Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Van Amsterdam naar Westerbork

Voor veel Joodse Amsterdammers was Kamp Westerbork op de Drentse hei hun laatste verblijfplaats in Nederland. Het doorgangskamp was door de nazi’s ingericht als een stad, waar het normale leven zoveel mogelijk door kon gaan. De gevangenen hoopten er zo lang mogelijk te blijven, want wie op het wekelijkse transport naar het oosten werd gezet, wachtte een inktzwarte toekomst.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was er een grote Joodse gemeente in Amsterdam. Zij concentreerde zich in de Jodenbuurt rondom het Waterlooplein en de Plantage, bij het Oosterpark en in de Transvaalbuurt aan de oostkant van de stad. Velen van hen waren werkzaam in de diamantindustrie of brachten als kleine middenstander, koopman of venter uiteenlopende waren aan de man. Hun aanwezigheid werd in het voorjaar van 1941 op verzoek van de Duitse bezetter met grote precisie in kaart gebracht door de Amsterdamse gemeente. Deze zogenaamde ‘stippenkaart’, waarbij elke zwarte stip symbool staat voor tien Joodse inwoners, zou veel ernstigere gevolgen hebben dan men op dat moment nog kon voorzien.

Ondertussen werd de Joodse bevolking door anti-Joodse maatregelen steeds verder geïsoleerd van de andere Amsterdammers. Joden mochten niet meer in overheidsdienst werken en Amsterdamse markten of bioscopen bezoeken. Ze moesten zich laten registreren bij het bevolkingsregister en kregen een zwarte ‘J’ in hun persoonsbewijs gestempeld. De Jodenbuurt werd afgezet met bordjes en prikkeldraad en een groeiend aantal gebouwen droeg bordjes met de tekst ‘Verboden voor Joden’. Vanaf 3 mei 1942 waren ze bovendien verplicht om een knalgele Jodenster zichtbaar op hun kleding te dragen.

De Stippenkaart toont de verspreiding van Joodse burgers over de gemeente Amsterdam, mei 1941. Collectie NIOD.

Uittocht

Zo werd al vroeg in de oorlog duidelijk dat de bezetter ‘iets’ met de joden van plan was, al was niet meteen duidelijk wat. In 1942 kwam het Duitse plan langzaam aan het licht. Op 1 juli dat jaar werd Kamp Westerbork, dat aanvankelijk dienst deed als vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte Joden, als ‘Judendurchgangslager’ (doorgangskamp) in gebruik genomen. Vanaf dat moment werden Joden opgeroepen om zich te melden voor transport naar Westerbork. Ze mochten een koffer of rugzak meenemen met een aantal voorgeschreven kledingstukken en gebruiksartikelen. Met treinen werden ze naar Westerbork gebracht, waar ze bij aankomst geregistreerd werden. Geld en andere kostbaarheden werden direct afgepakt.

Een koffer vol persoonlijke spullen in Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Tijdens razzia’s werden soms grote groepen Joden tegelijk opgepakt en naar Westerbork gebracht. De nazi’s waren nietsontziend in deze uittocht. Voor veel Joodse burgers waren de verdwijningen aanleiding om onder te duiken. Een deel van hen sloot zich aan bij het verzet. Maar onderduiken was niet zonder risico. De onderduikplek van de Amsterdamse Sonja Wagenaar-van Dam werd bijvoorbeeld verraden. Na een maand in de Amsterdamse gevangenis te hebben doorgebracht, werd ze naar Westerbork overgebracht. Daar kwam ze met andere betrapte onderduikers terecht in de strafbarak, waar de omstandigheden slecht waren. Ze moest dwangarbeid uitvoeren en kreeg minder te eten dan de bewoners van de andere barakken.

Nagebouwde barak in Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Stad op de heide

Je zou denken dat Sonja zo snel mogelijk weg wilde uit Westerbork, maar schijn bedriegt. De geïnterneerden op de Drentse hei hoopten allemaal juist zo lang mogelijk in het kamp te mogen blijven. Want wie naar een ander concentratiekamp overgebracht werd, wachtte een onzekere toekomst. De leiding van Kamp Westerbork probeerde het normale leven zoveel mogelijk te laten doorgaan. In het kamp waren een school, een bibliotheek en een theater aanwezig. Er werden sportwedstrijden en synagogediensten georganiseerd, gevangenen konden er trouwen en kinderen krijgen. Maar iedere dag was er de angst om op transport gezet te worden, die een donkere schaduw over het leven in deze ‘stad op de heide’ wierp.

