Elk jaar worden bijzondere archeologische vondsten gepresenteerd in de Archeologische Kroniek van Noord-Holland. Onlangs is de kroniek van 2023 uitgebracht. Net als voorgaande jaren is er aardig wat speelgoed uit de bodem tevoorschijn gekomen.
Archeologische vondsten in Amsterdam
In Amsterdam werd er in een dubbelpand aan de Korte Leidsedwarsstraat 129-131 een zeventiende-eeuwse beerput ontdekt. De rechthoekige put (3,5 x 2,5 meter) had een houten vloer en was circa één meter diep. Een beerput werd gebruikt om uitwerpselen in op te vangen en diende tevens als vuilnisbak voor huishoudelijk afval. Door dit afval komen we veel te weten over het dagelijks leven en de sociale status van de vroegere bewoners. De put bevond zich meestal in een kelder of op een binnenplaats. In Amsterdam was het vanaf 1528 verplicht om in ieder huis een beerput te hebben.
De vulling van de beerput (ca. 8000 liter!) werd door de archeologen van de gemeente Amsterdam verzameld in grote zakken (big bags) en gezeefd in het depot. Er kwamen veel verschillende voorwerpen tevoorschijn. Eet-, kook- en drinkgerei van glas, keramiek en metaal. Scherven porselein met verfproeven. Naaigerei, glaskralen, knopen, gespen en andere kledingaccessoires. Maar ook persoonlijke voorwerpen zoals leien en griffels, kammen, rookpijpen, brillen en borstels. Opvallend was de hoeveelheid speelgoed die in deze beerput werd gevonden. Naast knikkers, tollen, poppengoed, bikkels, dreidels, dobbel- en dominostenen vonden de archeologen ook rekenpenningen en zelfs een speelgoed veldkanon op een affuit van messing. De vondsten kon men dateren tussen circa 1725 en 1830.
Stille getuigen
Op een andere plek in Amsterdam werd er ook speelgoed teruggevonden. In de Nieuwe Kerk werd in mei en juli 2023 een veldonderzoek uitgevoerd, in verband met een geplande herfundering van acht zuilen in het schip en het noordtransept. Tijdens de archeologische opgraving werden er menselijke resten met lijkwaden, textielresten van wollen kleding en koperen speldjes gevonden. Een groot aantal graven (31) waren van kleine kinderen en (doodgeboren) baby’s. Een stille herinnering aan de hoge kindersterfte in voorgaande eeuwen. Bij een aantal was er speelgoed in het graf meegegeven, zo werd er een knikker en een glazen figuur van een cherubijn met lier teruggevonden.
Het spel meespelen
Het speelgoed dat in beerputten wordt gevonden is afval uit die tijd. Dat betekent dat de spullen om de één of andere reden zijn weggegooid. Hierdoor hebben we geen compleet beeld van wat er precies werd gespeeld en door wie. Wat we wel weten is dat het een afspiegeling is van alle lagen van de bevolking. Jong en oud, arm en rijk. In tegenstelling tot het bovengronds bewaarde speelgoed, waaronder speelborden en -stukken, die door de elite werden bewaard vanwege hun waarde.
Er is maar een fractie teruggevonden van al het spelmateriaal dat in de afgelopen eeuwen in omloop was. Daarnaast werd speelgoed niet alleen door kinderen gebruikt; onder volwassenen waren bord-, bal- en gokspelletjes mateloos populair. Zo was de Hollandse bevolking met name in de vijftiende en zestiende eeuw verslaafd aan dobbelen. Speciale dobbelsteen makers produceerden ze aan de lopende band.
Bikkelen
In de beerput aan de Korte Leidsedwarsstraat waren bikkels gevonden: botjes waarmee je een werpspelletje kan doen. Een bikkel is het sprongbeen van een schaap (of varken), ofwel een botje uit de enkel van het dier. Het behendigheidsspel werd al in de middeleeuwen gespeeld. De speler die aan de beurt is gooit vier of vijf bikkels in de lucht, waarna hij ze bovenop de rug van zijn hand probeert op te vangen. Elke bikkel is één punt waard.
Bij een ander spel liggen de vijf bikkels op de tafel (of grond). De speler gooit één bikkel in de lucht op, waarna hij er snel nog één van de tafel oppakt, daarna moet hij de opgegooide bikkel weer opvangen. Bij de volgende worp moet hij twee bikkels oprapen, dan drie en tot slot vier.
