Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Schimmige spokendans op de Oude Schans

Zonder armen of benen zweven ze langs de pakhuizen en boven het water van de Oudeschans. De spoken – want dat zijn het! – verschijnen voor het eerst op 8 oktober 1833. Een dikke week houden ze Amsterdam in de ban. Elke avond stromen de kijkers massaal toe.

“Kijk, daar is er een!” Opgewonden wijst een vrouw in de menigte naar een vermeende spookgedaante aan de overzijde van de gracht. De verslaggever van het Algemeen Handelsblad is erbij, op 16 oktober 1833 ’s avonds aan de westkant van de Oudeschans bij de Snoekjesgracht. Het doorgaans toch uiterst serieuze dagblad heeft de volgende dag een kolom ingeruimd voor een guitig ooggetuigenverslag. De uitroep van de vrouw veroorzaakte een kettingreactie: “Allen gingen op hun tenen staan, allen wezen naar de overzijde.” Ook de journalist richt de blik naar de overkant, maar spoken ziet hij niet. Hij stelt vast dat zich daar eveneens een nieuwsgierige menigte heeft verzameld – angstaanjagend zijn de geestverschijningen blijkbaar niet. “Wel verhief zich tussen beiden het geroep: ‘Zie, daar zijn ze weer! Net als gesluierde dames!’” Wat hij dan wél waarnam door een meegenomen toneelkijker? “In plaats van dames met sluiers, zag ik alleen nu en dan juffrouwen uit de belendende Batavierstraat met witte of althans lichte jakjes aan, welke aldaar wandelden of zich met mandjes naar de Oudeschans begaven, om enige voorraad in te kopen.”

Theorieën

Na een uur wachten houdt de Handelsblad-reporter het voor gezien. Hij is opgelucht, niet zozeer omdat er geen spoken zijn, want hij had niet anders verwacht. Hij is gerustgesteld dat hij uit de gesprekken om zich heen heeft kunnen opmaken dat ook de Amsterdammers die wél spoken zien ervan overtuigd zijn dat het om een grap gaat. Verschillende theorieën doen de ronde. De meeste kijkers gaan ervan uit dat iemand in de weer is met een uitzonderlijk sterke toverlantaarn. De spoken zouden vanuit een van de huizen op de Oudeschans of de Houtkopersburgwal op het wateroppervlak en op de gevelwand van de pakhuizen worden geprojecteerd.

Anderen denken dat een grappenmaker het effect bereikt met een grote holle (brand)spiegel, waarin licht gereflecteerd wordt. Wéér anderen zijn ervan overtuigd dat de schimmen niets anders behelzen dan de witte kleding van nieuwsgierige vrouwen die spoken komen kijken en zich aan de stille kant van de gracht gewaagd hebben. De spokerij op de Oudeschans is eerder iets waar je bij geweest moet zijn om erover mee te kunnen praten, dan een griezelig verschijnsel.

Gezicht van de Geesteverschijning op de Oude Schans, beginende in den Avond om 8½ ure den 8 en 9 October 1833. te Amsterdam. Hartog Abrahams Swaluw, 1833. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Dikke rijen

“Hebt gij de spoken reeds gezien?” De openingszin in het Handelsblad haakt al meteen in op de spokenhype van oktober 1833, die inmiddels een dikke week gaande is. De geesten houden zich niet aan het spokenuur, maar kiezen voor een publieksvriendelijk tijdstip. “Ze verschijnen niet op het akelig uur van middernacht, Neen! Spoedig na het vallen van de avond, soms nog vóór het opsteken der straatlantaarns vertonen zij hunne luchtige gewaden en wanneer de klok op de Montelbaanstoren twaalf uur slaat, verdwijnen zij voor goed.”

De belangstelling is groot. Als je om een uur of half acht komt, kost het moeite nog goed plaatsje te zoeken. “De eerste rangen waren reeds alle bezet. Een vierdubbele heining van mensen, van beide geslachten, van alle standen en leeftijden omgaf de walkant langs de gehele lengte der gracht.”

Even plotseling als de spokenhype op gang komt, houdt het publiek het ook weer voor gezien. Die avond van de 16de oktober is een van de laatste waarop het zo druk is. Dat betekent niet dat er ook een einde komt aan de sterke verhalen en de gewaagde theorieën. In de collectieve herinnering blijft de ‘spokendans’ van de Oudeschans een taai leven leiden en de vergeefse speurtocht naar een verklaring houdt in kranten en in het deftige tijdschrift De Navorscher nog jaren aan.

Engelse deugniet

Het gemeenschappelijke kenmerk van alle theorieën is dat ze geen van alle overtuigen. De voormalige ooggetuigen die zich jaren later nog over het probleem buigen, lijken het schimmige en lacherige karakter van het onderwerp aan te grijpen als een welkom excuus om zich te bedienen van vage formuleringen en geestige stoplappen. Ze verdiepen zich in de spiegeleffecten van straatlantaarns, de kracht van de ‘Engelse toverlantaarn’ en de maanstand in oktober 1833, maar namen van betrokkenen blijven onvermeld, tijdstippen van handeling worden niet precies genoemd en bewijzen ontbreken.

De theorie van de toverlantaarn is het populairst. Naarmate die verder wordt uitgewerkt evolueren de spoken in de loop der jaren van de witte schimmen van de eerste ooggetuigen tot de kleurig geklede vrouwspersonen en andere gestalten. Kritische geesten blijven zich afvragen of zo’n toverlantaarn de kracht kan hebben gehad om over de gracht heen beelden te projecteren, maar een overtuigend alternatief hebben zij ook niet. In een bijzonder hardnekkig verhaal is alles het werk geweest van de zoon van een niet nader genoemde Engelse koopman in zadeltuig. Vanuit een pakhuis op de Houtkopersburgwal (aan de kant van Sint Antoniesluis) zou deze jongeman de schimmen op de pakhuizen hebben geprojecteerd tot hij door de Amsterdamse politie betrapt werd. Vanwege de nationaliteit van de deugniet bemoeide de Engelse gezant zich met de zaak en verdween alles in de doofpot.

Twee mannen schrikken van een spook, anoniem, 1854-1859. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Verbeelding

Beter dan de wetenschap wist van begin af aan de verbeelding raad met de spoken op de Oudeschans. De dichtende makelaar Jacob van Oosterwijk Bruyn (1794-1876) publiceerde er in 1834 een rijmwerkje over in de Almanak voor Blijgeestigen. Dat sloeg aan en nog lang werd in Amsterdam gezongen:

“Al op de op de Oude Schans
Daar is de Spokendans
En aan de overzij
Daar lopen de meisjes vrij.”

Spookdagboeken

De spoken van de Oudeschans laten zich ook later in de 19de eeuw nog wel zien, maar een hype als in 1833 worden ze niet meer. In de 20ste eeuw rekken ze hun schimmige bestaan in boeken, kranten en tijdschriften. Ze zijn vast getuigen in verhalen over spoken en spookhuizen in Amsterdam. Zo staat in deel twee van het bekende Grachtenboek uit 1992 nog een opmerkelijke onthulling. Wij lezen daar de namen de studenten Saal, Van Heijningen en Kemper, die de geestverschijningen van 1833 met een toverlantaarn tot leven gebracht zouden hebben. Dat zou blijken uit de in 1957 gevonden dagboeken van Julius Willem Saal. Helaas lijken die dagboeken nu onvindbaar te zijn. Spookdagboeken?

Auteurs: Marius van Melle & Niels Wisman

Dit artikel is eerder verschenen op de website van Ons Amsterdam.

Publicatiedatum: 31/10/2022

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.