Bij het kolven wordt een kolf- of sajetbal met een kliek (slaghout) naar genummerde vlakken achter in het speelveld gespeeld om punten te verdienen. Dit gebeurt na de bal tegen schuinstaande palen aan de uiteinden van het speelveld te slaan. Momenteel zijn er in Noord-Holland veertien officiële kolfbanen. Dit zijn tevens, op twee kolfbanen in Utrecht en één in Friesland na, alle kolfbanen in heel Nederland.
Een ongeregeld hockeyachtig spel
Er is weinig bekend over de oorsprong van het kolfspel. Het slaan met een stok tegen een bal, ‘balslaen’, bij wijze van spel, kan immers op vele ‘stok-met-bal-spelen’ slaan. Het is iets van alle tijden en komt in vrijwel alle culturen voor. Mogelijk komt het Nederlandse kolven voort uit het Waalse ‘Jeu de Crosse’, of ‘Choule’. Een ongeregeld hockeyachtig spel dat, naar het schijnt, al in de tiende eeuw werd gespeeld.
De oudst bekende vermelding van het kolfspel vind je in het boek van Jacob van Maerlants, ‘Boeck Merlijn’, uit 1261. “Daer liepen herde vele kinder, in enen mersche, meer ende minder, ende slogen daer enen bal”, schreef Maerlants. Het feit dat de hoofdpersoon van het verhaal, ‘Merlijn’, net voorbij liep en de rijkste van de kinderen ‘met ener kolven’ voor zijn schenen sloeg, bewijst dat een kolfachtig spel de Hollanders al sinds de middeleeuwen heeft vermaakt.
Kolven, Culuen en Colffven
De sport ‘kolf’, komt in veel oude teksten voor en telkens met een andere spelling. Van de meer herkenbare ‘colf’ en ‘kolf’ tot de meer bizarre schrijfuitingen ‘culuen’, ‘koluen’ en ‘colffven’. Algemenere termen als ‘balslaen’, ‘sollen metter colve’ of ‘tsollen’, werden net zo vaak gebruikt en alles had betrekking op min of meer hetzelfde spel. Het is daarom ook valabel aan te nemen dat kolven in de loop der tijd is ontstaan en niet op een specifiek moment door iemand is uitgevonden. Met de jaren zijn er regels toegevoegd, weggehaald of veranderd en is het gevormd tot het spel wat nu in vooral Noord-Holland nog wordt gespeeld.
Tegenwoordig heb je het over ‘kolven’ of ‘colven’, niet alleen in spelling anders maar ook wezenlijk twee verschillende spellen. Kolven wordt op een relatief korte baan gespeeld en colven op een groot speelveld en, vooral tijdens de middeleeuwen, ook buiten. Het verschil tussen de twee is pas in de twintigste eeuw door sporthistorici naar voren gebracht. Tot die tijd werd er eigenlijk geen onderscheid gemaakt.
Met een leren of houten bal
Het ‘spel metten colve’ werd van de veertiende tot ver in de zeventiende eeuw aan het hof en in kloosters, maar ook veel door ‘gewone’ burgers en buitenlui gespeeld. Het vrij lang durende spel kon en werd overal gespeeld: op straat, op pleinen, velden en in de winter ook op het ijs. Er werd een houten of met haar en veren gevulde leren bal gebruikt. De voorkeur ging vaak uit naar de leren ballen, omdat hier lekker hard tegenaan kon worden geslagen, maar de houten ballen waren vaak een stuk goedkoper. Waarschijnlijk werden de leren ballen dan ook voornamelijk door de elite gebruikt.
De bal werd met een ‘colf’ (slaghout met een verzwaarde onderkant, vergelijkbaar met een hockeystick of golfclub) vanaf een hoopje aarde of, als het kon, sneeuw geslagen. Deze kleine verhoging wordt ook wel het ‘tuitje’ genoemd. In plaats van schuin staande palen, werden destijds vaak deuren, stenen of bomen gekozen als doel om de bal tegen aan te slaan.
Eindeloze verboden
Het spel dat overal en door iedereen gespeeld kon worden, zorgde voor de nodige overlast. Wie wil immers dat er een houten bal keihard tegen zijn voordeur aan wordt geslagen? Het waren bovendien niet alleen deuren, stenen of bomen die geraakt werden. Toevallige voorbijgangers, dure ruiten en kerkramen werden nogal eens geraakt. Kolfspelers maakten herrie en verjoegen het vee, gevels raakten vervuild of werden vernield en de gewassen van de boeren werd vertrapt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het spel regelmatig werd verboden of verbannen. Overal wilden de stadsbestuurders het ‘problematische’ spel alleen toe te laten op bepaalde plaatsen, vaak buiten de stad. Zo mochten de Haarlemmers vanaf februari 1390 alleen op een stuk grond buiten de stadspoorten, in de Haarlemmerhout kolven.
Niet het alleen het kolven zorgde voor overlast. Er werd net zo veel schade aangericht met andere sporten en spelen als Kaatsen, klossen, kegelen en andere spelen met bal en stok. De overheden in Holland hadden er baat bij de verboden algemeen te formuleren, om zoveel mogelijk hinderlijke spelen in één keer aan te pakken. Toch is het kolven blijven bestaan.
Kolfspelers afgebeeld
De Gouden Eeuw, was een bloeiperiode voor het kolven. De sport werd ontzettend populair en de spelers verschenen op allerlei voorwerpen, waaronder speelkaarten en tabaksdozen. Tegenwoordig is het ‘balslaen’ vooral nog op schilderijen te vinden. Ook in de achttiende eeuw bleef het een geliefde sport. Het aantal kolfbanen was imponerend en bleef groeien. De opzet en regels van het spel zorgen ervoor dat het spel steeds meer op het kolven van nu begint te lijken.
Gedurende de negentiende eeuw verloor het kolven zijn succes. Er ontstond steeds minder belangstelling en het introduceren van een rubberen bal, in plaats van de houten of leren bal, heeft deze achteruitgang niet tegen kunnen gaan. Het kolven dreigde te worden verdrongen door andere spelen. Steeds meer kolfbanen moesten sluiten en in 1878 verdween de laatste kolfbaan uit Amsterdam. De overgebleven kolfbanen en -clubs verenigden zich in de Nederlandsche Kolfbond, die deze Hollandse sporttraditie tot op de dag van vandaag in stand probeert te houden. Op dit moment zijn er zeventien kolfbanen in Nederland te vinden, ongeveer zeshonderd personen beoefenen de Hollandse sport, en er wordt ieder jaar nog gestreden om het Nederlands kampioenschap.
Auteur: Liza Koppenrade
Bronnen
Publicatiedatum: 20/01/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.