
Amsterdam, ach ja. Presentator Daan Schuurmans noemt het zelf ‘een metropool en dorp tegelijk, met een grote bek en een klein hart.’ Een stad waar iedereen die in een klein dorp niet kan aarden naar toe trekt. En waar krakers met een zwaar Limburgse tongval het hebben over ‘Wij Amsterdammers.’
Die stad dus, daar hebben drie jonge vrouwen een boeiend boek over gemaakt, want in de vier afleveringen die de NTR aan Amsterdam wijdt kun je natuurlijk niet zo veel kwijt. Daar heb je een boek voor nodig en dat boek is een juweeltje geworden, met talloze vlot geschreven hoofdstukjes, haarscherpe illustraties en veel tips voor wie meer wil lezen of korte filmpjes wil bekijken, zoals hoe de grachtengordel is ontstaan.

Daan Schuurmans, die de serie ‘Het verhaal van Nederland’ presenteert, karakteriseert Amsterdam als ‘een metropool en dorp tegelijk, met een grote bek en een klein hart.’ Foto: NTR/Tuvalu.
Lichte toon
Aangezien het boek door vrouwen is geschreven, is er ook aandacht voor de lang onderbelichte rol die vrouwen in de Amsterdamse geschiedenis hebben gespeeld, maar ook de slavernij en de geschiedenis van mensen die van de heteronorm afwijken komen aan bod. De Amsterdamse historie wordt zeer toegankelijk uitgelegd en de toon is licht. De auteurs deinzen niet terug voor een vleugje humor, als ze het bij voorbeeld hebben over Amsterdamse socialisten in de Transvaalbuurt ‘die het behang van de muren discussiëren.’
Amsterdam is nooit een miljoenenstad geweest, zoals Bangkok of Tokio. Anno 1275 telde de stad nog maar duizend inwoners. 25 jaar later krijgt Amsterdam stadsrechten. Op de plek waar ooit een houten kapelletje stond, wordt de Sint Nicolaaskerk gebouwd, die later tot Oude Kerk wordt omgedoopt. Amsterdammers komen er niet alleen om een mis bij te wonen of te trouwen, maar ook om het laatste nieuws te horen en om gezien te worden. Er wordt gekletst, gehandeld en zelfs gegokt, tot grote ergernis van de pastoor.

De naam Amsterdam verschijnt voor het eerst in dit document dat op 27 oktober 1275 te Leiden werd opgesteld: het zogenaamde tolprivilege van graaf Floris V van Holland. De graaf bepaalt hierin dat ‘lieden die nabij de Amsteldam verblijven’ (‘homines manentes apud Amestelledamme’) in zijn gebied geen tol hoeven te betalen. Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Burgemeesters: charters afkomstig uit de IJzeren Kapel, afbeeldingsbestand 2010-069.
Secreetwerkers
Middeleeuwse Amsterdammers dumpen hun poep en afval niet in de grachten, zoals vaak wordt gedacht, maar dat afval wordt opgevangen in beerputten onder de huizen. En als de beerputten vol zitten, komen ‘secreetwerkers’ ’s nachts de boel leeg scheppen. Ze dragen de tobben met drek naar schuiten, die het stinkende spul in het IJ dumpen.
Het boek belicht overigens wel meer zaken die niet zo bekend zijn. Zo beconcurreerden de buurten aan beide kanten van de Amstel elkaar. Gewapende jongeren gingen elkaar in de week ná Sint Jacob (25 juli) met knuppels, stokken en messen te lijf. Dat deden ze op de Nieuwe Brug, aan het begin van het Damrak. Daar vielen gewonden bij, en soms zelfs doden. De jaarlijkse gevechten, alhoewel streng verboden, vonden nog tot in de achttiende eeuw plaats.

De Nieuwe Brug over de Amstel is het trefpunt van vechtende jongeren uit de concurrerende Oude en Nieuwe Zijde. Cornelis Anthonisz, ‘De vermaerde koopstadt van Amstelredam’, 1545 1553, Stadsarchief Amsterdam.
Brandbijlen
De middeleeuwse stad kende ook een bijzondere manier van brandbestrijding. Aangezien de meeste huizen van hout en de daken van riet waren, rukten timmerlieden bij brand met een bijl uit om de omliggende bouwwerken te slopen, zodat de brand zich niet kon uitbreiden. Een nogal drastische manier om brand te bestrijden. Branden kwamen blijkbaar regelmatig voor, want contracten bevatten nog wel eens de bepaling dat de overeenkomst geldt ‘tot de eerstvolgende stadsbrand.’
In 1421 breekt zo’n grote brand uit, waarbij een derde van de stad in de as wordt gelegd. Dertig jaar later breekt er weer een brand uit, waarbij maar liefst twee derde deel van de stad in vlammen opgaat. Na die laatste brand moeten alle nieuw te bouwen huizen van stenen daken en muren worden voorzien.

