Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Stichting Oud-Castricum belicht een allemachtig mooi dorp in de duinen

De duindorpen Bakkum en Castricum beschikken over een actieve historische vereniging, die door meer dan 1200 donateurs wordt ondersteund. De redactie van Oneindig Noord-Holland ging op bezoek bij Stichting Oud-Castricum.

Voor de deur van het ruime onderkomen van Stichting Oud-Castricum, die sinds 1967 actief is, staat een replica van een schelpenkar, die zo nu en dan voor promotie-doeleinden wordt gebruikt. Bestuurslid Rino Zonneveld stamt zelf uit een geslacht van schelpenvaarders, dus hij kan er alles over vertellen. In de negentiende eeuw telde Castricum zo’n tachtig schelpenvissers, die met een eigen schelpenkar op het strand schelpen verzamelden. Het waren meestal keuterboertjes die dat deden. “Mijn voorouders brachten die schelpen via de Schulpvaart naar de kalkovens van Akersloot. Daar werd er kalk van werd gemaakt en die kalk werd weer gebruikt om er mooie, witte specie van te maken.”

Het gesprek vindt plaats in het clubgebouw De Duynkant, op loopafstand van het station van Castricum. Het gebouw beschikt onder andere over een zaaltje waar lezingen worden gegeven, een zaal voor exposities en een archiefruimte met klimaatbeheersing voor archiefstukken.

Rino Zonneveld voor het gebouw van Oud-Castricum aan de Geversweg in Castricum. Foto: Arnoud van Soest.

28.000 afbeeldingen

Oud-Castricum telt veertig vrijwilligers die warme belangstelling koesteren voor het cultuurhistorische erfgoed van Castricum en Bakkum. De informatie die ze daarover verzamelen, publiceren ze in jaarboeken, maar je kunt ook veel artikelen op de website terug vinden. Het hele jaar door worden er tentoonstellingen georganiseerd en belangstellenden kunnen putten uit een digitale beeldbank die maar liefst 28.000 afbeeldingen bevat. Oud-Castricum was namelijk één van de eerste oudheidkundige verenigingen die zijn foto’s is gaan digitaliseren, vertelt Zonneveld. “Eén van onze vrijwilligers heeft vroeger bij het Tropenmuseum gewerkt. Hij heeft zich altijd bezig gehouden met kaarten en foto’s, dus hij kent al die technieken om te digitaliseren.”

De stichting beschikt over ruim twaalfhonderd donateurs en dat is best veel. “In het verleden heeft een aantal van onze leden, waaronder Hans Boot, leuke stukjes geschreven voor De Castricummer. Daar bouw je naamsbekendheid mee op: ‘Oh, jullie staan weer in de krant.’ De meeste donateurs komen uit families die hier al vele generaties wonen, mensen die hier hun wortels hebben. Daarnaast hebben we donateurs met cultuurhistorische belangstelling die graag iets meer willen weten van de plek waar ze zijn gaan wonen.”

De Schulpvaart dankt zijn naam aan de schelpen die via deze waterweg naar de kalkovens werden vervoerd. Foto via Stichting Oud-Castricum.

Limmen en Akersloot

De vrijwilligers van Oud-Castricum overleggen geregeld met de oudheidkundige organisaties in de aangrenzende dorpen Limmen en Akersloot. “Als we een boek of een route maken over de Tweede Wereldoorlog, doen we dat samen. Uitgeest doet daar soms ook aan mee. En als er opgravingen zijn, helpen we elkaar. Samen kun je meer dan alleen.”

Rino Zonneveld is in Bakkum opgegroeid en hij kan urenlang over de geschiedenis van Bakkum en Castricum vertellen. Het zijn dorpen die, ondanks een paar hoge flats, nog steeds een dorps karakter hebben behouden. “Aan de rafelranden staan de oude boerderijen, waar je soms bij de boer kunt kamperen en we liggen vlakbij een schitterend mooi duingebied, met in het achterland een polder en het Uitgeestermeer. We zijn goed bereikbaar met de trein en als je wilt, kun je ook makkelijk stadjes als Alkmaar en Haarlem bezoeken.”

Op 1 mei 1867 ging er voor het eerst een trein tussen Alkmaar en Haarlem rijden, die ook in Castricum stopte. Foto via Stichting Oud-Castricum.

