Pier Gerlofs Donia, beter bekend als ‘Grutte Pier’ (Grote Pier), werd rond 1480 geboren in het Friese Kimswerd. Zijn vader was boer, dus het lag voor de hand dat hij dat ook zou worden. Maar Pier erfde de boerderij in een onrustige tijd. Begin zestiende eeuw streden hertog Georg van Saksen en hertog Karel van Gelre om Friesland. Ook de Habsburgse keizer Karel V, die landsheer van de andere Nederlandse gewesten was, werd bij het conflict betrokken, toen Georg van Saksen het gebied aan hem overdeed. Het resultaat was een slopend gevecht tussen de Hollanders en Friezen.
Pier had als boer aanvankelijk weinig met de strijd te maken, totdat Saksische huurlingen in 1515 zijn boerderij platbrandden. Hierbij kwamen zijn vrouw en enkele familieleden om het leven. Ook andere dorpsgenoten waren de klos. Pier was in één klap alles kwijt en besloot zijn leven te wijden aan de strijd tegen de Saksen. Veel Friezen zagen hertog Georg van Saksen en keizer Karel V destijds als bezetters van hun geliefde Friesland. De bevrijding van het gebied werd Piers hoogste doel.
Piraten op de Zuiderzee
Samen met enkele medestanders richtte hij een rebellenleger op: de Arumer Zwarte Hoop. Dit leger bestond voornamelijk uit boeren, verarmde edelen en andere mensen van lage komaf, die de Gelderse hertog steunden. Later voegden ook Gelderse huurlingen zich bij hen, waardoor het een gecombineerd Fries-Gelders leger werd. De onverschrokken Pier werd aanvoerder van de bende.
Op de Zuiderzee gingen Pier en zijn ‘seinschipsluyden’ de strijd aan met de Hollanders, die troepen naar Friesland stuurden. Ze veroverden schepen en plunderden steden, waardoor Pier bij de Hollanders een reputatie kreeg als meedogenloze piraat. Voor de Friezen was hij juist een held die voor de vrijheid en onafhankelijkheid van Friesland streed.
Volgens de overlevering liet hij mensen het Friese rijmpje ‘Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries’ (Boter, roggebrood en groene kaas, wie dat niet zeggen kan is geen echte Fries) zeggen, om te bepalen of iemand een vriend of vijand was. Alleen echte Friezen kunnen de zin namelijk correct uitspreken. Wie dat niet lukte, werd door Piers reusachtige zwaard onthoofd.
In naam van de hertog
Pier streed niet alleen op zee, maar zette ook voet aan wal in Holland. De Gelderse hertog kneep een oogje toe terwijl de bende van Pier plunderend langs de Hollandse steden trok. In 1517 bereikte het rebellenleger de poorten van Alkmaar – of wat daarvan over was na de Opstand van het Kaas-en-Broodvolk 25 jaar eerder. De stad was na dit tumult ernstig verzwakt achtergebleven. Stadsmuren- en poorten waren verwoest, dus voor Pier lag de weg vrij om binnen te komen.
Zeven dagen lang plunderde de bende van Pier de stad systematisch leeg. Bij zijn vertrek brandde hij een groot deel van Alkmaar plat. In een tijd waarin de meeste huizen nog van hout gemaakt waren, richtte de brand grote schade aan. Vooral het Ritsevoort werd hard getroffen. Maar liefst honderd huizen en een meelmolen gingen in vlammen op. Ook de Alkmaarse archieven gingen verloren. In de burgemeesterskamer zakte men tot halverwege de kuiten weg in het verwoeste papier.
Het Ritsevoort in de as
Sporen van de grote stadsbrand van Grutte Pier zijn door archeologen nog steeds in de grond terug te zien. Onder de huizen aan het Alkmaarse Ritsevoort bevindt zich een vettige zwarte laag met verkoolde houtresten. Deze kwam in 2023 weer even tevoorschijn, tijdens een verbouwing en onderzoek van een winkelpand aan het Ritsevoort 15. De zwarte brandlaag was goed zichtbaar onder een gele zandlaag, waarop vervolgens straatstenen waren gelegd. Ook werden in de brandlaag potscherven gevonden, die aanvullend bewijs vormen voor de gebeurtenissen uit 1517.
Na de plundering en brand gaf keizer Karel V Alkmaar de mogelijkheid om zich weer op te bouwen en te versterken. Rond 1551 waren de herstelwerkzaamheden klaar. Ook het huis aan het Ritsevoort 15 werd hersteld. Het pand kreeg een nieuwe leemvloer, die later is vervangen door rode plavuizen. In de late zestiende of vroege zeventiende eeuw is het pand afgebroken voor de bouw van twee kleine huisjes op het Ritsevoort 13 en 15. Deze woningen zijn later als winkelpanden gebruikt.
Pier wordt steeds groter
Verhalen over de daden van Grutte Pier verspreidden zich snel door Holland en Friesland. Na zijn dood in 1520 namen ze steeds grotere proporties aan. Dat Grutte Pier een flinke man was, bestaan geen twijfels over, maar volgens de legende zou hij maar liefst 2,15 meter lang zijn geweest. Hij zou zo sterk zijn geweest dat hij met één hand een ploeg kon optillen, munten tussen zijn vingers kon verbuigen en met één zwaai van zijn zwaard meerdere vijanden kon onthoofden. Eens zou hij zelfs een paard van bijna vijfhonderd kilo over zijn schouder hebben gegooid.
Als bewijs voor de heldhaftige verhalen wordt vaak het zwaard van Grutte Pier aangehaald, dat zich in het Fries Museum bevindt. Het zwaard is maar liefst 2,13 meter lang, 6,6 kilo zwaar en moest met beide handen vastgehouden worden. Alleen een boom van een kerel zou zo’n wapen kunnen hanteren. Het zwaard en de verhalen over Grutte Pier worden in het Fries Museum levend gehouden. In zijn geboortedorp Kimswerd bij Harlingen staat een groot standbeeld van Pier, bij de Martinikerk in Sneek staat een beeld van zijn laarzen. Alleen in Noord-Holland is geen aandenken aan Pier te vinden – maar dat is misschien maar beter ook.
Meer lezen over de archeologische vondsten die in Noord-Holland zijn gedaan? Alle ontdekkingen worden jaarlijks verzameld in de Archeologische kroniek van Noord-Holland. In de kroniek staan foto’s en beschrijvingen van bijzondere opgravingen en spectaculaire vondsten.
Tekst: Sarah Remmerts de Vries
Bronnen:
Publicatiedatum: 21/11/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
1 reactieGoed om te vermelden dat de bende van Grote Pier vrijwel zeker over het water naar Alkmaar kwam, met kleine schepen over de nog open meren, Beemstermeer en Schermeer (pas een eeuw later bedijkt en drooggemalen). Via het Zeglis en de meren stond de stad in verbinding met de Zuiderzee. Alkmaar had in de 16e eeuw nog een bescheiden eigen handelsvloot, blijkt o.a. uit de stadsrekeningen van Kampen. Nu nauwelijks meer voorstelbaar: bij stormachtig weer was de werking van eb en vloed tot onder de stadspoorten te merken.