Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Wijn van eigen bodem

In elke supermarkt en slijterij kun je kiezen uit verschillende soorten wijn, afkomstig uit landen van over de hele wereld. Dit uitgebreide assortiment hebben we te danken aan onze eeuwenlange omgang met wijn. Onze liefde voor de alcoholische druivendrank is diepgeworteld en terug te leiden naar de Romeinse tijd. Om aan de grote vraag te voldoen ontstond er in de zeventiende eeuw een bloeiende handel in wijn. De maand oktober stond beter bekend als de ‘wijnmaand’. Een perfect moment dus om in dit smakelijke verleden te duiken.

Wijnhandel: de route van wijn

Wijn was eeuwenlang de enige drank die over lange afstanden vervoerd kon worden en drinkbaar bleef. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bier en melk. Wijn had een hoge status en kon niet gemist worden. Zelfs als de Franse havens geblokkeerd werden in tijden van oorlog weken de Hollanders uit naar Portugese en Spaanse wijnstreken.

Wijn was een stuk duurder dan bier, ondanks dat het vanaf de veertiende eeuw met hop werd bereid waardoor het bier langer houdbaar bleef. In de Noordelijke Nederlanden werden er in kloosters en gasthuizen wijn voor eigen gebruik gemaakt. Door het koude klimaat zal deze niet van een hoge kwaliteit zijn geweest. De Kleine IJstijd, met strenge winters en koele zomers, zorgde in de zestiende eeuw voor een slechte druivenoogst. Hollandse en Zeeuwse schepen importeerden veel betere wijnen uit Frankrijk en Zuid-Europa. Daarnaast waren de Duitse ‘Rijnwijnen’ ongekend populair, die in duizenden vaten naar ons land werden gebracht over de Rijn.

Uithangbord van een wijnhandelaar: het proeven van wijn (ene kant); het kuipen der wijnvaten (andere kant), Aelbert Cuyp (omgeving van), ca. 1650 – ca. 1655. Collectie Rijksmuseum, objectnummer: SK-A-1457.

In de zestiende eeuw kwamen de witte rijnwijnen (‘suur’ of halfzoet) uit Duitsland, witte wijn uit het westen van Frankrijk en rode wijnen uit Gascogne (Zuid-Frankrijk). In contemporaine bronnen wordt er weinig gezegd over de smaak van Franse wijnen. Over het algemeen gaf de zestiende eeuwse Hollander de voorkeur aan Duitse wijn. In de zeventiende eeuw verschenen in Amsterdam steeds vaker Spaanse wijnen. De prijzen hiervoor waren erg hoog, waardoor Spaanse wijn voornamelijk werd genuttigd door de welgestelde bevolking.

De wijnproevers, Jacob Duck, ca. 1640 – ca. 1642. Collectie Rijksmuseum, objectnummer SK-A-1940.

De Verstandige Hovenier

Ondanks dat het in ons land te koud was voor wijnbouw, bleven welgestelde Hollanders het toch proberen op hun buitenplaats of in de koloniën. Het populaire boek ‘De Verstandige Hovenier’, dat in 1661 voor het eerst verscheen, bleek een onmisbare bron voor iedere buitenplaatseigenaar. In de zeventiende eeuw was er een grote wens om op diens buitenplaats zelfvoorzienend te zijn. De eigenaar wilde met zijn familie in de zomer kunnen leven van de groenten, fruit en kruiden uit eigen tuin. Bovendien wilden ze in hun tuin gasten ontvangen om diens overvloed te tonen en te delen.

In De Verstandige Hovenier wordt er weinig aandacht besteed aan het onderhouden van een wijngaard, het zou enkel ‘tot lust en plezier’ dienen. Het boek verwijst naar andere handboeken die het verbouwen en kweken van wijnstokken uitgebreid behandelen. Wel zijn er een aantal wijn-spreuken per maand opgenomen. Bij de maand oktober wordt het oogsten besproken: ‘Men snijdt nu wijndruyven om te paersen in ’t afnemen van de maen / want die set en suyvert haest/ende werdt klaer, en de laatste dronck is als de eerste.’ Oktober werd vroeger ook wel de wijnmaand genoemd. Ontelbare spreuken zijn hier getuigen van: ‘Oktober geeft ons wijn en zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen.’

