
De fotografen van ‘De Ondergedoken Camera’- in de oorlog heetten ze natuurlijk niet zo, dat labeltje is er pas later op geplakt – maakten vooral foto’s van Amsterdam in het laatste oorlogsjaar. Dat deden ze op initiatief van verzetsman Tonny van Renterghem en de ondergedoken Duits-Joodse cineast Fritz Kahlenberg. Met name de beelden van de hongersnood werden naar Londen gesmokkeld, om de Nederlandse regering in ballingschap ervan te overtuigen dat voedselhulp door de geallieerden dringend nodig was.

Fotograaf Emmy Andriesse fotografeerde dit jongetje, op weg naar de gaarkeuken. Het is één van de meest iconische foto’s uit de Hongerwinter van ’44-’45. BBWOZ /Universiteitsbibliotheek Leiden.
Sommige foto’s, die door NIOD-onderzoekers René Kok en Erik Somers zijn beschreven in een recent verschenen fotoboek, zouden iconisch worden omdat ze vastlegden hoe groot de hongersnood was. Een voorbeeld is de foto die Emmy Andriesse maakte van een jochie met een leeg pannetje voor zijn buik. De fotografen van De Ondergedoken Camera maakten echter ook foto’s van razzia’s, zoals te zien is op deze foto van twee Duitse soldaten in een verlaten De Lairessestraat.
Een belangrijk facet van de oorlog legden ze niet vast, namelijk de Jodenvervolging, maar daar is een verklaring voor, want toen de fotografen in het laatste oorlogsjaar aan de slag gingen, was de Joodse gemeenschap al uit het straatbeeld verdwenen. Het enige dat aan die gemeenschap herinnert zijn foto’s van het in de Hongerwinter slopen van woningen die door gedeporteerde of ondergedoken Joden waren verlaten. Foto’s die ‘op schrijnende wijze het gemak aantonen waarmee werd aangenomen dat de bewoners toch niet zouden terugkeren,’ zo schrijven de NIOD-onderzoekers.

Twee leden van de Duitse Ordnungspolizei maken in een uitgestorven De Lairessestraat jacht op mannen, die naar Duitsland kunnen worden gestuurd om er in de oorlogsindustrie te werken. Fotograaf Cees Holzapffel maakte deze foto begin 1945 vanuit zijn ouderlijk huis in de De Lairessestraat 112. NIODD, BBWO2.
De initiatiefnemers van De Ondergedoken Camera, Fritz Kahlenberg en Tonny van Renterghem, opereerden vanuit de Michelangelostraat 36 in Amsterdam-Zuid, dat een verzetshaard was. Ook Joodse onderduikers en neergeschoten geallieerde vliegers doken daar onder. Fritz Kahlenberg, zoon van één van de oprichters van de beroemde Ufa-filmstudio in Berlijn, was naar Amsterdam vertrokken toen Hitler aan zijn opmars bezig was. Hij vond er werk in de filmwereld, maar nadat de Duitse troepen ons land waren binnengevallen, organiseerde hij in het hele land vertoningen van ‘vaderlandslievende’ films. Toen de Duitse politie bij zijn ouders, die inmiddels ook naar Amsterdam waren uitgeweken, naar hem informeerde, besloot hij onder te duiken en werd hij actief in het verzet. Hij vervalste onder andere persoonsbewijzen van psychiatrische patiënten die toch niet meer op straat kwamen en plakte daar een andere foto op.
In de Michelangelostraat, waar hij een zolderkamer kon betrekken, ontmoette Kahlenberg Tonny van Renterghem, die uit een deftige familie in de Museumbuurt afkomstig was. Van Renterghem was een jonge legerofficier die na de Duitse inval al vrij snel actief werd in het militaire verzet.
Naast het vastleggen van het dagelijks leven, had het verzet ook behoefte aan nauwkeurige informatie over de Duitse aanwezigheid in Amsterdam. Die foto’s moesten natuurlijk heimelijk worden genomen. Soms fotografeerden ze vanuit een fietstas, soms droegen ze de Rolleiflex onder hun overjas, maakten die open als de kust veilig was, stelden de camera in en maakten snel een foto. Als er voor het verzet foto’s moesten worden gemaakt van militaire objecten, ging er wel eens een bewapende man mee voor het geval er iets mis zou gaan, maar die hoefde gelukkig nooit in actie te komen.

