands Archief / Collectie van

De loswal van toen dient nu als parkeerplaats, want het station is in 1950 voor het passagiersvervoer gesloten. Voor transport van hoofdzakelijk kolen ten behoeve van verwarming van de kassen bleef een deel van het spoorwegnet nog enige tientallen jaren langer in gebruik. Het station aan de Stommeerweg is een rijksmonument.

Boomkwekerskerkhof

Naast het station, slechts daarvan gescheiden door de Gerberastraat (we zijn in het bloemendorp, nietwaar), vind je het Boomkwekerskerkhof. Bij mijn weten het enige kerkhof met zo’n naam in het land. Deze openbare begraafplaats werd in 1875 in gebruik genomen en dat was de periode dat Aalsmeer naam maakte als kwekerij van o.a. fruit- en vormbomen. Meren rond het dorp waren vrijwel alle drooggelegd, wat het einde had ingeluid van het bestaan van veel vissers en turfstekers. Wat te doen?

Het antwoord was het verbouwen van groente en fruit (aardbeien!), het kweken van bomen en o.a. de buxus. Fraaie bomen en planten die prima pasten in een park of in de tuin van een buitenplaats.

Het Boomkwekerskerkhof in Aalsmeer. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

En zo kon het gebeuren dat op dit kerkhof met ongeveer honderd graven veel dorpelingen te ruste zijn gelegd die met het laten opgroeien van bomen hun brood hadden verdiend. Op het inmiddels gesloten kerkhof groeien enkele bijzondere bomen, zoals de pluimiep, bergiep, moerascypres en natuurlijk staat er de taxus. Pakweg honderd jaar heeft dit kerkhof dienst gedaan.

In de eerste decennia van de vorige eeuw was het met de ‘booming’ bomentijd van Aalsmeer afgelopen. Snijbloemen en potplanten brachten inmiddels meer op. Dankzij het stijgen van de lonen hadden steeds meer stedelingen wel enkele kwartjes over voor een bloemetje in huis. En daar speelden de ondernemende kwekers soepel op in.

Modern en traditioneel

Langs de Stommeerweg passeren we enkele opvallende woningen, zoals het ‘Witte Huis’ (Stommeerweg 18-20) uit 1913, ontworpen door de architect J. Munnik. Niet door Berghoef, want hij was toen nog een tiener. Maar een tiener met talent. Zijn opleiding kreeg de jonge Berghoef aan de Technische Hogeschool in Delft. Praktijkervaring deed hij op in onder meer zijn  geboortedorp met bijvoorbeeld een uitbreiding van de grote bloemenveiling Bloemenlust aan de Oosteinderweg. Dat was het eerste grote project waar Berghoef bij betrokken raakte.

Het Witte Huis aan de Stommeerweg, daterend uit 1913. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Aan de Stommeerweg 45-47 staat een dubbele kwekerswoning die Berghoef ontwierp voor de gebroeders Willem en Jacob Maarse. Het uit 1935 daterende gebouw staat aan de voet van de dijkweg. Het is, constateerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, een gaaf gebleven voorbeeld van een woning uit het tweede kwart van de twintigste eeuw in de trant van de Delftse School. De dubbele woning maakt bovendien deel uit van de geschiedenis van de bloemkwekerij.

Door ir. Berghoef ontworpen kwekerswoning in de Stommeerpolder. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Het Stommeer is omstreeks 1650 droog gemalen. Met windmolens, want stoomgemalen bestonden nog niet. Wel bijzonder is dat hier aan het Stommeer de eerste molen in de buurt van Amsterdam is gebouwd waarbij het water met behulp van een vijzel omhoog werd gepompt. Na de drooglegging van de plassen en meren rond het dorpshart van Aalsmeer kwamen in de vorige eeuw uitgestrekte kwekerijen. Van verre herkenbaar aan de hoge schoorstenen van de kachels die de kassen moesten verwarmen.

Slechtvalken

Het meest opzienbarende gebouw in het dorp is zonder twijfel de watertoren aan de Kudelstaartseweg, het verlengde van de Stommeerweg. Met zijn ruim vijftig meter hoogte is het een baken voor elke zeiler op de Westeinderplassen. Het gevaarte is een ontwerp van ir. Hendrik Sangster (1892-1971), een architect die tal van watertorens op zijn naam heeft staan. Vele in art-decostijl, net als deze Aalsmeerse uit 1927.

