Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Van wie was dit raadselachtige poppenwinkeltje?

In het depot van het Nederlands Openluchtmuseum staat dit poppenwinkeltje. Lange tijd leek het een alledaags voorbeeld van 19e-eeuws kinderspeelgoed. Tot bleek dat het een miniatuurversie was van een winkel die echt bestaan heeft: M.J.C. de Meijere was een bekende modezaak in Amsterdam. Maar voor wie kan het winkeltje gemaakt zijn?

Negentiende-eeuwse kinderen waren dol op poppenhuizen en miniatuurspulletjes. Grootvaders en vaders timmerden ze zelf in elkaar, of haalden een Duits fabrieksexemplaar in huis. Meisjes maakten hun eigen koopwaren in de uurtjes waarin zij moesten handwerken, en ook jongens speelden met miniatuurwinkels. Of hun ouders nou middenstanders waren, of niet.

Dit poppenwinkeltje uit het Nederlands Openluchtmuseum had zomaar een gewone speelgoedwinkel kunnen zijn. Het heeft een complete inventaris van lapjes stof, miniatuurkleertjes en zelfs een miniatuuruitzet. Maar het leuke is: de winkel heeft echt bestaan. M.J.C. de Meijere was een bekende zaak in damesmodeartikelen en stoffen. Maar waar komt het winkeltje vandaan? Uit de winkeliersfamilie, of toch niet?

Poppenwinkel M.J.C. de Meijere, circa 1870, Nederlands Openluchtmuseum, NOM.4445.OV.

Technische sporen: hoe oud is het winkeltje?

Om dat te achterhalen, is het goed om eerst naar de leeftijd van het poppenwinkeltje te kijken. Uit technisch onderzoek blijkt, dat het winkeltje rond 1870 gemaakt is van hergebruikt materiaal. Het houten corpus was mogelijk ooit een ingekorte lade of kist. Daaroverheen is na 1860 een geveltje van goedkoop zink geplaatst. Dat klopt ook met een tweede aanwijzing: de winkelnaam. Op het medaillon staat ‘M.J.C. de Meijere, Magasin à la Ville de Paris’. Wie oude advertenties van de winkel opzoekt, ziet dat de zaak deze naam sinds 1866 gebruikte.

M.J.C. de Meijere is de naam van de eigenaresse van de winkel: Maria Johanna Cornelia de Meijere (1814-1905), roepnaam Mina. Zij woonde met haar gezin boven de zaak. Naast vier kinderen had zij twee kleinkinderen: Marie, die in 1867 geboren was, en Coba uit 1870. Het is goed mogelijk dat een familielid het poppenwinkeltje als speelgoed voor deze twee meisjes gemaakt heeft. Maar wie kan dit dan geweest zijn?

Mina de Meijere, eigenaresse van modezaak M.J.C. de Meijere, 1888, foto: familiearchief De Meijere/Albertine Dijkema.

Optie 1: Opa Frits of Oom Frits

Een logische kandidaat is opa Frits van Poppelen, de man van winkelierster Mina. Hij was meester-timmerman en had een eigen werkplaats aan de Lauriersgracht. Voor de winkelpanden van De Meijere maakte hij onder meer de etalages en houten betimmeringen. Ook zijn zoon, Frits junior, kan de maker geweest zijn. Die had ook een bouwkundige opleiding gevolgd, en moet dus ook het een en ander van timmeren geweten hebben.

Toch zou het, wanneer we naar de kwaliteit van het poppenwinkeltje kijken, bijzonder zijn als één van deze Fritsen de vervaardiger was. Een ambachtelijk hoogtepunt kan het winkeltje namelijk niet genoemd worden. Het lijkt eerder het knutselwerk van een huisvader dan iets wat een professioneel timmerman in elkaar zou hebben gezet. En zou een professional de winkelnaam niet wat beter hebben uitgelijnd?

Timmerman Frits van Poppelen, circa 1866, foto: familiearchief De Meijere/Albertine Dijkema.

Optie 2: Vader Simon

Een tweede optie is Simon Sax, de vader van Marie en Coba. Hij was wijnhandelaar – een beroep waarvoor je toch iets minder met je handen hoefde te kunnen. Misschien vond hij het desondanks leuk om voor zijn dochters een miniatuurversie van de winkel van hun grootmoeder te maken. Hoewel er ook miniatuurapotheken, kruidenierswinkels en winkels in koloniale waren bestonden, werd ‘wijnwinkeltje spelen’ waarschijnlijk niet erg geschikt gevonden voor kinderen.

