Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Hoe de eerste razzia-slachtoffers in de gaskamer belandden

Bij twee razzia’s, op 22 en 23 februari 1941, worden 400 willekeurige Joodse jongemannen in de toenmalige Amsterdamse Jodenbuurt opgepakt. Het vormt de directe aanleiding tot de Februaristaking, die een paar dagen later uitbreekt.

De razzia’s waren ‘de eerste gewelddadige anti-Joodse acties op het bezette West-Europese continent,’ maar lang bleef onduidelijk wat er precies met de mannen is gebeurd. Historica Wally de Lang zocht het uit en schreef er een boek over. Stadsarchief Amsterdam maakte er een tentoonstelling van, die inmiddels weer te zien is en wijdde er een website aan.

Deze foto werd bij een van de razzia’s in de Uilenburgersteeg genomen. Geheel links op de foto staat Aron Smeer (29), een lompenkoopman uit Amsterdam-Oost. Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief.

Het net sluit zich

Het begint met de razzia’s in Amsterdam, in februari 1941. Na terreur van NSB-knokploegen en Duitse provocaties, besluit de Duitse bezetter een voorbeeld te stellen en 400 Joodse jongemannen op te pakken. Ze worden geschopt en geslagen, van hun fiets getrokken of uit hun huizen gesleept.

De razzia’s komen niet uit de lucht vallen, want al in het eerste oorlogsjaar wordt het net rondom de  Joden steeds meer aangetrokken. In Duitsland is dat al jaren aan de gang. Steeds meer Nederlandse Joden raken hun baan kwijt. Een ontslagen leraar probeert de moed er in te houden en schrijft in zijn dagboek: ‘Oh ja, in de Middeleeuwen werden we beroofd én vermoord; dit laatste wordt nu nagelaten.’ Nog wel, ja.

De historica schetst de ellende en wanhoop van de achterblijvers. Van de ene op de andere dag raken vaak toch al arme gezinnen hun kostwinner kwijt; 268 kinderen verliezen hun vader. Pas later wordt duidelijk dat ze naar een voormalig legerkamp in de duinen van Schoorl zijn gebracht.

De bij de razzia’s opgepakte jongemannen worden uiteindelijk naar een kamp in de duinen van Schoorl gebracht. Deze foto komt uit een serie foto’s die een Duitse soldaat maakte. Ze werden ontwikkeld bij de Amsterdamse fotowinkel Capilux, waar een medewerker heimelijk kopieën achter hield. Fotocollectie Van de Poll, Nationaal Archief.

Buchenwald

De nazileiding in Berlijn heeft dan al besloten dat de mannen naar Duitse werkkampen zullen worden gestuurd; via Buchenwald naar Mauthausen. Op 27 februari 1941 worden 388 mannen die bij de twee razzia’s zijn opgepakt op het station van Schoorl in de gereedstaande trein gedreven. Na een uitputtende reis van 24 uur komen ze in Weimar aan, waar ze door bewapende SS’ers met honden worden opgewacht en acht kilometer de berg op worden gejaagd, naar kamp Buchenwald.

In dat kamp worden ze kaal geknipt en in een grote bak smerig water ‘gedesinfecteerd.’ Vervolgens krijgen ze gevangeniskleren aan. Als een politieke gevangene, die de oorlog zal overleven, de groep Joodse jongemannen sterkte wenst, reageren ze opgewekt: ‘Oh, dat zal wel gaan, want het is gauw afgelopen.’ Hoop doet immers leven.

Het treinstation van Schoorl, vanwaar de bij razzia’s opgepakte Joodse jongemannen naar de Duitse werkkampen werden vervoerd. Foto: Will Janssen.

Slavenarbeid

Een deel van de mannen moet slavenarbeid verrichten in de steengroeve. Ze moeten zware wagens met stenen de heuvel op duwen. Door het zware werk en het slechte eten (een waterige soep met wat kool) verzwakken ze snel, krijgen longontsteking of lopen met open wonden in de barakken rond. Urenlang moeten ze in sneeuw of wind op de buitenplaats staan, in te dunne kleren, belicht door felle schijnwerpers. Tussen 28 februari en 22 mei 1941 overlijden 47 mannen van de februarigroep.

De resterende mannen worden vervolgens naar het 600 kilometer verderop gelegen concentratiekamp Mauthausen getransporteerd. Een kamp waarvan niemand levend mag terugkeren, zo heeft de nazitop al besloten. Ook hier worden ze in een steengroeve aan het werk gezet, opgejaagd door SS’ers met zwepen en pistolen, die er bij het geringste op los slaan.

Toegangspoort van kamp Mauthausen. Foto uit het besproken boek.

Dodenlijsten

Bij het bestuderen van de bewaard gebleven dodenlijsten (bij het naderen van de geallieerde troepen zullen de nazi’s veel administratie vernietigen), ontdekt de historica dat in de eerste week van september 1941 zo’n 152 bij de razzia’s opgepakte mannen in Mauthausen overlijden, en dan nog wel in alfabetische volgorde. Dat kan geen toeval zijn.