Schaatsers op de Westeinderplas, 1991. Rechts de Watertoren. Noord-Hollands Archief / Collectie van

De gemeenteraad heeft besloten dat deze markante toren niet commercieel geëxploiteerd wordt en voor het publiek toegankelijk moet blijven. Het gebouw dient nu o.a. als trouwlocatie en sinds een aantal jaren ook als nestgelegenheid voor een paartje slechtvalken. Aan de voet van de watertoren, onder aan de dijk, is het Flower Art Museum ondergebracht in de vroegere waterkelder.

Midden vorige eeuw was het met de bouw van watertorens gedaan, ze waren na de installatie van elektronisch geregelde pompinstallaties niet meer nodig om hoge gebouwen  van leidingwater te voorzien. Gelukkig is de vertrouwde watertoren blijven staan – net als een karakteristieke kerktoren een oriëntatiepunt in het landschap.

Vrouwentroost

De weg naar Kudelstaart volgend komen we in de buurtschap Vrouwentroost. In dit deel van Amstelland hebben vrouwen blijkbaar een belangrijke rol gespeeld. Aan de Amstel, bij het dorpje De Kwakel iets verderop, heb je namelijk de buurtschap Vrouwenakker. En hier treffen we dus Vrouwentroost. Waar de naam vandaan komt, is niet met zekerheid te zeggen. Een boerderij op dit kruispunt van wegen heette overigens wel Vrouwentroost.

De boerderij “Vrouwentroost”, melkveehouderij van de familie P. de Kuijer aan de driesprong Kudelstaartseweg/Geniedijk. Foto uit het midden van de vorige eeuw. Noord-Hollands Archief / Collectie van

Maar er is ook een aandoenlijke verklaring uit de zestiende eeuw, want toen zou een adellijke dame uitgerekend op deze hoek met haar koets te water zijn geraakt. In de boerderij werd zij liefdevol getroost en daar kon ze weer bij komen. Vandaar de naam Vrouwentroost voor deze hoek. Nee hoor, beweren anderen, de naam dateert uit de tijd van Napoleon. Hier namen mannen die opgeroepen waren om met de veldheer mee op veldtocht naar Rusland te trekken, afscheid van vrouw en kroost.

Luchtschip

Vrouwentroost en soldaten bleek ook eind negentiende eeuw een goede combinatie. Want hier verrees een fort als onderdeel van de verdedigingslinie die rond Amsterdam werd gelegd. Strategisch gelegen op het kruispunt van wegen naar Aalsmeer, Amstelveen en Leimuiden (en vandaar naar Leiden) en aan de oever van de Westeinderplas. Het stoere bouwwerk was in 1906 af.

Kapt. v.d. Wal geeft cursus Hoefbeslag in mobilisatie periode 1914-1918 bij de schuur bij Fort Kudelstaart. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp, inventarisnummer NL-HlmNHA_Hmr_05664

In september 1915, de spoorlijn van Aalsmeer met Amsterdam was sinds kort volop in bedrijf, schreef het socialistische weekblad De Arbeider dat boven dit fort door een schildwacht een luchtschip was gezien. Er zouden vanuit een zeppelin op lage hoogte zelfs foto’s zijn geschoten. En dat terwijl rond ons land de Eerste Wereldoorlog woedde.

Het weekblad meende ook te weten dat een jaar tevoren een vreemde officier met stafkaarten in een koffiehuis in de buurt was gesignaleerd. Hij zou geïnformeerd hebben of het fort een bezetting had. En dan was er het verhaal dat twee Duitsers met kaarten en allerlei instrumenten aan boord rond op de Westeinder bij het fort hadden gevaren. Dreigde ons land in de oorlog getrokken te worden? De  Arbeider: ‘Wij willen dit alles gaarne gelooven. Als Duitschland ons landje kan pakken, dan doet hij dat.’

Golven slaan gaten in de dijk

Met oog op het oorlogsgevaar was in dit fort een eenheid van ruim driehonderd militairen ondergebracht. En dat was tijdens een zware zuidwesterstorm in februari 1916 een gelukje. De golven van de plas sloegen toen bijna over de dijk. De fortcommandant waarschuwde de burgemeester die op zijn beurt besloot de veldwachter op onderzoek uit te sturen. De Westeinderplas stond inderdaad zo hoog dat er alarm werd geslagen. Zelfs de soldaten die op het station stonden om de trein naar Amsterdam te nemen, moesten terstond terug naar het fort.