Begeleid door een verzetsman op de fiets arriveert Jerry Uriot met een koffer vol wapens in de Michelangelostraat 36. Op dit adres zaten onderduikers en werden verzetsactiviteiten gepleegd. Foto: Fritz Kahlenberg, NIOD, collectie Bob Uriot.
Bezetting wende snel
Fotograaf Ad Windig was een van de fotografen die opdracht kreeg het dagelijks leven vast te leggen, wat nog niet zo eenvoudig was. ‘Je had van alles te fotograferen wat er normaal niet was,’vertelde hij de NIOD-onderzoekers. ‘Maar dan moest je je ook wel degelijk realiseren wat het andere was, want je wende zo gauw aan het straatbeeld dat er toen was: mensen die in rijen voor een winkel stonden, dat er in winkels een kaarsje brandde in plaats van dat er licht was.’ Kahlenberg zou dat later bevestigen. ‘Het klinkt misschien gek, maar je ging al snel wennen aan de aanwezigheid van Duitsers in het straatbeeld en al die hakenkruisen in de stad.’

Rij wachtenden voor een winkel (voedselschaarste), 1940-1945. Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand OSIM00007003914.
Wat de fotografen wèl vastlegden was de ellende in de laatste winter van de oorlog. Eind oktober 1944 kwam er een einde aan de levering van gas en elektra, scholen moesten hun deuren sluiten en het tramverkeer kwam tot stilstand. Tot overmaat van ramp brak er ook nog een strenge vorstperiode aan. Er ontstond een jacht op hout om de kachel brandende te houden. Het Vondelpark werd gesloten wegens ‘houtroof en vernieling.’ De houten blokjes tussen de tramrails werden weggehaald en ‘houtrovers’ sloopten deuren en balken uit leegstaande huizen van gedeporteerde Joden. Aangezien thuis koken door gebrek aan brandstof niet meer mogelijk was, werden er her en der in de stad gaarkeukens geopend. Kinderen kregen bijvoeding.

Wiggert de Liefde, eigenaar van een bloemenzaak in de Eerste Helmersstraat, haalt onder publieke belangstelling blokjes hout tussen de tramrails vandaan om te gebruiken als brandstof, vermoedelijk op de Overtoom. Vervaardiger onbekend, 1945. Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand ANWE00241000001.
De distributie van levensmiddelen verliep steeds moeizamer, waardoor er lange rijen stonden voor de winkels. Levensmiddelen gingen op de bon, maar er werden ook wel eens suikerbieten zonder bon verkocht. De voedselnood in het Westen was zo groot dat zelfs suikerbieten en tulpenbollen werden gegeten. Tulpenbollen waren nog wel smakelijk, suikerbieten niet, naar ze vulden in ieder geval je maag.

Op het Rokin worden suikerbieten zonder bon te koop aangeboden. Foto: Emmy Andriesse, Universiteitsbibliotheek, BBWO2.
Hongersnood
De fotografen van ‘De Ondergedoken Camera’ legden de hongersnood vast. ‘Kinderen, gehuld in armoedige kleding en met nauwelijks nog schoenen aan hun voeten, zwierven door de stad met een pannetje en lepel.’ Koerierster Carla Gosschalk bracht de foto’s naar het bevrijde Zuiden, vanwaar ze naar Londen werden gebracht. Het zijn deze foto’s geweest die de Nederlandse regering in ballingschap bewust moesten maken van de noodsituatie in Amsterdam en andere delen van het nog niet bevrijden westen van het land. Uiteindelijk zou dat tot voedseldroppings leiden.
Drie fotografen van De Ondergedoken Camera zijn gearresteerd, maar kwamen uiteindelijk met de schrik vrij. Onder hen was Ad Windig, die in de Groote Club op de Dam, waar de Duitsers een commando hadden ingericht, werd verhoord. Via een toiletraampje wist hij te ontsnappen, om uiteindelijk de winkel van een bekende in te vluchten. Dat gaf hem de tijd om de Joodse onderduiker in zijn woning te laten waarschuwen.

