A woman’s work is never done
Eind negentiende eeuw was het hard werken in de Noord-Hollandse vissersplaatsen. Het hele gezin was dag en nacht in touw om genoeg inkomsten binnen te halen. Jongens hielpen hun vader aan boord en de meisjes werkten met hun moeder aan wal in de visindustrie. Al op jonge leeftijd namen de vissers hun zonen mee op de vissersboot en leerden hun het vak. Op dezelfde manier leerden de meisjes alles van hun moeder, waaronder het breien. Want naast al het werk maakten ze ook nog hun eigen kleding.
Jong geleerd is oud gedaan
Tegenwoordig loopt iedereen met een mobiele telefoon rond, maar vroeger had je altijd je breinaalden bij. Want er moest altijd wel iets gestopt, vermaakt of gemaakt worden. Vrouwen en meisjes breiden voor alle familieleden hemden, sokken, wanten, mutsen en truien.
Tussen circa 1870 en 1950 werden wollen visserstruien als werk- en bovengoed gedragen door vissers uit alle Nederlandse kustplaatsen. Het dragen van deze praktische en warme truien als bovenkleding hadden de Nederlanders overgenomen van Engelse en Schotse vissers, waarmee ze in contact waren gekomen door de haringvangst op de Noordzee. De vissers droegen hierbij gebreide of gevilte wanten, die werden uitgevoerd met twee duimen. Hierdoor greep je tijdens het werk nooit mis en sleet de duim niet zo snel.
Meisjes moesten elke dag van hun moeder een aantal ‘rijtjes’ breien. Ze stak een speld in het breiwerk ter hoogte van waar haar dochter was gebleven, en kon zo het aantal rijtjes boven de speld tellen. Regelmatig plaatsten de jonge breisters de speld naar beneden, waardoor het net leek alsof ze goed waren opgeschoten. Natuurlijk hadden hun moeders dat snel door.
In sommige plaatsen, zoals Huizen, gingen meisjes als onderdeel van hun opvoeding naar een naai- en breischool om de handwerktechnieken te leren. Of ze werden naar een visserijschool gestuurd voor een opleiding in netten breien en boeten. Een net breien is een nieuw visnet maken. Boeten is het repareren van een visnet. Jonge kinderen uit arme gezinnen leerden deze vaardigheden van hun ouders en hielpen na het avondeten met netten te breien.
Een steekje los?
Vrouwen kozen breimotieven die ze zelf mooi vonden en wilden daarmee zich onderscheiden van de rest. Natuurlijk keken ze ook bij elkaar af, met als gevolg dat er veel streekgebonden kenmerken ontstonden. Zo kun je nu nog steeds aan een trui zien uit welke plaats de drager kwam. Een visserstrui werd rondgebreid en versierd met kabels en andere patronen. In sommige plaatsen, zoals Den Helder, zijn er talloze varianten gevonden en werden de meest ingewikkelde motieven naast elkaar gebruikt.
Visserstruien van Texelse wol
Voor het breien van truien, sokken en ondergoed werd voornamelijk (buik) wol van het inlandse Texelse schaap, de Texelaar, gebruikt. De wol werd door marskramers langs de deuren verkocht. De Texelse wol werd sajet genoemd, mogelijk vernoemd naar een marskramer of afgeleid van het woord ‘saai’. Vanwege het importverbod op wol en de lage kosten werd sajet het meest gebruikt voor breiwerk. Uit Engeland brachten de Nederlandse vissers de kwalitatief betere merinoswol mee of ze smokkelden IJslandse wol mee naar huis.
Met welke wol er ook werd gewerkt, een visserstrui mocht niet te los gebreid zijn. Ze werden op dunne pennen zo dicht mogelijk gebreid om water en wind geen kans te geven. De trui had geen naden, maar was opgebouwd uit rondgebreide kokers. Door het dichte breiwerk was er voor één trui soms wel meer dan een kilo wol nodig.
Als je een motief wilt breien heb je meer wol nodig, en dus zijn deze gedeeltes warmer. Dit is een van de redenen waarom de meeste motieven ter hoogte van de borstkas zijn aangebracht. De mouwen werden relatief kort gehouden, omdat de handen en onderarmen vrij moesten blijven voor het werk.