Militairen en burgers versterkten de dijk met in allerijl aangerukte zakken zand. Bij Calslagen waren al gaten in de dijk geslagen! De snelle actie voorkwam dat de dijk het begaf en de hele Zuider-Legmeerpolder blank kwam te staan.

Het fort bij Kudelstaart met de jachthaven. Deze foto dateert van rond 1975. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp, inventarisnummer NL-HlmNHA_Hmr_09728.

Het fort in Vrouwentroost diende na de Tweede Wereldoorlog jarenlang als jachthaven voor militairen, totdat het terrein in 2015 aan de gemeente Aalsmeer werd verkocht. Momenteel is er druk overleg gaande over plannen om het fort en nabije omgeving een nieuwe, passende, bestemming te geven.

Verschoven hart

In wat nu Vrouwentroost is, klopte van oudsher het hart van Kudelstaart. Van hier heeft in de eeuwen voordat het grote Legmeer was droog gemalen, een pad gelopen naar De Kwakel. Een kerkpad. Het moet soms een barre tocht zijn geweest van De Kwakel naar Vrouwentroost. Eind achttiende eeuw had het water van de uitgegraven veenplassen soms het pad volstrekt onbegaanbaar gemaakt. Dat werd steeds erger.

Daarmee verloor het kerkje een zeer groot deel van de gelovigen uit Uithoorn en De Kwakel. Op een kaart van rond 1850 staat de kerk nog aangegeven, in 1864 is de kerk in Vrouwentroost echter afgebroken.

De kerk van Kudelstaart van opzij, getekend in 1731. Op het middenplan boerderijen met rieten daken. Op de voorgrond links in een weiland een melker met juk, op de rug gezien, en schapen. Noord-Hollands Archief / Collectie van prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas Noord-Holland, inventarisnummer NL-HlmNHA_359_1860

Rond de tijd dat het fort werd aangelegd verschoof het centrum van Kudelstaart een dikke kilometer naar het zuiden. Naar de buurt rond het in 1870 ingewijde rooms-katholieke kerkje. In 1853 mochten er officieel weer rooms-katholieke kerken verrijzen. Om dat te accentueren kwamen er in het land kerken met torens die tot de wolken lijken te reiken. In Amstelland is een mooi voorbeeld daarvan de torenspits van de kerk van Pierre Cuypers in Bovenkerk.

De in Aarlanderveen, niet ver hier vandaan, geboren Theo Asseler (1823-1879) had voor een aantal van zijn kerken gekozen voor een meer bescheiden, vriendelijker ogend, ontwerp. Zo eentje is de Johannes de Doperkerk aan de Kudelstaartseweg die in 1870 hier is verrezen. In de toren vallen neoromaanse elementen te herkennen.

Sconedorp

In zeer oude geschriften heet Kudelstaart Sconedorp, maar sinds midden dertiende eeuw wordt dit gebied ook aangeduid als Kudelstert. Dat was de tijd dat de eerste verveners zich hier vestigden. De oude naam Kudelstert zou zijn voortgekomen uit het een samenvoeging van de woorden cudele (kuil) en stert (staart). Een laag gelegen smal stukje land in de uiterste hoek van het bezit van het bisdom dus.

De Johannes de Doperkerk aan de Kudelstaartsew.eg, met de wit gepleisterde pastorie. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Kudelstert/Kudelstaart was letterlijk een grensgeval, want tot pakweg 1800 viel het deel ten westen van de dijk (de Kudelstaartseweg) in het gebied van de graaf van Holland. Het land ten oosten van de dijk behoorde tot de bisschop (Utrecht).

‘Veilige haven’

Schuin tegenover de rooms-katholieke kerk van Theo Asseler ligt aan de Westeinderplas een jachthaven waar eind augustus 1938 de kranten enthousiast over schreven. Het gerenommeerde dagblad Algemeen Handelsblad meldde: ‘Aan den prachtigen Westeinderplas, die nu in zijn wilde onstuimigheid een binnenzee gelijkt, is een nieuwe, groote jachthaven verrezen. De heer H. Kersken, die er de ondernemer en de leider van is, heeft te Kudelstaart een zeer gelukkige plek gekozen voor de vesting van dit watersport-centrum, dat door de uitvoering een verrijking van de omgeving is geworden.’

Deze jachthaven, zo wist Het Volksdagblad, besloeg een oppervlakte van drie hectaren en was door een stuwdam van tweehonderd meter lengte van de Poel gescheiden. Het was daarmee toen de grootste particuliere jachthaven van ons land. De directeur van de jachthaven liet weten zijn zeilmakerij uit Amsterdam hierheen te willen verplaatsen.