Bij een andere variant van dit spel, worden vier bikkels tegelijkertijd op de tafel (of een andere harde ondergrond) gegooid. Een bikkel heeft een bolle kant (voorzijde), een kuiltje (achterzijde) en twee platte zijkanten. Bij dit spel moeten alle bikkels met de bolle kant naar boven liggen. Terwijl één bikkel (of een balletje) in de lucht wordt gegooid, moet de speler snel alle bikkels goed draaien. Als dit niet in één worp lukt, moet het worden herhaald tot ze allemaal goed liggen.
In de middeleeuwen speelden kinderen niet alleen met bikkels maar ook met kootjes. Met de botjes van de tenen van een varken of koe speelden ze verschillende spelletjes. De kootjes werden bijvoorbeeld rechtop op straat in een rij neergezet. Één koot was gevuld met lood om hem zwaarder te maken, dat was de werpkoot waarmee ze de andere koten omver gooiden.
Een aantal spreekwoorden zijn van deze spelletjes afgeleid, zo betekent bikkelen of doorbikkelen, ook wel ‘doorzetten’ of ‘hard spelen’. Een combinatie vinden we in de uitspraak ‘Ben je bekotebikkerd!’ Een andere manier om tegen iemand ‘Ben je gek!’ te zeggen.
Tollen
In de beerput werden ook verschillende houten tollen gevonden, waaronder een priktol en een drijftol. De peervormige priktol heeft in het midden een scherpe stalen pin. Een stukje touw wordt strak rond de tol gedraaid, en vast gemaakt aan de wijsvinger. Daarna wordt de priktol hard naar de grond gegooid, terwijl de hand wordt teruggetrokken. Zo gaat de tol draaien en blijft hij draaien als hij de grond raakt.
Een drijftol is doorgaans kleiner en heeft een paddenstoelenvorm. De tol wordt met zijn stompe pin een beetje in de aarde geduwd. Met een touw aan een stokje of een zweep wordt er tegen de tol aangeslagen, waardoor deze gaat draaien.
Iemand van de baan knikkeren
In de afgelopen eeuwen werd er door de jeugd druk geknikkerd op straat. Het doel was om de glazen of houten knikkers over de grond naar een bepaalde plek, bijvoorbeeld een putje, te rollen. Of door met zijn of haar knikker de knikker van een andere speler te raken. Op deze manier konden er knikkers van een ander worden ‘gewonnen’.
Het populaire speelgoed werd door heel Nederland gespeeld en archeologen vinden bij opgravingen regelmatig knikkers terug. Een ander overblijfsel vinden we in de Nederlandse taal. Met de uitdrukking ´iemand van de baan knikkeren´ wordt bedoeld dat je iemand op een krachtige en onaardige manier van zijn plaats stoot. ‘Er is stront aan de knikker’ wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt en betekent dat er problemen zijn. Dit spreekwoord is waarschijnlijk in de achttiende eeuw ontstaan door het buiten spelen op een vieze straat. Hierdoor kwamen de knikkers letterlijk onder de poep te zitten.
Meer lezen over de archeologische vondsten die in Noord-Holland zijn gedaan? Alle ontdekkingen worden jaarlijks verzameld in de Archeologische kroniek van Noord-Holland. In de kroniek staan foto’s en beschrijvingen van bijzondere opgravingen en spectaculaire vondsten.
Auteur: Judith van Amelsvoort
Bronnen:
- Archeologische kroniek van Noord-Holland (2023).
- Jack Bottermans, Nicolette Visser en Tony Burrett, Timpen, hinkelen & pierebollen. Spelen in de Lage Landen, 1991.
- S. Van Egmond & M. Mostert, Spelen in de Middeleeuwen. Over schaken, dammen, dobbelen en kaarten, 2001.
- Jørgen Veerkamp, Van plankenvloer tot veldkanon, Boeiende vondsten aan de Korte Leidsedwarsstraat, Monumenten en Archeologie Gemeente Amsterdam.
- Ellis Grootveld & Dorothee Olthof, Ga je mee naar toen? Tijdreis door Leiden, 2010.
- Onze taal, uitdrukkingen: Stront aan de knikker, De teerling is geworpen, Ben je belatafeld!
Publicatiedatum: 12/12/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
1 reactieLeuke historische opgravingen.