Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Visserij in Waterland

Waterland en visserij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ging het vroeger alleen om vis in de letterlijke zin van het woord, nu staat Volendam ook bekend om haar 'palingsound'.

Palingsound uit Volendam

Nick & Simon, Jan en Monique Smit en de 3J’s. Dit zijn recente sensaties uit Volendam. Het Noord-Hollandse vissersdorp is beroemd om zijn heel eigen muziektraditie, die de ‘palingsound’ wordt genoemd.

De palingsound ontstond met The Cats eind jaren 60. Te midden van de vele protestsongs en hippieliedjes vielen de pakkende nummers van de Volendamse band op. The Cats zongen gewoon over liefdesverdriet en andere alledaagse dingen. De melodieën lagen gemakkelijk in het gehoor en werden beïnvloed door country en Zuid-Europese volksmuziek. De samenzang was harmonieus.

Veronica dj Joost den Draaijer (Willem van Kooten) verzon de term palingsound voor deze muziek. Cats-managers Jan en Jaap Buys namen namelijk regelmatig porties paling mee naar de radiozender om hun artiesten gedraaid te krijgen. In het kielzog van The Cats zouden vele andere Volendamse bands opkomen. De meest succesvolle was BZN. De ‘Band Zonder Naam’ bestond tussen 1966 en 2007 en is veruit de best verkopende Nederlandse band aller tijden met de meeste Top 40-hits.

Lees meer over het Palingsoundmuseum.

Palingroker. Beeld: Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, foto Dirk Buwalda, 2000.

Visserij in Waterland

Het woord ‘palingsound’ verwijst tegelijkertijd naar het visserijverleden van Volendam. Tot aan het begin van de vorige eeuw was dit de belangrijkste bron van inkomsten voor de bewoners. Zodra jongens hun lagere school hadden afgerond, vertrokken ze samen met hun vaders naar zee. Kustplaatsen als Volendam, Durgerdam en Marken richtten zich vooral op de visvangst in de Zuiderzee. Daar wemelde het van de spiering, garnaal, ansjovis, bot en paling. En niet te vergeten van de Zuiderzeeharing: een speciale haring die de ondiepe Zuiderzee gebruikte als paaigrond en ‘kinderkamer’.

‘Meehelpen vissen.’ Beeld: Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland.

Vissersbank

De centrale plek van de vissersdorpen in Waterland was natuurlijk de haven. Daar bevond zich de ‘vissersbank’ waar oude vissers hun sterke verhalen vertelden. Eromheen waren de zeilmakers gevestigd. En de zouters, kuipers en knopers. En de taanders die voor een beschermlaagje zorgden op touwen, netten en zeilen.

Vissers in klederdracht. Beeld: Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland.

Saamhorigheid in de vissersdorpen

Saamhorigheid maakte het harde bestaan dragelijk. Volendammers visten bijvoorbeeld samen in grote groepen. De vangst werd onderling verdeeld. De vrouwen hadden de volledige zorg voor de kinderen en het huishouden en waren sterk op elkaar aangewezen. Ze vormden een hechte gemeenschap met eigen gebruiken. Met hun bijzondere klederdracht benadrukten ze de eenheid binnen het dorp.

Vrouwen in Volendam. Beeld: Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland.

Van visserij naar toerisme

In 1932 werd het laatste gat van de Afsluitdijk gedicht. Op veel vissersboten gingen de vlaggen halfstok. De Zuiderzee werd het IJsselmeer. In een paar jaar tijd werd het zoute water eerst brak en daarna zoet. Het dode water bleek een uitstekende voedingsbodem voor muggenlarven. Enorme muggenplagen waren het gevolg. Ansjovissen en garnalen legden massaal het loodje in het afgesloten binnenwater. Ook de Zuiderzeeharing stierf uit. De paling doorstond de overgang gelukkig goed. Snoekbaars bleek het eveneens prima te doen in het zoete water.

Desondanks liepen de inkomsten uit de visserij dramatisch terug. De regering had een behoorlijke vergoeding aan de vissers beloofd. Uiteindelijk was het bedrag niet hoger dan de gebruikelijke armensteun. Het waren de crisisjaren en het was niet makkelijk om nieuw werk te vinden. Het fabriekswerk viel de voormalige vissers zwaar. Volendam zette een welvaartsplan op voor zijn vissers. Ze werden omgeschoold. Sommigen leerden bijvoorbeeld modelschepen bouwen om te verkopen aan toeristen, die in steeds grotere getale afkwamen op de pittoreske vissersdorpjes. Die waren al eerder, eind 19e eeuw, ontdekt door kunstschilders.

Vrouwen in klederdracht. Beeld: Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland.

Walvisvaart in Waterland

De Waterlanders beperkten zich niet tot de Zuiderzeevisserij. Ook de Noordzee leverde van oudsher veel haring op. Toen de opbrengsten daaruit terugliepen aan het einde van de zeventiende eeuw, was de walvisvaart een aantrekkelijk alternatief. “Wij woonen in een land druipende van walvisch traan…” schreven Betje Wolff en Aagje Deken omstreeks 1780 over hun toenmalige woonplaats De Rijp. Het dorp was tussen 1645 en 1798 een van de belangrijkste Hollandse centra van de walvisvaart. Het dorp telde enkele tientallen walvisvaarders. Dit was meer dan 10% van het Nederlandse totaal.

Bekende Rijper walvisreders heetten Boon, Vroon en Bek. Het ging de reders om de traan (olie) en de baleinen van de walvis. In de omgeving van De Rijp waren nogal wat traankokerijen te vinden. Traan werd gebruikt als lampolie en verwerkt tot (stop)verf en zeep. Vezels en leer werden er soepel mee gemaakt. Walvisbaleinen werden verwerkt in allerlei luxe gebruiksvoorwerpen. Bijvoorbeeld in snuifdozen, mesheften, paraplu’s, waaiers, rijzwepen, schilderijlijsten, portretmedaillons, medische instrumenten, korsetten en hoepelrokken. Walvisbotten leverden fijne smeerolie op voor machines en werden gebruikt als hekken, grafzerken, hakblokken of als uithangbord. Aan het eind van de achttiende eeuw was de Groenlandse walvis vrijwel uitgeroeid. Hiermee kwam een eind aan de walvisvaart en de daarop gebaseerde ambachtelijke nijverheid.

Publicatiedatum: 25/11/2010

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.