Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

De natuur lonkt: kunstenaars in het Gooi

Aan het eind van de negentiende eeuw richten steeds meer kunstenaars hun aandacht op de natuur. Ze ontvluchten de groeiende steden met hun moderne industrie en trekken naar het Gooise platteland om daar idyllische landschappen en pittoreske dorpsgezichten vast te leggen. In kunstenaarsdorpen als Laren en Blaricum raken ze geïnspireerd door zowel de schoonheid van de omgeving als het eenvoudige leven van de boerenbevolking.

Het is niet heel verwonderlijk dat er juist aan het eind van de negentiende eeuw een groot verlangen naar de natuur ontstaat. In nog geen honderd jaar tijd is de leefwereld van veel mensen onherkenbaar veranderd. Het vredige platteland moet steeds meer plaats maken voor de steden, die in ramp tempo groeien. Ongeschoolde arbeiders trekken massaal naar de stad om te werken in de fabrieken, waarvan de hoge schoorstenen de skyline domineren. Ze komen terecht in krappe, ongezonde woningen, terwijl ze wachten op de aanleg van nieuwe wijken rondom de stadscentra.

George Hendrik Breitner, Heiwerk aan de Van Diemenstraat, 1897. Particuliere collectie.

Ondertussen worden overgebleven stukken natuur doorkruist door spoorlijnen, om de drukke steden met elkaar te verbinden. De eerste spoorweg tussen Amsterdam en Haarlem wordt in 1839 geopend, daarna gaat het hard. Deze nieuwe ontwikkeling heeft ook weer zijn voordelen: het biedt forensen en dagjesmensen de mogelijkheid om te genieten van het natuurschoon buiten de stad. Ook kunstenaars maken hier graag gebruik van. De uitvinding van de verftube in 1841 maakt het schilderen en plein air (in de buitenlucht) erg aantrekkelijk.

Pierre-Auguste Renoir, Claude Monet schilderij in zijn tuin in Argenteuil, 1873. Collectie Wadsworth Atheneum Museum of Art.

Schilderen in de vrije natuur

In het Franse Barbizon wordt voor het eerst geëxperimenteerd met het schilderen in de vrije natuur. Kunstenaars van de Haagse School volgen hun voorbeeld. Met verf en penselen trekken ze eropuit, op zoek naar pittoreske landschappen rondom Den Haag waar de moderniteit nog niet is doorgedrongen. Schilders als Jozef Israëls, Constant Gabriël en Hendrik Willem Mesdag schilderen tussen 1860 en 1900 typisch Hollandse polderlandschapjes en zeegezichten. Hun kunstwerken zijn populair bij verzamelaars in binnen- en buitenland.

Anton Mauve, Het pasgeboren lam, ca. 1884-1888. Collectie Singer Laren, schenking uit particulier bezit.

Iets later in de negentiende eeuw ontstaat ook in Laren een kunstenaarskolonie rond Hotel Hamdorff, geïnspireerd op de Haagse School. Op het Gooise platteland hopen de schilders nog échte ongerepte natuur te vinden. Grote namen als Anton Mauve en Piet Mondriaan vestigen zich voor korte of langere tijd in het kunstenaarsdorp om er te wonen en werken. Mauve, die er ook bij slecht weer op uit trekt met zijn schetsboek, schildert er niet alleen zijn bekende voorstellingen van schaapjes op de hei, maar ook een atmosferisch moeraslandschap. De kerktoren aan de horizon laat zien dat de beschaving zelfs in dit niemandsland nog dichtbij is.

Anton Mauve, Het moeras, ca.1885-1888. Collectie Rijksmuseum Amsterdam, schenking van dhr. en mw. Drucker-Fraser, Montreux.

Mauve en Singer

Mauves roem reikt tot in de Verenigde Staten, waar zijn heidelandschappen op grote internationale kunsttentoonstellingen getoond worden. Een groot bewonderaar van Mauve is William Henry Singer Jr., die in 1901 zijn geboorteplaats Pittsburgh ontvlucht om landschapsschilder te worden. Hij reist naar Laren om inspiratie op te doen in het land van zijn grote voorbeeld. Vlak nadat hij in het voorjaar van 1902 in het Gooise brinkdorp arriveert, schildert hij zijn eigen heidelandschap met schapen bij de Blaricumse Tafelberg. De invloed van Mauve én de Haagse School zijn hierin goed terug te zien.

William Henry Singer Jr., Heidelandschap bij de Tafelberg te Blaricum, 1902. Collectie Singer Laren, schenking van Koninklijke Notariële Broederschap Ring Amsterdam.