Een doorkijkje in het brede, lage complex van de jachthaven die Berghoef heeft ontworpen. Foto: Jan Maarten Pekelharing

Architect Jan Jans schreef in januari 1940 in ‘De Jonge Bouwer’ dat hij in Kudelstaart het antwoord had gevonden op de vraag hoe een bouwwerk aan het water er eigenlijk uit moet zien: namelijk een jachthaven met haventjes en bijgebouwen zoals van architect Berghoef. Berghoef had naar eigen zeggen de gebouwen een min of meer besloten karakter gegeven met een lange voorhof, waardoor de wijdte van het water des te meer verrast.

Jan Jans: ‘Alle onderdelen zijn zeer eenvoudig, zonder opgeplakte topgevels en dergelijke.’ Hem trof de intimiteit van het geheel. Jan Jans: ‘’t Is zo als Berghoef dat wilde, een veilige haven.’ Hoe meer je er naar kijkt, constateerde architect Jans, ‘hoe mooier het wordt.’

Watervliegtuig

Het was niet een opvallend jacht dat in maart 1939 in de jachthaven van Kudelstaart alle bekijks trok, maar een watervliegtuig. Het restaurant bij de jachthaven zat vol met belangstellenden om de dobberende Taylor Cub in de haven te bewonderen. Het blad Vliegwereld schreef in maart 1939 dat het overigens alleen ‘aan Hoekstra met zijn niet te zware, jonge vrouw gelukt om met twee personen los te komen.’ Anderen lukte het die dag niet, zelfs niet als ze hun zware portemonnee hadden afgegeven, om met een instructeur mee de lucht in te kunnen.

Noodlanding in1928 van een watervliegtuig van het vliegkamp “De Mok” op het Noorder Buiten Spaarne (bij Jan Gijzenvaart) bij de jachthaven i.v.m. warmlopende propeller. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, inventarisnummer NL-HlmNHA_17077

Deze demonstratie gaf sportvliegers de aanzet om aan de gemeenteraad toestemming te vragen om een deel van de Westeinderplas als start- en landingsterrein te mogen gebruiken. Voorlopig niet op zaterdag of zondag, zeiden ze. Watervliegtuigen op hun Westeinder? De zeilers moesten daar niet aan denken. De sportvliegtuigjes zouden immers zo maar op iemands zeilboot kunnen vallen.

Landen op de plas

Maar hebben jullie wel eens een watervliegtuig van nabij gezien, vroegen de sportvliegers aan de zeilers. Wilt u niet eens een demonstratie met watervliegtuigen meemaken? Nee, luidde het antwoord van de zeilers volgens Vliegwereld, en ze wensten er ook geen kennis mee te maken.

De Aalsmeerse gemeenteraad concludeerde dat de zeilers zich verzetten tegen iets dat ze niet kenden en ook niet wilden kennen en verleende toestemming aan de watervliegers om op de Westeinderplas te landen en op te stijgen. De eerste proefvluchten hebben inmiddels plaats gehad, aldus Vliegwereld en die hadden ‘een zeer bevredigend verloop.’ De jachthaven in Kudelstaart bood de sportvliegers alle comfort.

De Westeinderplas met de jachthaven, gezien vanaf de loswal in Kudelstaart. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Wandel of fiets (in gedachten) mee van de Kudelstaartseweg rechtsaf de Herenweg op. Je hebt van de loswal een goed zicht op het maritieme centrum van Kudelstaart rond de jachthaven van de destijds jonge Aalsmeerse architect Berghoef.

Heerlijkheid

De Herenweg vormt de dijk tussen de Westeinderplas en de Zuider-Legmeerpolder. Het laatste deel van deze bescheiden etappe brengt ons naar het hart van de vroegere heerlijkheid Calslagen. Calslagen, toentertijd ook wel Burggraven geheten, komt al voor in geschriften uit de twaalfde eeuw. Calslagen ligt nu aan het water van de Westeinder, maar indertijd had je uitgestrekte stukken land tussen Calslagen en het immense Haarlemmermeer.  De Westeinderplas is sinds de vijftiende eeuw ontstaan na het weggraven en opbaggeren van veen door de turfstekers.

