Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

‘Tonnen gouds’ om Legmeer van de kaart te vegen

Waar nu het hart van de Randstad driftig klopt, dommelde eeuwen geleden uitgestrekt waterland onder brede wolkenluchten. Dijkweggetjes doorsneden het Amstellandse meren- en plassengebied. Wie indertijd van Amsterdam naar Leiden reisde, keek uit over Legmeer en Haarlemmermeer. Water, alom water. Totdat midden negentiende eeuw het Haarlemmermeer werd leeg gepompt. Het Legmeer klotste en kabbelde nog als vanouds. Exact 150 jaar geleden maakte koning Willem III daar met een pennenstreek definitief een eind aan.

Bij een zware zuidwesterstorm sloegen vroeger de golven van het Haarlemmermeer over de dijk het Legmeer in. Stel je voor dat, op een gegeven moment de dijk breekt en de watermassa van beide meren vervolgens richting Amsterdam golft! Plaatselijke autoriteiten schreven aan de staten van Holland en West-Friesland ‘zig niet dan met sidderingen en de uyterste aandoening derselver omstandigheden’ voor ogen te kunnen stellen. In de hoofdstad zouden kelders onderlopen. Inderdaad, bestuurders kenden in de tweede helft van de achttiende eeuw zo hun eigen uitdagingen.

Toen de hoge golven van het Haarlemmermeer de stad Amsterdam in gevaar brachten, was het de hoogste tijd om de ‘waterwolf’ te temmen. Droog pompen dus. Intussen rees de vraag of aansluitend het Legmeer moest worden droog gelegd. Het was ooit een betrekkelijk smal langgerekt meertje in een uitgestrekt veengebied. Maar dankzij inklinking van de bodem en het steken – later baggeren – van turf dijde het meertje uit tot een groot plassengebied. Water klotste, golfde en beukte bij stormwinden woest tegen de dijkweggetjes in het waterland rond Amstelveen, Aalsmeer en Uithoorn.

Oude prentbriefkaart met de St. Urbanuskerk aan de Noorddammerlaan, gezien van uit de Legmeer (Beeldbank Noord-Hollands Archief) , 1900-1905. Noord-Hollands Archief – Collectie prentbriefkaarten van de Provinciale Atlas Noord-Holland, Inventarisnummer 628.

Kerkpad weggeslagen

Het water van dit Legmeer was een aanhoudende zorg voor de omliggende dorpen. Het kerkpad tussen Kudelstaart en De Kwakel was al weggeslagen. Aan al dat water had je weinig, voor zo ver je geen visser was. Landbouwgrond zou daarentegen geld kunnen opleveren. Hun knopen tellend kwamen de hoge heren tot de slotsom dat als er voldoende kapitalisten waren die in het project durfden te investeren, dit plassengebied moest verdwijnen. Ze pakten het zo rigoureus aan, dat je niets meer van het oude Legmeer terugvindt. Het werd letterlijk van de kaart geveegd.

Of er nog iets aan het Legmeer herinnert? Tja, hoogstens een straatnaambordje. Of de naam van een wijk, een bedrijventerrein. Hoe prozaïsch wil je het hebben? Het Legmeerse plassengebied was echter geen onbeduidend poeltje. Wie vandaag over de dijken rond het plassengebied van toen wandelt, heeft een ommetje van wel dertig kilometer voor de boeg.

Laten we voor de aardigheid in gedachten beginnen bij de St. Urbanuskerk in Bovenkerk. Die kerk ligt namelijk aan de dijk die vroeger het noorden van het Legmeer afdamde: de Noorddammerlaan.

Op deze kaart van het Hoogheemraadschap Rijnland van rond 1610-1615 is rechts het lange, smalle oude Legmeer te zien. Dat meer is verbonden met het Zijdelmeer, dat naar de Amstel vloeit. Kaart van Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Florisz van Berckenrode, Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand KABA00003000007

Van Hattum

Als je van de St. Urbanuskerk over de Legmeerdijk naar Aalsmeer gaat, passeer je een onopvallend weggetje. Dat bescheiden weggetje leidt van de ene kant van het vroegere Legmeer naar de andere. Dat weggetje is genoemd naar J.C. van Hattum. Was dat een plaatselijke herenboer? Nee zeker niet, want deze Van Hattum (1837-1909) is de baggeraar uit Sliedrecht die het droogleggen van het Legmeerse waterland technisch mogelijk heeft gemaakt. Samen met civiel ingenieur Wiegel, de zoon van de burgemeester van Nieuwer-Amstel (Amstelveen).

