Dat begon met de eerste museumdirecteur Martinus van Marum. Toen die in juni 1776 in Haarlem een artsenpraktijk wilde beginnen, was hij al benoemd tot lid van de HMW. Een jaar later benoemde de HMW hem tot directeur van de natuurhistorische verzameling: het Naturaliënkabinet. Tegelijkertijd werd een pand gekocht in de Grote Houtstraat waar de collectie werd ondergebracht.
Martinus van Marum
Dit pand werd voor een deel betaald met een lening van Pieter Teyler die als zijdehandelaar en bankier een vermogen verdiend had. Van Marum betrok de benedenverdieping en zou daar tot zijn dood blijven wonen. Toen hij enkele jaren later bij Teylers Museum betrokken raakte, werkte hij dus al voor de HMW.
In 1794 werd Van Marum secretaris van de HMW. Nu was hij de belangrijkste man van de Maatschappij. Hij was belast met het uitschrijven van prijsvragen en het beoordelen van de inzendingen en hij correspondeerde namens de HMW met binnen- en vooral buitenlandse geleerden.
Productie
Van Marum heeft dit werk uitstekend gedaan. De omvang van de correspondentie, het aantal prijsvragen, de impact van de inzendingen: nooit waren ze zo groot als onder zijn leiding. Dat blijkt uit het archief van de Maatschappij. Behalve Van Marum waren soms ook andere bestuurs- en genootschapsleden van Teyler als lid of directeur bij de Hollandsche Maatschappij betrokken.
Publicatiedatum: 20/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.