Symboliek op zee
Vissers hadden te maken met vele gevaren en ontberingen op zee. In de motieven en patronen zijn veel symbolen verwerkt. De vissers en hun vrouwen hechtten veel waarde aan deze symboliek. Zo staan blokjes symbool voor de bakstenen van de huizen en voor de visnetten. Alle verschillende ruitvormen zijn tevens geïnspireerd op de netten van de vissers.
Horizontale banen die worden afgewisseld met een tricot en motief strook wordt ‘eb en vloed’ genoemd. Zo zijn er veel Volendamse truien bewaard gebleven met het eb en vloed-motief. Hierbij bestaat het vloed-gedeelte uit varianten van gerstekorrels en is het eb-gedeelte een tricot. De gerstekorrel werd ook gebruikt om hagel te verbeelden.
Kabels stonden symbool voor houvast en de touwen waarmee de zeilen werden gehesen. Op Urk staan kabels en ladders voor de verbondenheid met God. Vastliggende motieven en patronen waren er niet, vrouwen breiden wat ze zelf mooi vonden en zo ontstonden er talloze variaties.
Streekgebonden motieven
De truien uit Wevershoof en Medemblik worden gekenmerkt door blokjesmotieven. In Den Helder zijn er veel verschillende truien gevonden met blokjes in allerlei varianten. Maar ook truien met motieven met godsogen, die zeer waarschijnlijk zijn geïnspireerd door vissers uit Urk die zich voor 1900 in de stad vestigden. Een godsoog wordt ook wel een bloem of diamant genoemd. Het symbool zou de visser op zee beschermen, maar er ook voor zorgen dat hij trouw zou blijven als hij in een vreemde haven was.
Truien uit Egmond aan Zee hebben alleen een motief in het bovenstuk en gladde mouwen. Dit geld voor de meeste truien uit de kustplaatsen aan de Zijde, het gebied tussen Den Helder en Hoek van Holland. In Zandvoort werden er zowel visserstruien met slechts een motief in het bovenstuk gedragen als truien met een doorlopend motief en een middenbaan. Typisch voor truien uit Noordwijk zijn de motiefbanen met bramensteek.
Volendam is de enige vissersplaats in Nederland waar de trui onderdeel is geworden van de klederdracht. De trui van zwarte sajet is door de bewoners nog lang gebreid en gedragen. Op prentbriefkaarten is goed te zien hoe dun de breipennen waren ten opzichte van de dikke wol.
Er een punt aan breien
De wollen kledingstukken in kostuumcollecties, zoals in die van het Zuiderzeemuseum, zijn stille getuigen van het zware vissersbestaan. Ze staan symbool voor de inspanningen die vrouwen en meisjes leverden om zichzelf en hun familie te beschermen tegen weer en wind. Tegelijkertijd laten de talloze ingewikkelde breimotieven zien, hoe bedreven, creatief en technisch vrouwen zijn.
Over de Provinciale Atlas
De Provinciale Atlas is de beeldcollectie van de provincie Noord-Holland, bestaande uit zo’n 82.000 prenten, tekeningen, kaarten en foto’s. Tezamen geven ze een prachtig beeld van hoe Noord-Holland er vroeger uitzag en in de loop van de tijd is veranderd. De Provinciale Atlas wordt beheerd door het Noord-Hollands Archief. Een groot deel van de collectie is tegenwoordig te raadplegen via de online Beeldbank.
Auteur: Judith van Amelsvoort
Bronnen:
- Stella Ruhe, Vissers truien 3 voor kinderen, 2016, p. 27, 28, 40, 44, 55 t/m 63, 118 t/m 125.
- Wikipedia: Internationale Vrouwendag.
- Hilde Cammel, Zuiderzeemuseum, Innovatie: gebreid goed als bovenkleding, Modemuze.
- Huizer Museum, HuiZgebreid – van Toen tot Trend, Modemuze.
- Visserstruien in het Zuiderzeemuseum
Publicatiedatum: 08/03/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.