Wiegel wist met moeite het vereiste geld bijeen te praten om de klus te klaren. Wil je dit meer van 2400 bunders droog leggen dan heb je wel ‘7 à 8 tonnen gouds’ nodig berekende de in ons land rondreizende Spanjaard Alphonse Esquiros in 1858. Een bunder is ongeveer een hectare. Geldschieters meldden zich, de berekeningen om de klus te klaren werden uitgewerkt. Het wachten was vervolgens op groen licht. Koning Willem III loste met het ondertekenen van de concessie in 1873 in feite het startschot van dit project. Nu 150 jaar geleden.

Straatnaambordje J.C. van Hattumweg in de Noorder-Legmeerpolder. Foto: Jan Maarten Pekelharing.

Zomerpaleis

Het Legmeer zou volgens plan in twee etappes worden droog gelegd. Te beginnen in het noorden, dat is globaal het gebied tussen Uithoorn, Aalsmeer en Amstelveen. Van Hattum werd door de geldschieters benoemd tot directeur van de Maatschappij die beide Legmeerpolders droog moest leggen. Dit was zeker niet zijn enige klus, het grote geld verdiende hij bij de aanleg van het Panamakanaal. Jan Christiaan van Hattum wist een fortuin te vergaren en liet voor zijn gezin een zomerpaleis bouwen in Zeeland. Dat werd destijds wel het ‘Versailles aan de Schelde’ genoemd. Bij de Slag om de Schelde (1944) is dat paleis verwoest. Het enige dat in de door Van Hattum droog gelegde Legmeerpolder herinnert aan deze internationaal befaamde ondernemer is dit wat weggemoffelde weggetje.

Komaan, we vervolgen over de Legmeerdijk onze tocht rond het verdwenen meer. Op naar Kudelstaart. Onderweg passeren we het hedendaagse hectische gedoe op het Aalsmeerse bloemenveilingcomplex. De dijk langs het Legmeer boog op een gegeven moment in westelijke richting. Naar de Westeinderplas. Naar de plek waar nu het fort aan die plas staat, schakel in de Stelling van Amsterdam.

Gezicht op de Noorddam. Op de voorgrond een groot water met twee zeilboten, op de achtergrond huizen, ca. 1800. Noord-Hollands Archief – Collectie 359 – Collectie van prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas Noord-Holland, Inventarisnummer 5508.

Vuurlijn

Tussen de Westeinderplas en het dorpje De Kwakel (nabij Uithoorn) hebben de mannen van Van Hattum een dijk opgeworpen die het droog te leggen Legmeerse plassengebied in tweeën deelde. Deze dijk is later gepromoveerd tot onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Van het fort bij de Westeinder hadden de manschappen visueel contact met de militairen van het fort dat in De Kwakel werd gebouwd.

De weg aan de voet van de dijk kreeg de toepasselijke naam Vuurlijn. Verscholen achter de dijk bij de Vuurlijn konden onze kanonniers de aanstormende vijand onder vuur nemen. Bij dreigend gevaar zou de Zuider-Legmeerpolder onder water worden gezet om de opmars van vijandelijke troepen te bemoeilijken. Dat was althans de opzet, het is er nooit van gekomen.

Op deze uitsnede van een litho uit 1843 met ingekleurde kaart is te zien hoe het Legmeerse plassengebied zich na de turfwinning uitstrekte van Amstelveen tot aan Leimuiden. Kudelstaart is vrijwel geheel door water omgeven. Vervaardigers: A. Bayle en J.M. Huart.  Noord-Hollands Archief, inventarisnummer 61.

Graaf Floris III

Je kan het je nauwelijks voorstellen, maar de Kudelstaartseweg was ooit onderdeel van de belangrijkste verkeersader tussen Amsterdam en Leiden. Wie hier toen liep of reed, kon naar beide kanten van de dijk kijken over uitgestrekte watervlakten. Tenminste nadat de turfstekers hadden toegeslagen, want tevoren kleurden kaarten het gebied nog groen.

Ons ‘Rondje Legmeer’ vervolgend gaan we in Kudelstaart op de driesprong (met natuurlijk van oudsher een café voor de dorstige reiziger) rechtsaf. De Herenweg op. Richting Leimuiden. Iets ten zuiden van de buurtschap Calslagen stuiten we een brede grasdijk die van de Westeinderplas naar het dorpje Bilderdam leidt. Die dijk is in de twaalfde eeuw aangelegd in opdracht van graaf Floris III van Holland. Van Hattum en Wiegel hebben van die dijk dankbaar gebruikt bij de drooglegging van het zuidelijk deel van het Legmeerse plassengebied.