De eerste trein

Op 1 mei 1867 ging er voor het eerst een trein tussen Alkmaar en Haarlem rijden, die ook in Castricum stopte. Het stationsgebouw stond aanvankelijk eenzaam in een niemandsland, zo lezen we in een artikel dat op de website is te vinden. Aan de Stationsweg was nog geen huis te bekennen, de eerste bebouwing stond 300 meter verderop. In de begintijd van het spoor reden er nog maar weinig treinen en de plaatselijke bevolking, die vooral bestond uit landbouwers die verspreid aan zandwegen en paden woonden, was te arm om te reizen. Reizen was in die tijd een luxe, slechts voor enkelen weggelegd.

Zo rond 1900 begon Castricum te groeien, wat alle te maken had met de komst van Duin en Bosch, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Foto via Stichting Oud-Castricum.

Zo rond begin 1900 begint Castricum te groeien. Dat heeft alles te maken met de komst van Duin en Bosch, een instelling voor wat we nu geestelijke gezondheidszorg noemen, maar toen nog gewoon een ‘krankzinnigengesticht’ heette. “In Amsterdam liepen de inrichtingen voor de psychiatrie over,” vertelt Zonneveld. “De provincie bouwde toen twee inrichtingen, één in Santpoort en één in Bakkum: Duin en Bosch. Daardoor kwamen er 800 patiënten en 800 man personeel deze kant op. Maar rond 1910-1920 begon Castricum pas ècht te groeien. Toen kochten project-ontwikkelaars aan de Bakkummerstraat land van de tuinders en zetten daar huizen neer, die er nog steeds staan. Vanaf dat moment zie je het aantal forenzen toenemen.”

Door de komst van de campinggasten deed de middenstand goede zaken. Foto via Stichting Oud-Castricum.

Vijf kruideniers

De middenstand voer er wel bij. “Op een gegeven moment had je in het dorpje Bakkum drie slagers, drie melkboeren, vier bakkers en vijf kruideniers. En in de zomer hadden ze het nog een stukje drukker door de campinggasten van Bakkum.” Die camping begon in 1920. “Aanvankelijk sliepen de campinggasten, die uit Amsterdam en de Zaanstreek kwamen, in katoenen tenten. En ze sliepen op zakken die ze bij de boer met stro vulden.”

In de zomer, en dan hebben we het over de jaren vijftig, maakte melkboer Nijman roomijs, dat werd verkocht  aan de campinggasten die op de fiets van het station kwamen. Dat werkte blijkbaar aanstekelijk, want Bakker Beerse kocht ook een ijsmachine. Hij had zelfs een ijskar, waarmee hij bij de opgang naar de zeeduinen ging staan. “Dat was een prachtig punt, want in twee uur tijd was zijn ijsbak leeg.”

Met houten paaltjes konden de gasten van Camping Bakkum de plek aangeven waar ze het liefst wilden staan. Foto via Stichting Oud-Castricum.

Camping Bakkum

Camping Bakkum staat in een dennenbos, met veel huisjes en kaboutertjes in de tuin. De vaders kwamen meestal alleen in het weekend en als ze weer naar hun werk moesten, bleef moeders met de kinderen achter. De huisjes werden opgeslagen bij de boeren en met Pasen, als het seizoen weer begon, renden honderden mensen met een stuk hout over het terrein om een mooie plek te veroveren.” In de jaren zestig kwam er een tweede camping bij, Geversduin. “Die camping is wat natuurlijker dan Bakkum.”

Naast het organiseren van tentoonstellingen en lezingen, adviseren de vrijwilligers van Oud-Castricum, in goed overleg met de Gemeente, ook bij opgravingen en bij nieuwbouw. Ze hechten er waarde aan dat nieuwe wijken zoveel mogelijk aansluiten bij het oude landschap. In het verleden is dat wel eens mis gegaan, legt Zonneveld uit. “Bij een wijk als Molendijk, die eind jaren zestig is gebouwd,  lijkt het wel alsof ze vierkante stempels hebben gebruikt. De woningen zijn gebouwd op een plek die vroeger nogal drassig was, met veel slootjes en wateringen. De Rijksstraatweg heette vroeger ook Soomerweg, en dat was niet voor niets, want die weg was alleen in de zomer begaanbaar.”

Oud-Castricum beschikt over verschillende goed geoutilleerde archiefruimtes. Foto: Arnoud van Soest.