Ze zoekt het uit en komt tot de gruwelijke ontdekking dat van de februarigroep vrijwel zeker 108 en vermoedelijk wel 190 Nederlandse Joodse jongemannen in de gaskamer van het 35 kilometer verderop gelegen Oostenrijkse kasteel Hartheim zijn vergast. Al eerder hebben de nazi’s daar 18.000 geestelijk en lichamelijk gehandicapten vermoord. Zij passen niet in het ideaal van een zuiver Arische volksgemeenschap. Voor Joden geldt hetzelfde.

Op deze foto’s, die in Buchenwald werden gemaakt en in een SS-blad werd afgedrukt, is goed te zien hoe snel de gevangenen vermagerden. Collectie NIOD.

Geheime lijsten

De historica geeft verschillende verklaringen waarom er ook drie autobussen met jongemannen van de februarigroep in kasteel Hartheim zijn vergast: de nazi’s willen ermee oefenen, kijken wie voor dit lugubere werk geschikt is en hoe je dat het beste kunt camoufleren. Een jaar later zullen Joden en andere ‘ongewenste elementen’ op grote, industriële schaal worden vergast in kampen als Treblinka en Sobibór.

Mensen die vergast worden, komen uiteraard niet op de officiële dodenlijsten voor. Dat wordt op geheime lijsten bijgehouden, waarvan een deel nooit is teruggevonden. Ook willen de nazi’s iedereen in de kampen die te ziek of verzwakt is uit de weg ruimen, zodat er alleen voedsel nodig is voor mannen die nog wél kunnen werken, terwijl Duitse mannen met miljoenen naar het front worden gestuurd.

Henri Pieck tekende de Jodenwagen, zoals de slavenarbeid in de steengroeve door Joodse gevangenen werd genoemd. Illustratie uit het besproken boek.

‘Sanatorium Dachau’

De Joodse jongemannen krijgen te horen dat ze naar het sanatorium van Dachau gaan, maar uiteindelijk stroomt er in kasteel Hartheim (en vijf andere ‘Todeseinrichtungen’ in Duitsland) gas uit de douches in plaats van water.

Historica Wally de Lang vermoedt dat de gevangenen van kamp Mauthausen moeten hebben geweten wat hen boven het hoofd hing, want al na vier uur keren de drie autobussen uit Hartheim  terug, om keurig opgevouwen kampkleding en persoonlijke eigendommen als brillen en protheses af te leveren. Hun kampgenoten waren duidelijk niet naar een sanatorium gebracht.

Schloss Hartheim, Akoven, Oostenrijk. Foto uit het boek van Jean Marie Winkler: ‘Gazage concentraitonnaires au chateau de Hartheim’.

Uitputting

De 279 bij de razzia’s opgepakte jongemannen die op 8 augustus van dat jaar nog in leven zijn, zullen de oorlog niet overleven. Ze worden ofwel vergast, ofwel overlijden aan uitputting, honger en mishandeling. Een enkeling pleegt uit wanhoop zelfmoord. 58 mannen van de februarigroep worden ‘op de vlucht’ doodgeschoten, wat erop neerkomt dat ze door bewakers in de rug worden geschoten, want uit de met dubbel prikkeldraad beveiligde kampen valt niet te ontsnappen.

Geblindeerde autobussen werden gebruikt om gevangenen uit Mauthausen naar de gaskamers in kasteel Hartheim te rijden. De autobussen dienden ook als mobiele gaskamer en daarom waren de ramen wit geschilderd. Foto: United States Memorial Museum (USMM).

De achterblijvers

De Lang beschrijft niet alleen wat er met de opgepakte mannen is gebeurd, maar ze schrijft ook over de angst en onzekerheid bij de achterblijvers. 23 vrouwen zijn in verwachting als de razzia’s plaatsvinden. Blanche Nabarro is één van hen. Zij maakt honderden foto’s van haar dochtertje, als baby en als peuter. Jarenlang leeft ze met de hoop dat haar jonge echtgenoot Meijer Vieijra het werkkamp zal overleven. Aan de hand van haar foto’s zal hij dan alsnog een beeld kunnen krijgen van de eerste jaren van zijn kind. Pas in 1947 wordt haar laatste restje hoop de bodem in geboord, als het Rode Kruis officieel bevestigt dat haar man in Mauthausen is overleden.

Wally de Lang, ‘De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam’.

De tentoonstelling ‘De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam’ is tot 8 mei 2022 in het Amsterdam Stadsarchief aan de Vijzelstraat te zien. Er is ook een website met informatie over de bij de razzia’s opgepakte Joodse jongemannen. Het boek van Wally de Lang, ‘De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam’, is een uitgave van Atlas Contact en onder meer in de winkel van het Stadsarchief verkrijgbaar.

Naar aanleiding van het boek en de tentoonstelling in het Stadsarchief Amsterdam, die vorig jaar kort te zien was en nu een herkansing krijgt, hebben nabestaanden van de razzia-slachtoffers gereageerd met nieuwe foto’s, documenten, brieven en verhalen. Programmamaakster Sandra Rottenberg sprak met enkele nabestaanden en verwerkte dat in een audiodocumentaire, ‘Nagekomen verhalen’, die hier te beluisteren is. Over de aanleiding tot de Februaristaking, die op 25 februari 2002 weer wordt herdacht, maakten studenten geschiedenis van de Hogeschool van Amsterdam een korte video.

Tekst: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 21/02/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.