Van de oude dijk uit de tijd van graaf Floris III kon je midden negentiende eeuw over het plassengebied kijken tot aan de Noorddam in Bovenkerk. Lokale historici noemen deze ‘eeuwenoude land- en waterscheiding tussen Amstelland en Rijnland zonder meer de mooiste grasdijk rond Aalsmeer en Uithoorn, met weidse vergezichten over plassen en polders.’ Kortom, een dijk waar je als graaf trots op kunt zijn.

Gezicht op café de Driesprong aan de Kudelstaartseweg in Kudelstaart, 1910. Noord-Hollands Archief, Collectie 162 – Collectie van prentbriefkaarten van de Provinciale Atlas Noord-Holland, Inventarisnummer 28509.

Thamen

Van Bilderdam tot aan het dorpje De Kwakel wierpen de polderwerkers bij de omdamming van de Zuider-Legmeerpolder een nieuwe dijk op die, zij het op enige afstand, parallel liep aan de oever van de Amstel. En via De Kwakel kwam er een dijk naar de Bovenkerkerweg (die op een dijk loopt) bij Uithoorn. Van het dijklichaam in Uithoorn is niets meer terug te vinden, dat is weg geschoffeld bij de verstedelijking van het dorp.

Maar wie aan de noordelijke gemeentegrens van Uithoorn het kruispunt van de Bovenkerkerweg en de Hollandse Dijk weet te vinden, staat in de buurt van het oorspronkelijke Legmeer. Dat meer strekte zich van hier ongeveer vijf kilometer uit in de richting van Bovenkerk. Het meer was enkele honderden meters breed. Via het nog altijd bestaande Zijdelmeer in Uithoorn stond het Legmeer destijds in open verbinding met de Amstel.

Aan de rand van het Legmeer lag een dorpje Thamen. Door het stijgende water (het gevolg van door oxidatie en turfwinning dalend veengebied) konden de brave dorpelingen steeds moeilijker hun doden begraven. Een teraardebestelling had meer weg van een tewaterlating. De dorpelingen hielden het in de zeventiende eeuw definitief voor gezien en bouwden verderop, aan de wat hoger gelegen oever van de Amstel, hun nieuwe Thamen.

Uithoorn aan de Amstel in 1740 met de kerk van Thamen in het verschiet, 1740. Links van het Rechthuis zie je de verbinding van de Amstel met het Zijdelmeer. Noord-Hollands Archief, Collectie van prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas Noord-Holland, Inventarisnummer 5784

25 Miljoen

Niet ver van het nieuwe Thamen, aan de Hollandse Dijk bij de Amstel, verrees een stoer stoomgemaal. In 1876, drie jaren nadat koning Willem III zijn handtekening had gezet onder de concessie tot drooglegging, luidde het stampen en puffen van het gemaal een nieuw tijdperk in voor het Legmeerse plassengebied. Amper een jaar later viel de Noorder-Legmeerpolder (ruim 1400 ha) droog. De eerste percelen grond vonden gretig aftrek. Intussen waren de polderjongens al in de Zuider-Legmeer (ongeveer 925 ha) aan hun karwei begonnen. In 1882 viel ook deze polder droog. Omgerekend in geld van nu vergde de totale klus een investering van pakweg 25 miljoen euro.

Dat hadden de initiatiefnemers Wiegel en Van Hattum eind negentiende eeuw toch maar weten te fiksen. Dagblad Het Vaderland constateerde in 1894 dat zij met het droogleggen van de Legmeerplas ‘den nationalen rijkdom van ons vaderland’ hadden vergroot. De tijd dat er zorgelijk gesproken werd over ‘tonnen gouds’ die nodig waren om dit gebied in te polderen, is inmiddels volledig vervaagd achter het decor van de 21e eeuw met fly-overs, moderne glastuinbouw, denderende vliegtuigen en stampende heimachines. Maar een passerende tractor met een lading suikerbieten op de Hoofdweg in de Zuider-Legmeer herinnert nog even aan vroeger.

Auteur: Jan Maarten Pekelharing

De drooglegging van de Legmeerplassen staat uitgebreid beschreven in het magazine Oud Nuus (Stichting Oud Aalsmeer ) maart 2022 en mei/juni 2022.

Publicatiedatum: 24/07/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.