Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Het Hoornse Taartarrest

In september 1910 werd bij de familie Markus aan de Grote Oost in Hoorn een vergiftigde taart bezorgd. Het beoogde slachtoffer Willem Markus overleefde de aanslag. Voor zijn vrouw werd de taart echter fataal, zij overleed in de nacht daarop. Het 14-jarige dienstmeisje werd ernstig ziek. Deze gebeurtenis in Hoorn zou niet alleen ingrijpend zijn voor de familie van het slachtoffer, maar ook voor de Nederlandse rechtspraak.

Willem Markus en Johannes Jacobus Beek waren vanaf 1901 gemeentebode en marktmeester bij de gemeente Hoorn. Als bode werkten Markus en Beek in het gemeentehuis, als marktmeesters waren zij belast met de inning van marktgelden op jaarmarkten (waaronder de kermis) en weekmarkten. Tijdens een ziekteperiode van Markus nam Beek uit een kastje in de bodekamer geld weg dat aan hen beide toebehoorde. Het volgende voorjaar was Markus opnieuw ziek. Toen hij weer aan het werk ging, viel hem op dat er minder plaatsgelden waren geïnd dan in andere jaren. Hij sprak Beek hierop aan, maar deze beweerde niets te hebben ontvangen.

Markus vertrouwde de zaak niet en ging op onderzoek uit. Navraag leerde dat de houders van een oliebollenkraam, een draaimolen en een “luchtschommel” in totaal ƒ 135,- per postwissel aan Beek hadden overgemaakt. Deze moest bekennen dat hij het geld had achtergehouden. Beek betaalde het geld terug in de verwachting dat Markus het niet door zou geven aan zijn meerderen, maar Markus vertelde het toch door aan burgemeester en wethouders. Als gevolg hiervan werd Beek op 17 mei 1907 ontslagen als bode en marktmeester.

Wraak

Vanwege de gebroken belofte, het daarop volgende ontslag en de grote inkomensachteruitgang koesterde Beek diepe haatgevoelens tegen Willem Markus. Het plan voor de moord kreeg Beek in augustus 1910 na het lezen van een roman waarin ook iemand vergiftigd werd. Beek hoopte met een moord te bereiken dat hij, na Markus zijn dood, als vervanger toch weer in aanmerking zou komen voor een van zijn vacant geworden functies. Via een zwager was Beek aan rattenkruid gekomen. Hij nam dit op 28 september per trein mee naar Haarlem. Daar bestelde hij een “gelaagde” taart bij een banketbakker aan de Grote Houtstraat met de expliciete instructie dat de taart open moest kunnen, omdat hij er ‘nog wat tussen moest doen’.

Vervolgens ging hij naar Amsterdam, leverde de taart af bij Van Gend & Loos onder opgave van een valse naam en adres. De taart werd op 29 september kort na het middaguur bezorgd. Er zat een briefje bij, waarin de afzender zich bekendmaakte als “een kermisreiziger”. Deze feliciteerde de heer Markus met zijn 84e verjaardag. Markus zelf besloot niet van de taart te eten; bij een eerdere verjaardag had hij er ook een gekregen, maar hij was daar toen ziek van geworden. Tegen het einde van de middag aten zijn vrouw Maria Musman en het dienstmeisje wel een stuk taart. De tragische afloop is bekend.

Johannes Jacobus Beek.

Moord of doodslag?

De politie kwam vrij snel op het spoor van de dader, doordat een inwoner van Hoorn de politie informeerde over de wrokgevoelens van Beek. Beek werd voor verhoor meegenomen naar het politiebureau in het gemeentehuis aan de Nieuwstraat en legde reeds op 4 oktober een bekentenis af. Tijdens de verhoren verklaarde hij dat hij op de terugweg naar Hoorn had bedacht dat misschien iemand anders van de taart zou kunnen eten. Dit zou in het verloop van de volgende rechtszaken een doorslaggevende rol spelen. Voor de rechtbank in Alkmaar eiste de officier van justitie om deze reden dat Beek zou worden veroordeeld wegens moord (mevrouw Markus) en poging tot moord (Grietje Appelman).

De rechtbank volgde deze redenering niet, sprak Beek van beide aanklachten vrij en veroordeelde hem tot 10 jaar gevangenisstraf wegens doodslag. In hoger beroep werd dit vonnis echter vernietigd. Volgens het gerechtshof te Amsterdam had Beek de bedoeling gehad om iemand te vermoorden en er viel inderdaad een slachtoffer te betreuren. Dat dit niet de beoogde persoon was, veranderde de daad niet in doodslag.

Beek had zich al in de trein gerealiseerd dat dit kon gebeuren en had dus de dood van Maria Musman kunnen voorkomen. Hij werd alsnog tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld wegens moord en poging tot moord, en overleed in 1918 in de gevangenis van Leeuwarden. Sinds deze zaak ligt in de Nederlandse rechtspraak het principe van “voorwaardelijk opzet” vast. Het Hoornse Taartarrest is hierom een begrip in de juridische wereld geworden, en werd op 28 oktober 2011 groots herdacht in de Noorderkerk in Hoorn.

Auteurs: Richard Sandbrink en Jan de Bruin.

Publicatiedatum: 24/10/2011

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.