Jan van der Heyden , die de brandspuitslang uitvond, kon ook goed tekenen. Deze tekening van een brandend huis met spuitgasten maakte hij rond 1690. Stadsarchief Amsterdam, afbeeldingsbestand
Scheurbuik
In de zeventiende eeuw trekken handelaren van de VOC en de WIC naar Azië en Amerika om met specerijen, Chinees porselein en kostbare zijde terug te komen. Uit Amerika nemen ze tabak mee en Amsterdamse mannen worden al snel verstokte rokers, al zie je in het stadsbeeld ook volkse vrouwen met lange pijpen van keramiek. Tabak, of beter gezegd gedroogde tabaksbladeren, koop je in tabakskroegen, herbergen en apotheken. Ze werken ook prima tegen ‘cholera, pest, open wonden, kiespijn, scheurbuik en hoofdpijn,’ maar daar hoor je anti-rookactivisten zelden over.
Als de nacht valt, is het in het zeventiende-eeuwse Amsterdam aardedonker. Wie de straat op gaat is verplicht een lantaarn te dragen, want anders val je in de gracht en dat komt nog wel eens voor. Uitvinder Jan van der Heyden ontwerpt een vierkante straatlantaarn van glas en metaal en het stadsbestuur bestelt er meteen maar 1800 van. Die straatverlichting is zo’n succes dat andere steden het idee al snel overnemen.
Maar Van der Heyden zal vooral bekend worden omdat hij de brandslang heeft uitgevonden, want voor die tijd werden branden bestreden met leren emmers water en zware ladders. Hij bedenkt een systeem waarbij water uit de gracht wordt gepompt en via een slang naar de brandspuit wordt geleid.

De trekschuit naar Haarlem staat klaar bij het begin van de Haarlemmervaart, net buiten de Haarlemmerpoort. Vervaardiger: Reinier Nooms (1623-1664), ‘Haerlemse Jaegschuyties’, rond 1652-1654. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Atlas Dreesmann, afbeeldingsbestand
Trekschuit
Vervoer gaat in de zeventiende eeuw meestal over water, want wegen zijn slecht begaanbaar. In 1632 wordt een trekvaart tussen Haarlem en Amsterdam aangelegd, met een jaagpad er langs voor het paard dat de trekschuit voorttrekt. Het is maar 14 uur naar Rotterdam, maar waarom zou je zo ver reizen als je ook naar Haarlem kunt. In 1661 varen maar liefst 320.000 reizigers via de trekvaart tussen Haarlem en Amsterdam heen en weer.
In de zeventiende eeuw neemt de welvaart toe, maar in de jaren 1663-1664 wordt de hoofdstad door een zware pestepidemie getroffen, waarbij maar liefst 25.000 doden vallen. Gelukkig is het de laatste pestepidemie die Amsterdam zal treffen.
Natuurlijk besteedt het boek ook aandacht aan de zwarte bladzijden in de geschiedenis, zoals de slavernij. Niet alleen de WIC, die op Amerika is gericht, handelde in slaven. Tussen 1730 en 1779 verrijkten ook particulieren zich met de slavenhandel. In totaal zijn Amsterdamse kooplui in de zeventiende en achttiende eeuw verantwoordelijk voor het transport over de Atlantische Oceaan van rond de 135.000 ‘slaafgemaakten.’

In de zomer verkasten de Amsterdamse notabelen naar hun buitenhuizen aan de Amstel, omdat het in de stad te veel stonk. De meeste van die buitenhuizen en theekoepels zijn inmiddels verdwenen, zoals deze theekoepel bij Buitenplaats Hooger lust. Vervaardiger: onbekend, 1726. Noord-Hollands Archief / Collectie van
Sodomie
Homoseksualiteit heet in die tijd nog gewoon sodomie en daar staat de doodstraf op. Vanaf 1730 vindt er een golf van arrestaties en veroordelingen plaats. In 1764 ontvluchten meer dan honderd mannen de stad. Weer anderen plegen zelfmoord en op 18 augustus van dat jaar worden vier mannen gewurgd, waarna ze met gewichten aan hun lijf in zee worden gegooid.
Vrouwen die van vrouwen houden worden ook vervolgd, zij het in iets mindere mate dan mannen. In september 1796 bekent Geesje dat in het huis van een naaister in de Jordaan veel vrouwen bijeen komen om elkaar te strelen en te zoenen. De vrouwen gaan voor jaren het Spinhuis (gevangenis) in.

