Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

Stoomtrams gingen waar de trein niet kon komen

Als spoorlijnen in de negentiende eeuw hun intrede doen in Nederland, kunnen nog niet alle streken direct ontsloten worden. Om het platteland met de steden te verbinden, wordt voor een goedkopere optie gekozen: de tramweg. Over de tramweg rijden stoomtrams, licht uitgevoerde versies van stoomtreinen die uiterst geschikt zijn voor korte afstanden. De kleine, stapvoets rijdende trammetjes groeien al snel uit tot een vertrouwd gezicht in veel Noord-Hollandse dorpen en steden.

De wieg van de stoomtram staat in Engeland, waar in de mijnbouw al vele eeuwen gebruik werd gemaakt van karren op rails. Door de rails van gietijzer te maken, in plaats van het gangbare hout, konden kolen en erts makkelijker en sneller vervoerd worden. De nieuwe ijzeren rails vormden een eerste aanzet, maar de uitvinding en verbetering van de stoommachine (1769) door James Watt betekende de ware start van een revolutie. Een industriële welteverstaan, waarin veel meer mogelijk bleek met minder menselijke inspanning.

De eerste stoommachine die over een rails kon rijden, werd gebouwd door Richard Trevithick in 1804. Deze stoomlocomotief werd gebruikt om wagens te trekken in een ijzermijn in Wales. Maar de oude vertrouwde paarden werden nog niet direct aan de kant gezet. Trevithicks locomotief was namelijk zo zwaar, dat hij af en toe door de gietijzeren rails heen zakte. Niet heel betrouwbaar dus. De eerste echt bruikbare stoomlocomotief was de ‘Rocket’ uit 1829, ontworpen door Robert Stephenson. Nu was de trein klaar om de wereld te veroveren.

Richard Trevithicks stoomlocomotief bij een museum in Birmingham. Foto: Birmingham Museums Trust, via Wikimedia (publiek domein).

Ongekende snelheid

Het duurde nog eens tien jaar voordat we in Nederland ook van deze nieuwe techniek gebruik konden maken. Op 20 september 1839 reed de eerste stoomtrein van Amsterdam via Halfweg naar Haarlem. Die trein was maar liefst zes keer zo snel als de trekschuit, waardoor de rit van 16 kilometer in slechts 32 minuten kon worden afgelegd. Om die reden was de stoomtrein voor sommige mensen een wonder van de nieuwe tijd en voor anderen een reden tot angst en wantrouwen.

Maar wie in het nieuwe vervoersmiddel gereden had, was louter positief. De trein had zijn tijdbesparende nut ruimschoots bewezen en mocht blijven, zo was de algemene consensus. Langzaam werd een uitgebreid netwerk van rails aangelegd door het hele land, die de grote steden met elkaar verbond. Ook kwam er aanvullend vervoer om de treinreizigers van het station verder de stad in te brengen. Paardenomnibussen, een soort grote koetsen getrokken door paarden, waren niet meer weg te denken uit de stadscentra. In 1864 ging de eerste omnibus, tussen Den Haag en Scheveningen, zelfs op een eigen rails rijden. De paardentram was geboren.

Aankomst van de stoomtram bij het station Broek in Waterland, 1905. Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, Noord-Hollands Archief.

Kilometers rails

De Spoorwegwet uit 1875 zorgde voor nieuwe regelgeving, maar gelukkig gold die niet voor eenvoudige treinen die maximaal 15 kilometer per uur reden. Deze uitzondering bood kansen aan de stoomtram, waarvan in 1878 een eerste versie in Haarlem op proef ging rijden. Ook de eerder genoemde paardentram tussen Den Haag en Scheveningen werd rond deze tijd gemechaniseerd. Nog gunstiger werd het in 1880, toen een nieuwe wet het mogelijk maakte om zonder voorafgaande vergunning met een stoomtram te gaan rijden. Wel moest er soms nog tol betaald worden aan de wegbeheerders.

De nieuwe stoomtrams bleken een groot succes. Al snel doorkruiste 300 kilometer tramrails ons land (op het hoogtepunt in 1925 zou dit zelfs het tienvoudige zijn), waarover twintig bedrijven hun trams lieten rijden. Ook de post werd voortaan per stoomtram vervoerd. Veel van deze trams werden destijds geproduceerd in de Machinefabriek Breda, waar de heren Rueb en Stous Sloot in 1883 de karakteristieke vierkante locomotief ontwikkelden. Een belangrijke leverancier van rijtuigen was de Haarlemse rijtuigfabrikant Beijnes. Deze toonde zijn stoomtramrijtuigen zelfs op de Wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam.

De Brink in Laren met stoomtrams, ca. 1905-1910. De linker tram met loc 6 staat klaar om naar Blaricum te vertrekken terwijl de rechter tram naar Hilversum gaat. Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, Noord-Hollands Archief.