Van oudsher hoorden Calslagen en Bilderdam bij elkaar. De band van Calslagen met Bilderdam en de Tolhuissluis (waar Amstel en Drecht samenvloeien) verdween echter ten tijde van het vervenen van de Zuider-Legmeer. Van het zuiden van Calslagen naar Bilderdam loopt een hoogbejaarde dijk. Opgeworpen rond 1165 in opdracht van graaf Floris III om Holland te beschermen tegen overlast van rivierwater uit Duitsland. De monding van de Oude Rijn bij Katwijk slibde in de twaalfde eeuw dicht en dus zocht het water een andere uitweg naar zee. Daar kreeg het laag gelegen Holland veel last van. Deze dijk van Floris III was de ‘landscheiding’ tussen het gebied dat de graaf bestuurde en dat van de bisschop in Utrecht. Tegenwoordig is de dijk de grens tussen de provincies Noord- en Zuid-Holland.

De dijk van graaf Floris III tussen Bilderdam en Calslagen, opgeworpen in 1165, is nu de grens tussen Noord- en Zuid-Holland. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Ten tijde van het gedoe tussen de graaf en de bisschop over het teveel aan rivierwater en de aanleg van de dijk was ook de vraag waar Calslagen bij moest horen? Na uitgebreide discussie kwamen de heren overeen dat dit dorpje, omdat het van oorsprong een Hollandse ontginning was, bij Holland zou blijven. En dat terwijl Kudelstaart toen in het uiterste puntje van het gebied van de bisschop viel. En om het ingewikkeld te maken in dit grensgebied behoorde het dorp Aalsmeer tot het Holland van de graaf.

Wol spinnen

De  ambachtsheerlijkheid Calslagen kwam in de vijftiende eeuw in particuliere handen. In die tijd zouden inwoners hier in de wintermaanden wanneer er op het land weinig te doen viel, wat hebben verdiend met het spinnen van wol ten behoeve van de Leidse lakenindustrie.

Uitsnede van een kaart die landmeester Melchior Bolstra heeft getekend in 1739/1740 in opdracht van de dijkgraaf en hoogheemraden van Rhynland. Kalslagen is te vinden ongeveer in het midden van de uitsnede met daar rechts boven Kudelstaert. Door wat nu de Westeinderplas is, loopt een weggetje naar Leymuyden. De originele complete kaart is te vinden in het Noord-Hollands Archief (Inventarisnummer NL-HlmNHA_560_001093_XL).

Een heerlijkheid is een gebied waar een heer (of erfvrouw) of stad bepaalde rechten had. Wie een heerlijkheid bezat, kon die naam aan zijn familienaam toevoegen. Steden kochten vroeger vaak heerlijkheden om op die manier te voorkomen dat andere ambachtsheren het hun hier moeilijk zouden kunnen maken. Denk bijvoorbeeld aan het in de heerlijkheid heffen van tol, of het opleggen van boetes.

De ambachtsheer was niet de eigenaar van het grondgebied van een heerlijkheid, al kon hij er wel bezittingen hebben, maar had alleen bepaalde rechten. In 1701 kocht de stad Haarlem deze heerlijkheid, vermoedelijk omdat het stadsbestuur dit punt aan het eind van het Haarlemmermeer strategisch van belang vond. Dat kostte Haarlem toen zestienduizend gulden. De Leydsche Courant berichtte eind juli 1851 dat de ambachtsheerlijkheden Calslagen en Bilderdam voor 350 gulden door het stadsbestuur van Haarlem waren verkocht een ene J. van der Voort.

Westeinderplas

Aan de Herenweg in Calslagen stond al in de zestiende eeuw een protestants kerkje; de rooms-katholieken kerkten in Kudelstaart. Een van de predikanten, ds. Van Hengel, die hier in 1803 kwam werd later benoemd tot hoogleraar in de godgeleerdheid in Leiden. Dat meldt althans het Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken. Het verhaal gaat dat de predikant (of dat Van Hengel was, is niet duidelijk) het rieten dak van zijn kerkje in brand heeft gestoken bij een poging een groepje mussen weg te jagen. Niet alleen de kerk raakte daardoor verwoest, maar ook de pastorie en zes andere woningen.

Tot herbouw van de kerk in Calslagen is het niet meer gekomen. De hervormde gemeente werd in 1810 samengevoegd met die van Leimuiden. In Leimuiden is een klok van ongeveer 60 cm doorsnede aangetroffen die vermoedelijk sinds 1601 had geluid in het kerkje van Calslagen.