Het interieur van het Spinhuis, Spinhuissteeg 1, aan de kant van de Korte Spinhuissteeg. De vrouwen aan het werk. Vervaardiger: H.P. Schouten (1747-1822), 1783. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Atlas Splitgerber, afbeeldingsbestand 010001000261.
Pijpenrook en jenever
Als de Fransen op 19 januari 1795 Amsterdam binnentrekken, zijn de verwachtingen hooggespannen. Hun revolutionaire ideeën over vrijheid en gelijkheid zullen Nederland voorgoed veranderen. De notabelen met hun vriendjespolitiek worden naar huis gestuurd. In plaats daarvan mogen zestig mensen het volk vertegenwoordigen, maar in de ogen van menig Amsterdammer kunnen die nieuwe bestuurders weinig goed doen. In bedompte zaaltjes (‘half verstikt door pijpenrook, damp en jenever’) worden heftige debatten gevoerd. Er wordt wat afgeleuterd, zodat sommige volksvertegenwoordigers ‘zielsblij’ zijn als ze hun functie kunnen neerleggen. Maar in de Franse tijd, hoe kort die ook geduurd heeft, gebeuren er ook goede dingen: katholieken en Joden krijgen nu ook rechten.
Met de economie gaat het in de Franse tijd overigens al snel bergafwaarts. De VOC en WIC zijn ontbonden, de regenten leven liever van de rente van hun geld dan dat ze in nieuwe projecten investeren. De vaarroutes naar Amsterdam verzanden, grote schepen kunnen de stad niet meer bereiken, de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens en de werkloosheid is torenhoog. Het aantal kinderen dat te vondeling wordt gelegd neemt dan ook spectaculair toe en wezen moeten soms met zijn achten in één bed slapen.
Maar uiteindelijk krabbelt de stad weer op en in de Nes verrijzen theaters, waar je tijdens de voorstelling mag roken en drinken. Een kaartje kost 75 cent en dat is net zoveel als de goedkoopste plaats in de schouwburg, dat doorgaans minder frivool vermaak biedt. In de varieté-theaters gaat het er wat luchtiger aan toe en zitten kooplieden en advocaten zij aan zijn met dienstmeisjes en slagersknechten.

Voorstelling in de Salon des Variétés aan de Nes in 1840. Vervaardiger: Messing en last, ‘De Salon des Variétés van den heer Duport’, 1840. Stadsarchief Amsterdam, afbeeldingsbestand
Keiharde armoede
In de negentiende eeuw is Amsterdam er slecht aan toe en anno 1851 is de Jordaan één van de armste wijken van de stad. Het was dus niet alleen maar gezellig zwieren bij het orgel. In de wijk rond de Goudsbloemgracht (die later zal worden gedempt) wonen ruim 20.000 mensen ‘in een hopeloze verzameling krotten, aan straten met bergen huisvuil, en aan grachten waarin uitwerpselen, karkassen, slachtafval en etensresten een weerzinwekkende stank verspreiden.’ Ziektes als pokken, tuberculose, tyfus en cholera breken dan ook regelmatig uit. De meeste slachtoffers vallen in de Jordaan.
Er moet dus duidelijk iets gebeuren, maar hulp komt in die tijd niet van de gemeenteraad, want die bestaat uit oude regentenfamilies, die in de zomer naar hun buitenverblijven trekken om de stinkende stad te ontvluchten. Het zijn vooral weldoeners als Piet van Eeghen (koopman) en Samuel Sarphati (arts) die de schrijnende toestanden aanpakken. Sarphati begint een vuilophaaldienst en een fabriek voor betaalbaar brood. Van Eeghen sticht in 1857 het Prinsengrachtziekenhuis en zorgt er voor dat jonge vrouwen worden opgeleid tot verpleegster, want voor die tijd ging je alleen naar het ziekenhuis om te sterven. Ook bouwt hij de eerste woningen voor arbeiders.

De Goudsbloemgracht rond 1850 op een tekening van Willem Hekking jr. De huizen zijn in verval, en er drijft van alles in het water. Stadsarchief Amsterdam / Collectie Atlas Splitgerber, afbeeldingsbestand .
De joodse buurt
Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit, die een slachting onder de joodse inwoners aanricht. Bijna tien procent van de Amsterdamse bevolking is vermoord. Als de oorlog is afgelopen is, is de afwezigheid van joodse Amsterdammers ‘pijnlijk zichtbaar in de oude Joodse buurt’. Van het geroep van ‘de venters, de geuren, de grapjes en de muziek’ is niets meer over. Sommige overlevenden van de holocaust emigreren, anderen proberen hun leven weer op te pakken, en hun huizen en bedrijven terug te krijgen, want in hun huizen wonen vreemden.
Maar het leven gaat door. De westelijke tuinsteden worden geboren, met veel groen, lucht en ruimte. Aan de andere kant van de stad verrijst Buitenveldert, waar veel joodse mensen naar toe trekken. In de Wibautstraat worden huizen en winkels gesloopt om er een vierbaansweg van te maken. De planologen van het Wibauthuis willen de straat het liefst doortrekken naar het IJ. En de Jordaan, de Dapperbuurt en de Pijp moeten maar plat, al zal grootschalige sloop en nieuwbouw uiteindelijk plaatsmaken voor bouwen voor de buurt.