Voordelig dagje uit

Elke plaats had op dat moment nog zijn eigen regels voor trams. In het ene dorp reden de trams bellend door de straten, in het andere fluitend. In sommige plaatsen mocht zelfs niet worden gerookt. Pas in 1900 kwam er een uniforme wet voor alle stoomtrams, waarin regels voor het hele land werden vastgelegd. Voor de conducteur, machinist en stoker waren reglementen opgesteld door de vervoersbedrijven waar zij in dienst waren. Zo mochten machinisten niet roken en drinken tijdens hun werk en moesten conducteurs altijd hun personeelsnummer zichtbaar dragen, om autoritair gedrag te voorkomen. Want het plezier van de passagiers stond natuurlijk voorop.

Aan het begin van de twintigste eeuw konden veel van die passagiers dankzij de stoomtram genieten van een dagje uit in eigen land. De stoomtrams gingen waar de trein niet kon komen en brachten dagjesmensen naar het strand of het bos, voor een verfrissende duik in zee of een gemoedelijke picknick in de natuur. Zo maakten Amsterdammers dankzij de Gooische Stoomtram kennis met de Gooise heide en bracht stoomtram ‘Bello’ reizigers vanuit Alkmaar naar de duinen bij Bergen aan Zee. Ook buitenlandse toeristen maakten steeds meer gebruik van de stoomtram, aangemoedigd door meertalige posters en pamfletten die reclame maakten voor het gemak en de gunstige tarieven van de tram.

Posters om buitenlandse bezoekers aan te trekken. Links: Affiche voor Duitse touristen, met routebeschrijving naar Zandvoort, ca. 1900. Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Noord-Hollands Archief. Rechts: Franse toeristische affiche ter promotie van de bloembollenvelden, ca. 1903-1914. Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Noord-Hollands Archief.

Concurrentie op het spoor

Ook voor lokale boeren en industrie bleek de stoomtram een uitkomst. In speciale markttrams reisden boeren met hun vee en streekproducten naar de stad om hun waar op de markt te verkopen. Omgekeerd bereikten industriële goederen, zoals steenkool en kunstmest, per stoomtram vanuit de steden het platteland. Rond 1915 werden er meer goederen per tram vervoerd dan over de weg. Maar ondertussen was de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) uitgebroken, waardoor grondstoffen plotseling lastiger te krijgen waren en de prijzen stegen. De stoomtrams bleven rijden, maar veel trambedrijven kregen flink te lijden onder de gestegen kosten.

Trambedrijven maakten dankbaar gebruik van een Rijkssubsidie op steenkolen om in leven te blijven. Sommigen stapten rond 1920 over op goedkopere motortrams, die op benzine reden. Daarnaast raakten rond deze tijd de autobus en vrachtauto in zwang. De stoomtrams kregen concurrentie van autobusondernemingen, die een goedkoop alternatief voor de tram boden. Voor de trambedrijven was samenwerking de enige manier om te kunnen blijven bestaan. In Noord- en Zuid-Holland werden veel stoomtrams in de jaren twintig en dertig vervangen door moderne elektrische trams.

De stoomtram Haarlem-Alkmaar, mogelijk in de Hoofdstraat te Santpoort, ca. 1900-1925. Beeldcollectie van de gemeente Velsen, Noord-Hollands Archief.

Het einde van een tijdperk

Maar niet alle stoomtrams verdwenen uit het straatbeeld. Sterker nog, tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd hun nut weer dubbel en dwars bewezen. Door het wegvallen van ander wegvervoer waren veel mensen plots weer aangewezen op de ouderwetse stoomtram om ergens te komen. Helaas kon deze tijdelijke opleving niet voorkomen dat veel stoomtrambedrijven na de oorlog alsnog opgeheven werden. Op 14 februari 1966 reed de allerlaatste motortram tussen Spijkenisse en Hellevoetsluis. Het tijdperk van de stoomtram leek voorgoed voorbij.

De Stoomtram Hoorn-Medemblik in de bocht te Midwoud. Collectie Provinciale Atlas Noord-Holland, Noord-Hollands Archief.

Niets bleek minder waar. In 1965 werd de Tramweg Stichting opgericht om stoomtrammaterieel te redden van de ondergang. Het doel was om een museumtramlijn op te richten naar Engels voorbeeld, waar oude trams als rijdend erfgoed bewaard werden. En dat lukte! Op de historische lijn Hoorn-Medemblik, die in 1887 geopend werd voor reizigers en goederen, rijdt sinds 1968 de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik. Het museum beheert niet alleen een collectie stoomtrams, maar biedt daarmee ook een authentieke reisbeleving aan zijn bezoekers.

Bezoekers kunnen er een tijdreis maken tussen de twee stations of een dagtocht per boot en stoomtram via Medemblik naar Enkhuizen. Ook zijn er tijdens de feestdagen speciale evenementen. Wil je de Museumstoomtram zelf eens bezoeken? Neem dan een kijkje op stoomtram.nl.

Stationsgebouw van de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries

Bron: Bezoek aan de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik (2025).

Publicatiedatum: 11/12/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.