Maquette van Kamp Westerbork, de ‘stad op de heide’. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Voor de meeste bewoners was hun verblijf van korte duur. Na enkele dagen of, met wat meer geluk, enkele weken werden ze naar de concentratiekampen in Oost-Europa gedeporteerd. De transportlijsten werden opgesteld door medegevangenen, die zelf van transport vrijgesteld waren. Elke dinsdag vertrok er een trein, die gemiddeld duizend personen vervoerde. Tussen 15 juli 1942 en 19 september 1944 zijn er op deze manier 100.000 Joden via Westerbork uit Nederland weggevoerd. De overgrote meerderheid werd naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor in Polen gestuurd. Kleinere aantallen vertrokken naar Theresienstadt, Bergen-Belsen, Ravensbrück en Buchenwald. De reis in goederenwagons duurde drie dagen. Wie de benarde treinrit overleefde, wachtte onmenselijke arbeid, verschrikkelijke experimenten en, in de meeste gevallen, de dood.

De enige barak van Kamp Westerbork die nog overeind staat. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Laatste treinrit

Sonja besloot het niet af te wachten en beraamde met haar medegevangenen een plan. Toen ze op 3 september 1944 op transport gezet werd, wist ze uit de rijdende trein te springen. Ze was gewond, maar vrij. Zo heeft ze ondergedoken de bevrijding gehaald. Andere kampgenoten hadden minder geluk. Van de ruim 60.000 Joden, Sinti en Roma die in Auschwitz terechtkwamen, overleefden minder dan duizend de oorlog. Uit Sobibor haalden slechts achttien van de 34.313 mensen de bevrijding. Het laatste transport vertrok op 13 september 1944 uit Westerbork richting het oosten. Hoewel er nog steeds nieuwe onderduikers opdoken en naar Westerbork gebracht werden, verklaarden de nazi’s Nederland ‘Judenfrei’ (vrij van Joden).

Treinwagon op het kampterrein van Westerbork. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Toen de Canadezen op 12 april 1945 Kamp Westerbork binnenkwamen, troffen ze er nog 876 Joodse gevangenen aan. Die konden niet allemaal meteen naar huis toe. Ze werden eerst getoetst op gezondheid en moesten transport en huisvesting regelen. Velen van hen waren alles kwijt. In juli verlieten de laatste Joodse gevangenen het kamp. Ze gaven het stokje over aan geïnterneerde NSB’ers en andere collaborateurs, die er tot december 1948 zouden verblijven. Daarna bood het voormalige Joodse doorgangskamp onderdak aan Molukkers, die door toedoen van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog vanaf 1951 massaal naar Nederland werden overgebracht.

Het einde van een tijdperk. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Een desolate wereld

Hoewel Sonja door haar moedige actie aan een vreselijk lot wist te ontkomen, was Kamp Westerbork voor veel Joodse Amsterdammers de laatste verblijfplaats op Nederlandse grond. Na de oorlog was het stil in de Amsterdamse Jodenbuurt. De meeste bewoners zouden nooit meer terugkeren naar hun huizen en winkels. De Joodse Hans Krieg, die zelf in Westerbork gezeten had en in juli 1945 naar Amsterdam terugkeerde, kwam terecht in een desolate wereld. Hij omschreef zijn gevoel in 1947 in het lied ‘Waar bleven de Joden van ons Amsterdam’, dat hij slechts één keer uitvoerde:

‘In Amsterdam daar is een buurt heel verlaten. De huizen zijn leeg en verrotten in ’t weer. De straten zo stil vol met gapende gaten. Waar zijn toch de menschen? Zie ik ze nooit weer? Waar zijn al de venters met fruit en met bloemen en waar is de voddeman, die altijd kwam. Waar zijn de tienduizenden hier niet te noemen. Waar zijn toch de Joden van ons Amsterdam?’

Monument voor de weggevoerde Joden, Sinti, Roma en andere Nederlandse slachtoffers van de Holocaust in Kamp Westerbork. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries

Bronnen:

Publicatiedatum: 22/08/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.