Opvallend is in dat geval wel, dat de familie De Meijere helemaal niet wilde dat Marie en Coba zich met de winkel bezighielden. Hoewel hun oma, moeder en tantes alle kneepjes van het winkelvak kenden, kregen Marie en Coba een deftige opvoeding. De meisjes werden naar een dure kostschool gestuurd, waar zij werden gevormd tot chique dames. Dat hun moeder en grootmoeder een winkel hadden, mochten zij aan niemand vertellen. Mensen zouden dan weten, dat zij niet ‘van stand’ waren. Zou de familie dan wel hebben aangemoedigd, dat zij winkeltje speelden?

Coba Sax (uiterst rechts) op kostschool Casa Bonita in Voorburg, 1886, foto: familiearchief De Meijere/Albertine Dijkema.

Optie 3: Iemand anders

Zou de poppenwinkel niet gemaakt kunnen zijn voor hele andere kinderen? Buurtgenootjes bijvoorbeeld, die in de etalage gluurden, of de kinderen van een winkelmedewerker? We kunnen niet uitsluiten, dat de poppenwinkel niets met de familie te maken had. Toch is de kans wel het grootst, dat er een relatie met de echte modewinkel De Meijere is.

Willem Steelink sr., Gravure van de winkel M.J.C. de Meijere, 1880, Collectie Atlas Dreesmann, Stadsarchief Amsterdam.

Opvallend is hoe goed de inventaris op die van een echte winkel lijkt. Zo heeft het poppenwinkeltje een oud plankje dat diende voor het wikkelen van lint of band, en zijn sommige stoffen gerold om kartonnetjes bekleed met gemarmerd papier. Dat gebeurde in echte winkels ook. Ook zijn er meerdere stoffen met stempels en (afgescheurde) fabrieksmerkjes.

Ook zijn er drie bundeltjes voorbeeldstoffen, allemaal van katoen. De patronen lijken erg op elkaar: veel strooibloempjes, bladmotieven, ruitjes en grillige patronen. De kleur roze is oververtegenwoordigd. Het is niet erg waarschijnlijk dat een gewone burger zoveel verschillende stoffen in huis had die zo op elkaar leken. De kans is groter, dat deze kleine lapjes stofstalen uit een echte winkel waren.

Bundeltje stoffen uit inventaris bij poppenwinkeltje M.J.C. de Meijere, Nederlands Openluchtmuseum.

Wie was de schenkster?

Kunnen we nog iets achterhalen uit de archieven van het Nederlands Openluchtmuseum? Uit schenkingsdocumentatie van het museum blijkt dat het winkeltje in 1935 geschonken is door mevrouw C. van Hoorn-Muller (1879 of 1880-1968) uit Amsterdam. Zij heeft meer oud kinderspeelgoed aan het museum overgedragen dat zij mogelijk verzamelde of voor jonge familieleden in huis had.

Haar correspondentie met de museumdirecteur is bewaard gebleven. Zij schreef hem op 3 maart 1935 dat zij nog een ‘ouden winkel’ bezat: ‘een manufacturenwinkel met toonbank en vakken compleet van stoffen voorzien’. Ogenschijnlijk zonder het winkeltje bekeken te hebben antwoordde de directeur op 21 maart het graag op te nemen in de collectie. ‘De oude Manufacturen-winkel met toonbank en vakken, zooals u schrijft, met stoffen compleet voorzien, lijkt mij een aardige aanwinst voor ons Museum. Volgaarne zal ik U geschenk tegemoet zien’.

Of de familie De Meijere en mevrouw Van Hoorn-Muller elkaar kenden, is onduidelijk. Ze woonde niet in dezelfde buurt en ging niet naar dezelfde kerk. Maar wellicht was de dame klant bij De Meijere, of is zij via via aan het winkeltje gekomen. Raadsels te over, die hopelijk op een dag verder opgehelderd worden.

Miniatuurkleertjes, bewaard bij poppenwinkel M.J.C. de Meijere, Nederlands Openluchtmuseum.

Tekst: Marit Eisses

Bronnen:

  • Marit Eisses, Jacoba de Jonge, Winkeldochters, 2023
  • Femmie Markestein, Karin Wester, Poppenhuizen 1880-1980. Een wereld van illusie, 2004

Publicatiedatum: 18/09/2023

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

1 reactie
  • Marian Zoet schreef:

    Zou het ook zo kunnen zijn dat het winkeltje gemaakt is om in de echte winkel neer te zetten, bv in de etalage als eyecather. Moeders kijken naar kleding, kinderen naar zo’n leuk winkeltje?

    Komt ook nu nog wel eens voor.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.