Een vierkant stratenplan

“In de jaren zestig heeft het bureau dat die wijk heeft ontworpen een vierkant stratenplan getekend, waardoor de oude landschapsstructuur is verdwenen. Tegenwoordig hebben ze daar meer oog voor , zouden ze zo’n oude dijk intact laten en er omheen bouwen. Want het landschap…”en nu wordt hij even filosofisch, “is heel bepalend voor ons welbevinden en geluk. Neem bijvoorbeeld de Schulpvaart, die zich door het landschap kronkelt. Alle oude Castricummers hebben daar nog op leren schaatsen.”

Het gebouw van Oud-Castricum ligt naast een gigantische vlakte met opgespoten zand waar straks 103 woningen zullen verrijzen.  Op een groot informatiebord staat de wervende slogan ‘Wonen in een duinlandschap’ te lezen. In dat duinlandschap woonden vroeger tuinders, dus Zonneveld heeft nu al plannen om de nieuwe bewoners, als de nieuwe wijk eenmaal klaar is, uit te nodigen voor een tentoonstelling over de tuinders die vroeger in het gebied woonden. En waarvan een groot deel later bij Hooghovens is gaan werken. “Het lijkt me aardig om met de kinderen van de tuinders te praten en te vragen hoe dat aardbeien plukken in zijn werk ging. Daar maken we dan een film van die we op de tentoonstelling laten zien. Dat hebben we ook met de Bakkummerstraat gedaan, waar onze huidige tentoonstelling over gaat. Dat soort onderwerpen doet het altijd goed. Mensen zeggen tegen elkaar: “Die film moet je gaan zien. Gaat over de Bakkumerstraat en al die winkeltjes van vroeger.”

Co Brandjes omstreeks 1980. Foto via Stichting Oud-Castricum.

De avonturen van geheim agent Co Brandjes

Oud-Castricum heeft inmiddels 46 jaarboeken uitgegeven, waarvan alle artikelen (met uitzondering van het laatste jaarboek) ook op de website zijn terug te vinden. Eén van de aardigste verhalen gaat over geheim agent Co Brandjes.

Co Brandjes groeide op in Castricum, werd radiotelegrafist en had eigenlijk naar zee gewild, toen de oorlog uitbrak. Samen met een dorpsgenoot, Ab Bleeker, was hij van plan in een oude reddingssloep de overtocht naar Engeland te wagen. Dat mislukte. Gelukkig maar, schrijft Niek Kaan, want ze zouden het met die lekke sloep toch niet gered hebben. Via het neutrale Zweden lukt het Brandjes voorjaar 1944 om toch nog Engeland te bereiken, waar hij voor de Nederlandse inlichtingendienst gaat werken.

In dezelfde nacht als de invasie in Normandië, de nacht van 5 op 6 juni 1944, maakt hij een parachutesprong boven Brabant, met in zijn plunjezak een zender/ontvanger plus geld voor een Eindhovense verzetsgroep. Vanuit een klokkentoren in Eindhoven-Oost onderhoudt hij vervolgens het contact met ‘Londen.’ Hij stuurt berichten over de uit Duitsland aangevoerde versterkingen. En als generaal Montgomery niet zo eigenwijs was geweest, hadden de geallieerden geen zware nederlaag hoeven te lijden in operatie Market Garden (september 1944), maar dat is wijsheid achteraf.

Uiteindelijk keert Co Brandjes naar Engeland terug, verlaat Bureau Inlichtingen en monstert als marconist aan op een schip, dat van Liverpool naar Buenos Aires vaart. Daar koopt hij van alles voor zijn familie en zo komt het dat er op een dag een Canadese legerwagen voor de deur van zijn familie in Castricum stopt, die 12 kisten uitlaadt met kleding, sigaretten, schoenen en chocolade. Groot feest bij de familie Brandjes, dat mag duidelijk zijn.

Na allerlei omzwervingen belandt Co Brandjes in Amerika, waar hij onder andere een struikenkwekerij in Florida begint, en daar uiteindelijk op 14 januari 2002 in de leeftijd van 79 jaar zal overlijden. Toen had hij er al verschillende bezoeken aan Nederland op zitten, voor operaties en familiebezoek. Zo kreeg hij in 1949 uit handen van prins Bernhard het Bronzen Kruis. Voor Brandjes had dat allemaal niet zo gehoeven, schrijft Niek Kaan. Hij ging alleen omdat zijn vriendin prins Bernhard wel eens wilde zien.

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 18/03/2024

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

2 reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.