Oktober: paar dat wijn drinkt, anoniem, naar Crispijn van de Passe (I), naar Maerten de Vos, 1574 – 1687. De maand oktober: een man en vrouw drinken wijn aan een tafel, de man zit op een wijnvat. Op de achtergrond worden druiven geperst. Rechtsboven het teken van de dierenriem dat bij de maand oktober hoort: Schorpioen. De prent heeft een omlijsting met een randschrift in het Latijn dat verwijst naar de werken van de maand oktober. Collectie Rijksmuseum, objectnummer: RP-P-1888-A-12701

Een goedbetaald beroep: Wijnroeier

In de zeventiende eeuw moest je voor het het beroep van ‘wijnroeier’ een speciaal examen afleggen. Daarnaast waren er meerdere handboeken te koop. Wijnroeiers dankten hun naam aan hun belangrijkste werktuig: de wijnroede of wijnroe. Zij moesten daarmee bepalen hoeveel drank er per café, pension of andere drinkgelegenheid aanwezig was. De meeste wijn zat in vaten, waardoor er van de buitenkant niet te zien was hoeveel drank er zich nog in het vat bevond. Om een goede berekening te maken hadden zij wiskundige vaardigheden nodig, gezien de rondheid van het vat en de mate van gevuldheid. Met behulp van de wijnroede, ofwel een speciale peilstok, konden zij de hoeveelheid wijn in het vat bepalen.

Herbergiers en andere uitbaters van drinkgelegenheden hoopten natuurlijk op een lage schatting zodat ze minder belasting hoefden te betalen. Om een zo eerlijk mogelijk taxatie te krijgen, werden de zogenaamde ‘stadsroeiers’ aangesteld door de stedelijke overheid.

Hun taak was van groot belang voor de inkomsten van de stad, maar logischerwijs genoten ze niet altijd een warm welkom. Een bekende Amsterdamse wijnroeier was de kunstschilder Meindert Hobbema (1638-1709) die in 1668 tot wijnroeier werd beëindigd door de Amsterdamse schepenen. In hetzelfde jaar trouwde hij met Eeltje Vinck, de huishoudster van de Amsterdamse burgemeester Lambert Reynst. Dankzij zijn connectie met de burgemeester kreeg hij deze goedbetaalde baan, die hij vervolgens veertig jaar uitoefende.

Buste van Vincent Jacobsz. Coster, wijnpeiler en eigenaar van het oude doolhof te Amsterdam, in ovale lijst. Naast Costers hoofd zijn familiewapen, in zijn hand een meetlat. In de vier hoeken naast het ovaal zijn afgebeeld een passer, een schrijftablet, een boek en een breidel, alle verwijzingen naar Costers beroep: hij was een rijke Amsterdamse ‘wijnroeier’, hij peilde de hoeveelheid wijn in de vaten en berekende de belasting erop. Vanwege zijn beroep werd hij kortweg Cent de Peyler genoemd. Portret van Vincent Jacobsz. Coster op 38-jarige leeftijd, Jacob de Gheyn (II), 1591 . Collectie Rijksmuseum, objectnummer: RP-P-OB-9956

Wijn drinken uit verschillende glazen

Op schilderijen zijn verschillende wijnglazen, kannen, flessen en koelvaten afgebeeld. Met name op schuttersstukken, stillevens en ‘buitenpartijen’ is de ontwikkeling van het drinkgerei af te lezen. Aan het begin van de zestiende eeuw gebruikte men kleine platte schaaltjes van (groen) glas of aardewerk, maigelein genoemd, om wijn uit te drinken. Langzaamaan werden deze schaaltjes vervangen door drinkglazen met een voet en een grote kelk. Berkemeiers waren gemaakt van groen glas en hadden een wijd uitlopende kelk op een brede kolom versierd met noppen of andere uitsteeksels. Deze uitbundige versiering zat er niet zomaar. Het zorgde ervoor dat de drinker het kostbare glas niet zomaar uit zijn of haar vettige vingers kon laten glippen.