Mei 1945: een dolgelukkige menigte Amsterdammers onthaalt een Canadese tank op de Amstellaan, die uiteindelijk Vrijheidslaan zou gaan heten. Voor Joden die de oorlog overleefden was er veel minder reden tot feestvreugde. Ze moesten hun bezittingen en huizen zien teug te krijgen. Vervaardiger: Anefo, 1945, Stadsarchief Amsterdam / Archief van het Dagblad Het Vrije Volk en rechtsvoorganger: foto’s, Afbeeldingsbestand
De Bijlmer
In het oosten van de stad verrijst de Bijlmer met veel hoogbouw, maar wie liever een huis met een tuin heeft, waar je de auto nog voor de deur kunt parkeren, vertrekt naar Purmerend, Almere of Lelystad. De stad wordt het decor van krakers, junks en yuppen. Op de Zuidas verrijzen enorme torens en vindt de cityvorming plaats die ooit bedoeld was voor de binnenstad. IJburg wordt gebouwd en Noord begint aan een inhaalslag.
De Noord/Zuidlijn gaat eindelijk rijden en achter het Centraal Station kun je ‘na jaren verbouwen weer flaneren langs het water.’ Dat is mooi, maar er is niet meer voor iedereen plek in de stad. ‘Grote delen van de stad zijn alleen nog betaalbaar voor rijke Amsterdammers en expats,’ schrijven de auteurs. De middeninkomens en studenten wordt naar de randen van de stad verdreven, of zijn genoodzaakt de stad te verlaten. En de binnenstad kreunt onder toeristen, stroopwafeltentjes en TikTok-rijen.

Het liefst hadden de stedenbouwkundigen van de gemeente de Wibautstraat, die een vierbaansweg was geworden, doorgetrokken tot aan het IJ, maar dan moest er een hoop gesloopt worden en zo ver is het nooit gekomen. Op deze foto is het Wibauthuis goed te zien waarin de snoodaards hun sloopplannen uitwerkten. Vervaardiger: onbekend, 12 juni 1962. Stadsarchief Amsterdam / Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening en rechtsvoorganger: foto’s, afbeeldingsbestand
Het boek wordt verluchtigd met verschillende rubriekjes, zoals de rubriek ‘Wonderlijk maar waar’. Daarin worden de verschillende plannen aangestipt om Noord met de rest van de stad te verbinden, waaronder een plan dat tijdschrift Het Leven al in 1915 lanceerde: een apparaat om mensen over het water te slingeren. Blijkt een 1 aprilgrap.
In de bibliotheek van Betondorp bevindt zich een glas-in-loodraam met daarop een Latijnse spreuk, die –vertaald – als volgt luidt: ‘Ik vrees degene die slechts één boek gelezen heeft.’ Wie ‘Het verhaal van Nederland – Amsterdam’ aanschaft (272 pagina’s, 25 euro) heeft er in ieder geval twee. Het boek, een uitgave van Nieuw Amsterdam, is geschreven door Femke Deen, Marchien den Hartog en Emma Los.
De vier afleveringen van de gelijknamige tv-serie zijn 5, 12,19 en 26 februari te zien op NPO 1.
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 03/02/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
3 reactiesInteressant om te lezen en meer te weten te komen over Amsterdam, waar zowel mijn echtgenoot als ikzelf gestudeerd hebben, onze 5 kinderen en nu ook alweer de oudsten van onze kleinkinderen
Amsterdam is een hele bijzondere stad!!!!! Uniek qua sfeer, ambiance, bouwstijlen, grachten enz. enz.
Hoewel een mooi begin. Teleurstellend dat men het niet eens over het miracel van Amsterdam heeft. De massale op komst van pelgrims waardoor de heilige weg is ontstaan en straten en stegen van heiligen. Hierdoor is de stad gegroeid. Omdan van die begin periode meteen naar de 17de eeuw te gaan is raar en wordt er
300 jaar gewist. Weer woke npo en calvinistisch. Leg geschiedenis uit zonder je eigen agenda.