Singer zou later aan de wieg staan van wat nu museum Singer Laren is. Samen met zijn eveneens kunstminnende vrouw Anna Singer laat hij villa De Wilde Zwanen bouwen op een stuk grond aan de rand van het dorp. Het echtpaar brengt de zomers door in Noorwegen, waar William bergtoppen en fjorden schildert. Tijdens de wintermaanden in Laren breiden de Singers hun kunstverzameling uit met aankopen van bevriende kunstenaars. Deze verzameling zou de basis vormen voor de collectie van Singer Laren, dat in 1956 haar deuren opent.

William Henry Singer jr., De twee kameraden, 1924. Collectie Singer Laren, schenking van Anna Singer-Brugh.

Markante boerenkoppen

Hoewel de natuur erg belangrijk is voor de schilders van de Larense School, zijn landschappen niet het enige dat ze vastleggen. Ook de plaatselijke boerenbevolking vormt een dankbare bron van inspiratie. In het Gooi beheren de Erfgooiers al sinds de middeleeuwen de gemeenschappelijke gronden, waarvan het gebruiksrecht van vader op zoon wordt doorgegeven. Kunstenaars leggen hun markante koppen graag vast op het doek of in een beeldhouwwerk. Het resultaat van het harde boerenbestaan is vaak van hun gezichten af te lezen.

Links: Martin Borgord, De Larense boer Lammert Wortel, 1905. Collectie Singer Laren, schenking van Anna Singer-Brugh. Rechts: Ed Jacobs, Portret van Lammert Wortel, 1919. Collectie Singer Laren, schenking van Anna Singer-Brugh.

De dorpsbewoners poseren maar wat graag voor die stadse kunstenaars, omdat het ze een welkome mogelijkheid biedt om wat bij te verdienen. Zo wordt de Larense boer Lammert Wortel door verschillende kunstenaars vastgelegd, onder meer in een schilderij van Martin Borgord en in een bronzen beeldhouwwerk van Ed Jacobs. Schilder Ferdinand Hart Nibbrig, die in 1894 een huis aan de Naarderstraat laat bouwen, is zelfs zo geliefd bij de dorpsbevolking, dat ze hem met een koosnaam aanspreken: ‘meneer Nibbering’. Nibbrig is namelijk erg betrokken bij het wel en wee van zijn modellen. Hij luistert graag naar hun problemen en geeft waar nodig goede raad.

Ferdinand Hart Nibbrig, Larense boer (Jan Majoor de bulleboer), 1906. Collectie Singer Laren, legaat van P.J. Hart Nibbrig.

Een met het landschap

Naast de inwoners van Laren schildert Nibbrig graag het landschap in de omgeving en zijn eigen tuin, waar hij een boomgaard en een moestuin bijhield. Uit zijn werken spreekt een diep verlangen om meer in verbinding te staan met de natuur. Een verbinding die hij en zijn tijdgenoten zien bij de hardwerkende boerenbevolking, die afhankelijk is van het land. Hun sobere, vrome leefwijze wordt haast een ideaalbeeld voor de Larense kunstenaars. In navolging van Jean-François Millet en Vincent van Gogh vereeuwigen ze de boeren dan ook graag tijdens het ploegen, zaaien en oogsten.

Ferdinand Hart Nibbrig, Boomgaardje, ca. 1903. Collectie Singer Laren, legaat van P.J. Hart Nibbrig.

De Gooise boeren telen op dat moment voornamelijk armeluisgranen als boekweit en rogge. Op de schrale zandgronden willen weinig andere gewassen groeien. En dan mislukt de oogst nog vaak, wat boekweit de bijnaam ‘jammerkoren’ oplevert. Om wat bij te verdienen, houden sommige boeren bijen. Boekweit bevat veel nectar en is daardoor zeer geliefd bij honingbijen. Schilder Co Breman legt in 1903 de bloeiende boekweitvelden bij Blaricum in de vroege ochtend en namiddag vast. Het levert twee kleurrijke verbeeldingen van het Gooise landschap op, die de kijker ruim honderd jaar mee terug in de tijd nemen. Wie dit werk ziet, kan de aantrekkingskracht van de natuur niet ontkennen.

Co Breman, Morgenstond (boven) en Namiddag (onder), Blaricum, 1903. Collectie Singer Laren, schenking uit particulier bezit.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries

Bron: Bezoek aan de tentoonstelling ‘Lokroep van de natuur’ in Singer Laren (17 mei t/m 7 september 2025).

Publicatiedatum: 14/07/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.