Tekenles van Mondriaan senior
Pieter Cornelis Mondriaan werd geboren op 7 maart 1872 aan de Kortegracht 11 te Amersfoort. In het geboortehuis van Mondriaan zit tegenwoordig het Mondriaanhuis. Zijn vader, Pieter Cornelis senior, was hoofdonderwijzer van de (zwaar) Christelijke Lagere school die zich naast het huis bevond. Daarnaast was hij tekenleraar. Zijn eerste tekenles kreeg Piet junior dan ook van zijn vader. In korte tijd behaalde Mondriaan de Akte Handtekenen voor het lager én voor het middelbaar onderwijs. Sindsdien wist hij dat hij kunstenaar wilde worden.
Mondriaans eerste stappen als schilder
In 1892 schreef Mondriaan zich, tegen de wil van zijn vader die liever zag dat hij een vak met bestaanszekerheid koos, in aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Omdat hij zijn tekenaktes had behaald, hoefde hij geen toelatingsexamen te doen. Dankzij de financiële bijdrage van een onbekende weldoener kon hij beginnen met zijn studie. De andere jaren kreeg hij een beurs van het Koninklijk Huis. Zijn vader weigerde de studiekosten te betalen. Mondriaan deed twee keer tevergeefs toelatingsexamen om mee te dingen voor de Prix de Rome. Beide keren zakte hij op het onderdeel anatomie; zijn naaktstudies kwamen te weinig overeen met de werkelijkheid. Mondriaans eerste werken waren impressionistische landschappen. Hij werd lid van Arti et Amicitiae en St. Lucas, twee kunstenaarsverenigingen in Amsterdam, waardoor hij meer kon exposeren. Ook sociale contacten hielpen hierbij. Zo leerde hij in die tijd onder andere Simon Maris (kunstschilder), Albert van den Briel (goede vriend) en Jan Sluijters (kunstschilder) kennen.
In ´t Gooi, toevluchtsoord voor kunstenaars
Tussen 1911 en 1914 verbleef Mondriaan in Parijs. Hier had hij kennisgemaakt met het kubisme van Picasso en Braque. In 1914 was Mondriaan tijdelijk in Nederland om zijn zieke vader in Arnhem te bezoeken. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon hij echter niet terug naar Parijs. Hij vestigde zich daarom in ’t Gooi, hét toevluchtsoord voor kunstenaars. Spottend schepte hij op over zijn drie huizen in het Gooi. “Een waar ik eet, een waar ik werk en een waar ik slaap.” Die drie huizen waren: het Larense Pension De Linden, de vroegere hut van Otto van Rees aan de Noolseweg, en de boerderij aan de Pijlsteeg waar componist Jakob en zijn vrouw Maaike van Domselaer woonden.
Het hutje van Otto van Rees
Zijn atelier had Mondriaan in een hutje van de hoogleraar Jacob van Rees van de christenanarchistenkolonie. Dit waren overtuigde geheelonthouders, vegetariërs en anarchisten. Zij zetten zich af tegen de uitbuiting van de arbeiders en de onderdrukking van vrouwen. Het hutje was gebouwd voor de zoon van Jacob van Rees, de kunstenaar Otto van Rees. In deze periode werkte Mondriaan zijn kunstopvattingen uit, hierin gestimuleerd door de schilder Bart van der Leck en kunstenaar, architect en schrijver Theo van Doesburg. Deze laatste vroeg Mondriaan in 1917 zijn bijdrage te leveren aan de oprichting van het tijdschrift De Stijl.
Mondriaan terug naar Parijs
Tijdens de oorlog had Mondriaan zijn atelier in Parijs behouden. Hij wilde zo snel mogelijk weer terugkeren en volgde de oorlogsberichten daarom op de voet. In juni 1919 kon Mondriaan weer zijn atelier betrekken aan de Rue du Départ te Parijs. Hierna is Mondriaan niet meer in Nederland teruggekeerd.
Auteurs: Margriet van Seumeren en Kirsten Kouwenhoven.
Bronnen
Het Mondriaanhuis, http://www.mondriaanhuis.nl/artikel/welkom
Koenraads, Jan P., Laren en zijn schilders, kunstenaars rond Hamdorff (Laren 1985).
Denninger-Schreuder, Carole, Schilders van Laren (Bussum 2003).
Heyting, Lien, De wereld in een dorp: schilder, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920 (Amsterdam 1994).
Publicatiedatum: 14/03/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.