2 mei 1954: Amsterdammers op de Berlagebrug begroeten een laagvliegende Amerikaanse B-17 bommenwerper, die op weg is naar Schiphol om er voedsel af te werpen. Foto: Cees Holzapffel, NIOD.
Wapens in kinderwagen
Hoewel er grote risico’s aan verbonden waren, legden de fotografen ook verzetsactiviteiten vast, zoals het vervalsen van persoonsbewijzen. Verzetsmensen en onderduikers hadden immers valse papieren nodig. Zo is in het boek een bijzondere foto van verzetsman Ben Steenkamp opgenomen, die een Amerikaans antitankwapen in een kinderwagen verstopt. Zijn vrouw Helena legde er vervolgens een matrasje en hun baby overheen. De onschuldige kinderwagen was een ideale dekmantel om wapens mee te vervoeren.
En toen brak de bevrijding aan, waarvan we de meeste foto’s wel kennen: uitgelaten mensen die op tanks kruipen. Maar als het boek één ding duidelijk maakt, is dat de bevrijding behoorlijk chaotisch verliep. Toen de eerste Engelsen op 7 mei 1945 over de Berlagebrug de stad binnenreden, waren de Duitsers nog niet vertrokken. We zien foto’s van uitgelaten mensen die op de Dam op een Britse pantserwagen klimmen, maar wat de foto niet laat zien is hoe de ‘Polar Bears’ vast kwamen te zitten tussen twee Duitse legervoertuigen met gewapende soldaten en feestvierende Amsterdammers. Om escalatie te voorkomen verlieten de Britten snel het plein.

Verzetsman Ben Steenkamp verstopt een Amerikaanse antitankwapen in een kinderwagen, waar zijn vrouw Helena vervolgens een matrasje overheen legt en er haar baby in vervoert. Foto: Charles Breijer, NIOD.

Foto: Charles Breijer, NIOD.
Schietpartij op de Dam
Een paar uur later, rond een uur of drie, brak op de Dam de pleuris uit. Een Engelse verkenningseenheid was net vertrokken toen vanuit De Groote Club, op de hoek van Dam en Kalverstraat, dat sinds 1942 door Duitse marinesoldaten was betrokken, werd geschoten. Er brak grote paniek uit. De feestvierende menigte probeerde te vluchten of verstopte zich achter lantaarnpalen. Wat volgde was een vuurgevecht van ruim een uur tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en de Duitse soldaten.
Hoewel de initiatiefnemers van ‘De Ondergedoken Camera’ min of meer hadden afgesproken dat ze niet allemaal naar de Dam zouden gaan om de bevrijdingsintocht vast te leggen, waren er wel zes fotografen van de fotogroep op de Dam aanwezig, die niet de schietpartij vastlegden, maar wel de chaos die daarop volgde, zoals het geïmproviseerd afvoeren van gewonden. Dat moet een flinke domper op de feestvreugde zijn geweest, vooral als je een foto ziet van een 13-jarige jongen, die in zijn rug werd geschoten toen hij dekking achter een lantaarnpaal zocht. Gelukkig kwam er een man langs die hem op een bakfiets legde en naar een hotel bracht, vanwaar hij naar een ziekenhuis werd vervoerd. Daar constateerde een arts dat hij verlamd zou zijn geweest als het schot een paar centimeter lager of hoger was ingeslagen. Nu moest hij een half jaar op zijn buik liggen, maar uiteindelijk herstelde hij. 31 mensen hadden dat geluk niet en verloren het leven bij de schietpartij, waarbij ongeveer vijftig mensen gewond raakten. Ze waren in het zicht van de haven gestrand.
‘De Ondergedoken camera, het laatste oorlogsjaar 1944-1945’ is geschreven door René Kok en Erik Somers. Zij werken als foto-historici bij het NIOD. Het boek kost € 39,90 en wordt uitgegeven door Uitgeverij WBOOKS.
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 01/05/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.