Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Ge­ma­len luis met pis? Kleu­ri­ge kle­ding uit de tui­nen van het Mui­der­slot

Drama! Op dit schilderij uit de collectie van het Muiderslot is de slotscène van Lucelle te zien - een toneelstuk geschreven door Gerbrand Adriaenszoon Bredero. Net zoals Romeo en Julia zijn de hoofdrolspelers Lucelle en Ascagnes ‘star-crossed lovers’. Naast de afgebeelde scène, valt de kleur van de kleding op. De rode broek, het goud-gele jak, de roze cape…

Tegenwoordig zijn felgekleurde kledingstukken heel gewoon, maar vroeger moest er hard gewerkt worden om alles zo mooi gekleurd te krijgen. Ieder kledingstuk werd geverfd met natuurlijke grondstoffen; op basis van insecten, planten of bomen. Pas eind negentiende eeuw komt hier verandering in, wanneer chemische kleurstoffen worden ontdekt. Daarvoor moesten ze het dus doen met gemalen luis of wortelstok om in zo’n mooie rode broek te kunnen rondlopen.

Jantine Koobs schrijft in haar zelf gepubliceerde boek Natuurlijk Verven Grand Teints (2017): “Men experimenteerde in verschillende laboratoria met allerlei chemische stoffen. Dit resulteerde in de ontdekking van de eerste chemische kleurstof, de mauveïne door William Perkin in 1856. In 1869 werd in het laboratorium van Carl Graebe en Karl Liebermann de kleurstof alizarine, synthetisch bereid en aan het eind van de negentiende eeuw wordt de synthetische indigo ontdekt […]. Zo verdringt de chemie het gebruik van natuurlijke kleurstoffen.”

Middeleeuwse ververs aan het werk. Bartholomeus Anglicus, Le Livre des proprietez des choses, vervaardigd in Brugge in 1482. Miniatuur uit de collectie: British Library, Royal Ms. 15 E II, fol. 269.

Badderen in pis

Hoewel de Engelsen het over de ‘dark ages’ hebben, waren de middeleeuwen (ca. 500 t/m 1500) helemaal niet zo donker. De straten zagen er bontgekleurd uit, niet op z’n minst door de kleding die iedereen droeg. Helaas is er nauwelijks kleding overgebleven uit deze periode, maar dankzij archeologisch onderzoek, geschriften en schilderijen weten we toch wat de mensen destijds aan hadden. Én in welke kleur.

In de middeleeuwen komen de kleuren bruin, groen, geel en blauw het vaakst voor. Om deze kleuren te krijgen wordt er gebruik gemaakt van insecten, planten of bomen. Maar je kunt niet een lap stof in de tuin leggen en hopen op het beste. Stoffen, zoals wol of linnen, moeten op verschillende manieren worden behandeld om de juiste kleur te krijgen.

In de kasteeltuinen van het Muiderslot zijn meerdere verfplanten te vinden, waaronder wede. Met de wedeplant kun je de kleur blauw maken. Hiervoor wordt eerst het blad van de plant gemalen. Wanneer deze gaat gisten (een natuurlijk schimmelproces), worden er bollen van gemaakt. Deze bollen worden samen met de stof in een bak water gelegd. Om de stof kleurecht te maken, worden emmers pis toegevoegd. (Kleurecht betekent dat stoffen die in een bepaalde kleur geverfd zijn, die kleur behouden (ook al draag of was je het meerdere keren)). Dit wordt niet alleen in de middeleeuwen gedaan. Ook later nog, in een receptenboek uit 1822, wordt urine voorgeschreven bij het kleuren van textiel. Na het wede/pis-badje is de stof gelig. Als deze wordt opgehangen om te drogen (en in aanraking komt met zuurstof), kleurt het langzaam blauw.

In de Kruidhof van het Muiderslot staan verschillende soorten verfplanten, waaronder wede (blauw), meekrap (rood) en wouw (geel). Foto: Bas Meeuws.

Zwart verven

Alhoewel er overeenkomsten zijn tussen het verven van textiel in de middeleeuwen en het begin van de negentiende eeuw, verandert er door de jaren heen veel in het verfproces. Dankzij overzeese handel komen er nieuwe grondstoffen beschikbaar in Europa, waaronder indigo. In plaats van de inheemse wede, werd in de zeventiende eeuw dan ook steeds meer voorkeur gegeven aan indigo. Indigo is zo populair dat handelaren, waaronder de West-Indische Compagnie (WIC), eigen indigoplantages aanlegden. Tot slaaf gemaakte mensen speelden een belangrijke rol in zowel het verbouwen als het overdragen van kennis over de indigo-teelt. Op Curaçao werd in de zeventiende en achttiende eeuw een indigo-industrie aangejaagd door de WIC. Alhoewel de opbrengsten hiervan veel lager lagen dan dat van tabak of suiker, werd de kennis over indigo-teelt overgebracht naar West-Afrika (waaronder in Ghana en Guinee) waar ook indigoplantages werden opgezet. Ook in de tropische kas van het Muiderslot kun je een indigoplant vinden.