Monument bij het fundament van het vroegere kerkje van Calslagen. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

‘Liefijk dorp’

In 1827 gingen de restanten van het kerkje aan de Herenweg tegen de vlakte. Maar je ziet hier nog altijd de fundering van de kerk liggen met een aantal oude grafstenen waarvan de meeste uit de zeventiende eeuw dateren. Bij dit monument staat onder een oud prentje het rijm: ‘Calslagen legd in Rijnlandenoord, brengt turf en granen voort, ja hoewel nederig van stand, nochtans een lieflijk dorp in het grijze Nederland’.

In 1840 telde de gemeente Calslagen zo’n tweehonderd zielen, waarvan ruim dertig in Calslagen zelf huisden en de overige in Bilderdam en langs de oever van de Amstel.

Het wapen van de in 1854 opgeheven gemeente Calslagen toont drie eendjes met de kleuren azuur en goud.

Oude tekening van het dorpje Calslagen.

De meest beroemde inwoner van Calslagen in al de eeuwen van deze heerlijkheid is zonder twijfel Wim Kan (1911-1983), de cabaretier die aanvankelijk alleen voor de radio, later ook via tv, grote bekendheid kreeg met zijn oudejaarsconferences. Zijn vrouw, Corry Vonk (1901-1988) en hij hadden een mooi huis aan de plas gekocht. Hier, in zijn zogenaamde tuinhuisje met zicht op het water, schreef en schaafde Wim Kan aan zijn cabaretteksten. En tussen de bedrijven door trok hij de plas op. Onder meer met zijn kano.

Zwembroek van Henk

In zijn dagboeken noteerde hij op dinsdag 18 juni 1974 samen met de showjournalist Henk van der Meyden in de jachthaven van Kudelstaart foto’s te hebben bekeken van een eerdere ontmoeting. Daarna voer Wim Kan met Van der Meyden mee met diens jacht Privé de plas op. Wim Kan: ‘Op mijn verzoek voor anker midden in de Westeinder. Koel, helder water. Zwembroek geleend van Henk van der Meyden’ en toen lekker gezwommen.

Wim Kan en Corry Vonk kregen in 1962 door de burgemeester van Aalsmeer de koninklijke onderscheiding in de Orde van Oranje Nassau opgespeld. Wim Kan was in de Tweede Wereldoorlog door de Japanners gevangen genomen en in Birma in een interneringskamp aan het werk gezet. Ziedend was Wim Kan toen hij hoorde dat koningin Juliana in 1971 besloot de Japanse keizer Hirohito te ontvangen. De keizer bracht namelijk een bezoek aan ons land. In een woedende bui besloot Wim Kan volgens een hardnekkig verhaal de hem en zijn vrouw toegekende Verzetsster Oost-Azië, door de koningin bij Koninklijk Besluit ingesteld, in de Westeinder te gooien.

Standbeeld van Wim Kan en Corry Vonk, gemaakt door de beeldhouwer Siemen Bolhuis. Het beeld heeft op het Leidseplein in Amsterdam gestaan, maar is vanwege een herinrichting van dat plein verplaatst naar de geboorteplaats van Wim Kan: Scheveningen. De foto is van Martin Alberts, geschoten op 15 maart 1995. Collectie Stadsarchief Amsterdam, afbeeldingsbestand 010122029392

Helaas, het verhaal van het in de Westeinderplas gooien van een koninklijke onderscheiding blijkt niet te kloppen. In zijn dagboek noteerde Wim Kan wel toen hij hoorde dat koningin Juliana keizer Hirohito op Soestdijk zou ontvangen: ‘Verzetssterren terug. Oranje Nassau terug.’ In de Westeinder zal je vergeefs naar deze lintjes van hem zoeken.

Het enige dat in de buurt van hun vroegere woning aan dit beroemde echtpaar herinnert zijn het Corrie Vonk Pad en de Wim Kan Dreef. Maar in de brasserie van de Kudelstaartse jachthaven hangt aan het plafond een elegante lange kano, Zeepaardje II. Hiermee peddelde de beroemde cabaretier over de Westeinderplas. Naast de deur staan, wat verscholen, de roeispanen.

Auteur: Jan Maarten Pekelharing

Bij het schrijven is dankbaar geput uit informatie van de Stichting Oud Aalsmeer, www.Archieven.nl, www.Delpher.nl en het boek ‘Kudelstaart in oorlogstijd’ van Jan Buskermolen en Dick van Wees.

Publicatiedatum: 12/12/2020

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.