‘Die wrede waterwolf’
Het uitdijende Haarlemmermeer kende geen genade. Rond 1600 waren de dorpen Vijfhuizen, Nieuwerkerk en Rietwijk (ook wel Rijk genoemd) al door het water verzwolgen. Door turfafgraving van veengronden stonden veel stukken land aan de rand van het Haarlemmermeer onder water. Deze verveende polders werden zonder veel problemen ingelijfd bij het zich almaar uitdijende meer. Dat de situatie zorgwekkend was, blijkt ook uit de woorden van Joost van den Vondel die de ‘Hollandse Leeuw’ aanspoorde om “int Hart dees Wrede Water Wolff” te bijten. Vondel doelde hiermee op de plannen van Jan Adriaensz Leeghwater en Jacob Bartelsz. Veeris om de Haarlemmermeer te bedijken en droog te malen. In hun ambitieuze plan werd het immense meer drooggemalen door 160 molens. Het plan stuitte echter op veel verzet van de steden Leiden en Haarlem. Beide steden hadden belang bij het open blijven van het meer. Leiden vanwege haar lucratieve visrechten en Haarlem verdiende fors aan de tolgelden van passerende schepen die via het Spaarne het Haarlemmermeer bereikten. Derhalve werd de landhonger van de waterwolf nog niet aan banden gelegd.
Aalsmeer in gevaar
In 1700 was het Haarlemmermeer zo’n 16.000 hectare groot. Een eeuw later bedroeg het wateroppervlakte zo’n 18.000 hectare. De situatie werd in de jaren dertig van de negentiende eeuw echt onhoudbaar. Het Haarlemmermeer had op enkele tientallen meters het dorp Aalsmeer genaderd. Bij een nieuwe storm dreigden zowel de Westeinderplassen als het Legmeer opgeslokt te worden. Maar nog steeds werd de noodzaak om de Waterwolf te temmen niet door iedereen gevoeld. Het was Koning Willem I die met de Wet op de droogmaking van de Haarlemmermeer zijn zin doordrukte. Het ontwerp voor de drooglegging werd gemaakt door ingenieur Jan Anne Beijerinck.
800 miljoen m3 aan water
In 1840 ging bij Hillegom de eerste spade in de grond van de 62 kilometer lange ringdijk en vaart rondom het Haarlemmermeer. Na vijf jaar graven was het meer omringd en vanaf 1848 kon stoomgemaal ‘Leeghwater’ bij de Kaag beginnen met het droogmalen. Het water werd geloosd op de Noordzee via een kanaal dat doorliep tot aan Katwijk aan Zee. Een jaar later kreeg dit stoomgemaal hulp van twee gloednieuwe gemalen bij Heemstede (De Cruquius) en bij Badhoevedorp (De Lijnden). Gezamenlijk pompten de drie stoomgemalen ruim 800 miljoen kubieke meter water weg in drie jaar tijd. Dat is evenveel als het huidige jaarlijkse watergebruik van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. In 1852 was de bodem bereikt en werd de nieuwe grond uitgegeven. Dat leverde de staat 8 miljoen gulden op, terwijl de totale kosten voor de droogmaking bijna 15 miljoen gulden bedroeg. Het tekort werd later gedicht door het heffen van extra grondbelasting op de uitgegeven gronden.
De polder krijgt vorm
Gestaag veranderde het drooggelegde meer in een bewoonbaar, agrarisch gebied met twee hoofdkernen: Kruisdorp (het huidige Hoofddorp) en Venneperdorp (later omgedoopt tot Nieuw-Vennep). Vanaf 1855 kreeg het gebied een gemeentelijke status. Werd er aanvankelijk vergaderd in een stolpboerderij, vanaf 1867 was er een officieel gemeentehuis in Kruisdorp. Het oude raadhuis, nu hartje Hoofddorp, doet al een paar jaar dienst als cultureel centrum. De naam ‘waterwolf’ komen we op veel plekken in de Haarlemmermeer nog tegen. Zo draagt een straat in Hoofddorp deze naam, is er een groot onderhoudsbedrijf naar vernoemd, een basisschool en een dorpshuis. En allemaal hebben zij hun bestaan te danken aan het feit dat de ‘Hollandse Leeuw’ van onstuimig water weer vruchtbare grond wist te maken.
Publicatiedatum: 20/03/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.