Indigofera suffruticosa, 1897. Beeld: Wikimedia Commons

Indigo wordt niet alleen gebruikt om de kleur blauw te maken. Zoals je kunt lezen in mijn vorige verhaal, draagt de zeventiende-eeuwse elite graag zwart. Maar zwarte kleding is helemaal niet zwart! In de natuur bestaat namelijk geen plant of insect dat kleurecht zwart kan verven. In plaats daarvan gebruikt de zeventiende-eeuwer andere kleuren om een zwarte tint te krijgen. Iedere tint heeft een eigen verfproces. Helaas is veel kennis over deze processen verloren gegaan, maar dankzij materiaalonderzoek weten we steeds meer. Zo wordt voor meekrapzwart een stof eerst donkerblauw geverfd (met behulp van indigo) om daarna met rood (van de meekrap plant) de kleur zwart te krijgen. Doordat de gilde had bepaald dat het verfproces per kleur moest worden opgedeeld, waren er verschillende experts nodig voor het kleuren van zwart. Voor meekrapzwart moest een lap stof eerst behandeld worden door zogenaamde blauwververs (om het donkerblauw te verven), voordat het overgedragen werd aan roodzieders (om het rood te verven).

Zoals Natalia Ortega Saez schrijft in het artikel Zwarter dan Zwart? (2019): “De manier waarop textiel zwart geverfd werd, was complex en arbeidsintensief. […] Bovendien waren er verschillende manieren om de zwarte kleur te bekomen. De verschillende procedures leidden tot verschillende intensiteiten van zwart en kregen hierdoor een naam die de kleurtint representeerde.” Maar, Ortega Saez moet helaas ook concluderen: “Het verband tussen de historische recepten en de ververspraktijk bleek niet afdoende om het volledige technologische proces van het zwart verven te begrijpen. Tevens valt te betwijfelen of de gevonden historische recepten wel uitvoerbaar waren wanneer ze op de letter gevolgd werden.”

En tegenwoordig is dat niet anders: ook al wordt kleding vandaag de dag met chemische kleurstoffen geverfd, zwarte kleding is nog steeds niet écht zwart. In plaats daarvan wordt, net zoals in de zeventiende eeuw, met behulp van andere kleuren kleding zwartachtig gemaakt. Het kan dus zijn dat jouw mooie zwarte shirt eigenlijk gewoon donkerblauw is.

Bredero gebruikte graag volkstaal in zijn toneelstukken, maar dragen deze acteurs ook volkse kleuren? Detail ‘Scène uit het laatste bedrijf van Bredero’s Lucelle’ (1636), Jan Miense Molenaer, collectie Rijksmuseum Muiderslot.

Heel gewoon gebleven

Het toneelstuk Lucelle is geschreven door Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585 – 1618). Lucelle is verliefd op de kamerknecht Ascagnes en trouwt stiekem met hem, maar ze moet eigenlijk trouwen met de Baron. De Baron komt erachter en geeft opdracht om Ascagnes te vermoorden. In de slotscène denkt iedereen dat Lucelle en Ascagnes dood zijn. Maar, spoiler alert (!), beide zijn in goede gezondheid en leven nog lang en gelukkig.

Gerbrand Adriaenszoon Bredero’s toneelstukken zijn erg populair in de zeventiende eeuw. Niet op z’n minst doordat hij volkstaal gebruikte. Dit is zeer ongebruikelijk, vooral op het podium. Ook in zijn bewerking van Lucelle laat hij de karakters ‘gewoon’ Nederlands praten. Maar dragen ze op dit schilderij dan ook kleding in ‘gewone’ volkskleuren?

Net zoals nu: mooie dingen kosten geld. Kleding gemaakt van zwarte stof was erg kostbaar. Maar ook het kleurecht verven van kleding in andere kleuren bleef voor velen onbetaalbaar. De kleur van iemands kleding liet hierdoor al snel zien tot welke sociale klasse de drager toebehoorde. Het gewone volk droeg doorgaans kleding gemaakt van ongeverfde stoffen. Als het kledingstuk wél gekleurd was, was dit vaak gedaan met verf van mindere kwaliteit. Hierdoor werden armere mensen ook wel de ‘grauwen’ genoemd: de kleurige kleding die ze droegen zag er al snel verwassen (en dus grauw) uit.

‘Scène uit het laatste bedrijf van Bredero’s Lucelle’ (1636), Jan Miense Molenaer, collectie Rijksmuseum Muiderslot

Aan de rijk gekleurde kledingstukken waarin de hoofdpersonages zijn afgebeeld, is op te maken dat ze niet erg volks gekleed zijn. Zelfs knecht Ascagnes (linksonder, liggend), draagt een knalrode broek. Maar moet hij zijn broek nog (ver)wassen of is het een voorteken dat deze ‘gewone’ knecht eigenlijk de zoon van de Poolse koning is?

Auteur: Dominique van den Broek, projectconservator collectie Rijksmuseum Muiderslot

Dit verhaal is eerder verschenen op Modemuze.

Publicatiedatum: 20/11/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.