De schenking omvat 150 voorwerpen keramiek (in dit geval slibaardewerk, maar daarover straks meer), die is gemaakte in de periode tussen 1550 tot 1670. Het museum is er blij mee en stelde Venhuis in staat een fraai geïllustreerd boek over dit soort keramiek te maken, dat behalve in Leiden vooral in Noord-Holland werd gemaakt.
Sjek Venhuis is inmiddels 76 jaar, maar zijn belangstelling voor slibaardewerk kwam pas goed op gang, toen hij zo’n veertig jaar geleden van een Amsterdamse antiquair kisten vol van dit type keramiek kreeg, dat op het Schermereiland was opgegraven. Het Schermereiland is het oude merengebied ten zuidoosten van Alkmaar en inmiddels grotendeels ingepolderd, met dorpjes als Graft en De Rijp. In Noordeinde vonden amateurarcheologen c.q. schatgravers op een boerderij gigantische bergen slibaardewerk. De bewoners van het Schermereiland waren redelijk welvarend, door touw en teer voor de VOC en de walvisvaart te maken. Het leverde in ieder geval genoeg op om keramiek te kopen die, zo bleek later, in Alkmaar is gemaakt.
Van scherven tot schotel
Aan Venhuis de taak om al die scherven bij elkaar te zoeken, zodat er weer een mooie schotel van gemaakt kon worden. Als jongeman was hij al in keramiek geïnteresseerd en daarom kwam hij bij verschillende antiquairs over de vloer. Hij kreeg het restauratiewerk onder de knie en in veertig jaar tijd bouwde hij een aardige collectie op.
“De scherven die in Noordeinde zijn gevonden kwamen van bewoners die aan het water woonden,” vertelt Venhuis in het ‘heilige der heiligen’, zoals hij gekscherend de bovenverdieping van zijn huis noemt dat als atelier dient. Het wemelt er van keramieken schotels en tegels.
“De grond van de achtererven die aan het water lagen was drassig en moest regelmatig worden opgehoogd met onder andere huishoudelijk afval, waar die keramiekscherven in zaten. Die scherven lagen natuurlijk niet bij elkaar, dus die moest ik eerst bij elkaar zoeken. Als je 70 tot 80 procent van een schotel of een kom hebt, dan wordt het interessant om het te laten restaureren en te verkopen.”
Kleine hoedjes
In zijn boek behandelt Venhuis slibaardewerk dat gemaakt is in Alkmaar, Enkhuizen, Hoorn, Monnickendam, Amsterdam en Leiden, wat de vraag oproept of je aan keramiek kunt zien uit welke streek het afkomstig is, zoals je dat ook bij klederdracht kunt zien. “Allereerst zie je wat in de mode was. Eind zestiende eeuw liep iedereen rond als Willem van Oranje: een klein hoedje, een kanten kraag en nauwe broekspijpen tot boven de knie. Verder ontdekte ik dat ze in Enkhuizen baretten en in Alkmaar hoedjes droegen, maar vraag me niet waarom.”
Venhuis kreeg ook een paar ‘misbaksels’ in handen. Nu zijn mislukkingen meestal niet om vrolijk van te worden, maar hij was er blij mee. “Een misbaksel is 100 procent bewijs dat het spul op een bepaalde plek is gemaakt. Als er in Alkmaar iets breekt in de oven ga je het niet in Enkhuizen weggooien.”
Het slibaardewerk dat Venhuis heeft verzameld en zelf gerestaureerd komt uit de periode tussen 1550 en 1670, want daarna werd het simpelweg niet meer gemaakt. “Dat komt vooral door de waanzinnig goedkope Duitse import. Dat moet de doodsklap zijn geweest voor het binnenlandse slibaardewerk. De afbeeldingen op dat Nederrijns aardewerk waren ook een stuk simpeler.”
Vuurklokken
Hoewel Venhuis’ collectie vooral uit schotels bestaat, heeft hij ook wat vuurklokken verzameld, die werden gebruikt om de gloeiende kooltjes onder te bewaren, zodat je de volgende ochtend weer vuur kon maken. Daar zitten soms prachtige kunstwerken bij. Venhuis kan ook wel uitleggen waarom. “Het is het enige gebruiksvoorwerp dat permanent in de huiskamer staat. En omdat hij zo groot is, kan een decorateur er heel wat op kwijt.”
Het onlangs gepresenteerde boek is voor hem een mooie bekroning van een lange zoektocht, waarbij hij nogal wat scherven door zijn handen heeft laten glijden. “Niet alles wat in het boek staat komt uit mijn eigen collectie. Er staan ook veel voorwerpen in van particulieren of musea, maar die voorwerpen had ik wel nodig om mijn verhaal te kunnen vertellen.” En mogelijk kan het archeologen helpen als ze slibaardewerk vinden.
Maar dat is niet de belangrijkste reden waarom hij die 150 stukken uit zijn collectie aan Huis van Hilde heeft geschonken. “Ik ben eindig en het leek me zonde als die collectie straks uit elkaar valt.”
Het boek ‘De hand van de decorateur, Hollands slibaardewerk 1550-1670’ van Sjek Venhuis is het twaalfde deel in de serie Noord-Hollandse Archeologische Publicaties. Het boek is te koop in de winkel van Huis van Hilde, maar hier ook (gratis) te downloaden.
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 03/07/2023
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
1 reactieHeel prettige manier van mededelen
dat even gezegd hebbende