Tegelijkertijd met de berkemeier ontstond de roemer: een groenig drinkglas met een rondlopende kelk en een iets slankere voet. Dikwijls zijn roemers prachtig gegraveerd met mooie spreuken. Bijvoorbeeld de Italiaanse spreuk: Sic Soleo Amicos (Zo ga ik met mijn vrienden om) of met andere woorden: mijn vrienden geef ik een glas. Maar ook Franse spreuken zoals A Demain Les Affaires (morgen komt er weer een dag) en Vin Sans Amij Joije a demij (wijn zonder vrienden is halve vreugd). De maigelein, berkemeiers en roemers werden op schilderijen afgebeeld met een lichtgele drank erin. Ze werden veelal dus gebruikt om witte wijn uit te drinken.

Roemer. Op de kelk is de spreuk ‘A Demain Les Affaires.’ (morgen komt er weer een dag) gegraveerd. Vervaardiger: anoniem, ca. 1625 – in of voor 1649. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BK-NM-8187.

Een ander type glas wat we veel tegenkomen op schilderijen is het zogenaamde fluitglas. Dit waren lange slanke glazen gemaakt van wit doorzichtig glas, dikwijls gegraveerd met een decoratie of spreuk. Fluitglazen zijn meestal gevuld met een oranje of oranjeroze drank. Dit zou een stevige zoete wijn kunnen zijn geweest of een ‘rode’ wijn. In deze tijd was veel ‘rode’ wijn namelijk meer rosé kleurig dan het donkerrood wat we tegenwoordig gewend zijn. Pas vanaf 1700 verschijnt donkerrode wijn op het doek, gepaard met een ander soort wijnglas die overeenkomt met onze huidige variant.

De schuttersmaaltijd in de Voetboogdoelen of St. Jorisdoelen te Amsterdam ter viering van het sluiten van de vrede van Munster, 18 juni 1648. Op tafel staan tinnen borden, roemers en andere glazen. Links staat op de vloer een grote metalen koeler met een wijnvat. Geschilderd door Bartholomeus van der Helst, 1648. Collectie Rijksmuseum, objectnummer SK-C-2.

Wijn van eigen bodem

Pas vanaf de jaren 1970 is er weer sprake van serieuze wijnbouw in ons land. De eerste wijngaarden werden gestart in Zuid-Limburg, waarbij ze dezelfde druivenrassen als in Duitsland en Noord-Frankrijk gebruikten. Een paar van de eerste wijnbedrijven waren de Apostelhoeve op de Louwberg en Hoeve Nekum bij Maastricht. Waar het in 1997 nog maar zeven bedrijven waren, groeide dat in 2005 uit tot 40 bedrijven. Tien jaar later, in 2015, telde ons land 65 wijngaarden. Vandaag de dag zijn er 180 wijngaarden verspreid over heel Nederland. Noord-Holland kent inmiddels acht wijngaarden, waarvan er twee biologisch zijn.

Op de website van Noord-Hollands Wijnboeren vind je een overzicht van alle wijngaarden in Noord-Holland. Met de meeste Noord-Hollandse wijnboeren kun je contact opnemen en een afspraak maken voor een bezoek. Daarnaast zijn er ook websites, zoals historicalwines, waar je speciale historische VOC-wijn kan bestellen. De wijnfles is een exacte replica van de flessen uit het VOC-schip ‘De Amsterdam’.  Zij vullen ze, net als in 1747, met een witte, zoete Monbazillac. Het is duidelijk dat onze liefde voor wijn nog steeds diepgeworteld is… en nu ook weer verkrijgbaar van eigen bodem!

De buitenpartij. Een elegant gezelschap zittend aan een tafel onder bomen in een tuin of park. Links speelt een man op de luit terwijl een vrouw zingt. Op tafel staat een pastei met een pauw, borden en glazen, een bediende schenkt wijn. Op de voorgrond staat een wijnkoeler met enkele flessen. Schilder: Esaias van de Velde, 1615. Collectie Rijksmuseum, objectnummer SK-A-1765.

Auteur: Judith van Amelsvoort

Bronnen:

Publicatiedatum: 27/10/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.