Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

De Hollandse kraamkamer

De kraamtijd is een bijzondere periode voor een moeder en haar pasgeboren baby. Vroeger werd de komst van een nieuw gezinslid anders gevierd dan nu. Geen grote struisvogel in de tuin, maar een linnen lapje om de deurklopper. En voor het kraambezoek was er een glas kandeel (alcoholische drank) in plaats van een beschuit met muisjes. Tijd om een aantal bijzondere kraamgebruiken uit het verleden toe te lichten.

In de zeventiende eeuw bereidde aanstaande ouders zich voor op de komst van hun kindje. Niet met een commode vol rompers, boxpakjes en slabbetjes, maar met een luiermand of luiermandkast. De luiermand kon van verschillende materialen zijn gemaakt. Bij de meeste gezinnen was dit een eenvoudige rieten mand, soms doorvlochten met gekleurde draden. Welgestelde families kozen liever voor een luxe zilveren of rijk versierde aardewerken exemplaar.

Voor het eerstgeboren kind werd de babyuitzet meestal samengesteld door de schoonmoeder van de kraamvrouw. In voorname huishoudens hadden ze naast de luiermand ook een speciale luiermandkast of -kabinet. Daar bewaarde men de babykleding en andere benodigdheden in, terwijl de luiermand vooral het doopgoed bevatte.

Luiermand met een voorstelling van musicerende putti. Zilversmid: toegeschreven aan Gerloff Brouwer, Amsterdam, 1660. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BK-15753.

Aankondiging

Alles in huis moest gereed zijn rond de zevende maand van de zwangerschap. Dan was het tijd om tijdens een etentje de familie, vrienden en buren op de hoogte te stellen. Met een speciale beker, ook wel ‘Hansje in de kelder’ genoemd, werd de aanstaande geboorte aangekondigd. Bij de zilveren schaal zit er middenin een verdikking met een klepje. De aanstaande vader vulde de schaal met wijn en een drijvertje zorgde ervoor dat een figuurtje (een ‘Hansje’) daaruit tevoorschijn kwam.

Hansje in de kelder. De schaal is versierd met gedreven vruchttrossen en heeft in het midden een halve bol met opklapbare deksel waaronder een verguld kinderfiguur zit. Zilversmid: Gerrit Stoffels, Harlingen, 1600-1650. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BK-NM-591.

Daarbij werd een toost uitgebracht op de goede afloop van de aanstaande bevalling. Afhankelijk of de ouders een meisje of een jongen wensten werd er geproost op Maaike in ’t schapraaike of op Hansje in de kelder. Wanneer het ze niet uitmaakten werd er gedronken op ’t kindeke in ’t spindeke. Met schapraai, kelder en spin of spinde werden voorraadkasten bedoeld, allen verwijzingen naar de moederschoot. Na het proosten en drinken ging het gezelschap de gevulde luiermand of luiermandkast bekijken, dit werd ook wel ‘deurzichten’ genoemd.

Luiermandskast van eiken- en notenhout. Meubelmaker: anoniem, Amsterdam (mogelijk), ca. 1660-1670. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BK-1985-10.

Een speciale kraamkamer

In de achttiende eeuw was het bij deftige families gebruikelijk om bij een naderende geboorte een speciale kraamkamer in te richten. Voor de gelegenheid werd vaak een apart kraambed aangeschaft. Zowel de moeder als, na de geboorte, het kind werden in deze ruimte met de grootst mogelijke zorg omringd. Begrijpelijk gezien de grote risico’s voor moeder en kind tijdens een bevalling.

Kraamkamer, tekenaar: Cornelis Troost, 1748. Collectie Rijksmuseum, objectnummer RP-T-1953-227.

Verschillende schilderijen geven een inkijkje in zo’n kraamkamer. Kunstenaar Cornelis Troost (1696-1750) was gefascineerd door het onderwerp en legde het tafereel meerdere malen vast. Op zijn schilderij uit 1737 zien we een jonge moeder rechtop in bed zitten terwijl ze soep eet. Naast het kraambed voert een min het pasgeboren kindje met een lepel. Op de voorgrond staat een mand met een paar luiers. De rieten wieg is met een doek afgedekt om de kou buiten te houden. Ook is er een kamerscherm, ofwel ‘kraamschut’, opgesteld tegen de tocht. Er branden kleine vuurtestjes, want het moest ten alle tijden warm zijn in de kraamkamer.

Hollandse kraamkamer, schilder: Cornelis Troost (1696–1750), 1741. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, inventarisnummer 1871 (OK). Beeld via Wikimedia Commons, publiek domein.

Sommige kraamkamers zijn zelfs nog te identificeren aan de hand van schilderijen. Zoals de kraamkamer aan de Herengracht 370 in Amsterdam, geschilderd door Matthijs Naiveu in circa 1712. In het kraambed zit Elisabeth Jacoba Cromhout, die haar pasgeboren kindje laat zien aan haar zuster. Haar man Jacob Cromhout staat naast het kraambed met een glas kandeel (?).

Kraamkamer, schilder: Matthijs Naiveu, ca. 1712, Collectie Museum De Lakenhal, inventarisnummer S 1071, publiek domein.

De historische kraamhulp

Op afbeeldingen uit de veertiende tot en met de zeventiende eeuw is te zien dat een kraamvrouw veel hulp van andere vrouwen kreeg. Zo richtte de een zich op het verzorgen en verfrissen van de kraamvrouw, terwijl een ander het eten bereidde en weer een ander ontfermde zich over de pasgeboren baby.

In de achttiende en negentiende eeuw neemt het aantal helpende handen in de kraamkamer af. Uiteindelijk kwam de kraamzorg in handen van de baker (ook wel baakster, bakermoer, kraamwaakster of kraamwaarster genoemd). Dit was meestal een oudere vrouw die zelf kinderen had en door de jaren heen ervaring had opgedaan. Tijdens de periode dat de vrouw des huizes in het kraambed lag, had de baker de leiding over het huishouden. Na de bevalling begroef zij de nageboorte en lette erop dat de kraamvrouw zich aan de regels hield. De baker verzorgde natuurlijk ook de baby, onder andere door het in te bakeren. Met haar zogeheten bakerpraatjes wist zij de kraamvrouw en de visite te vermaken of te verontrusten. Zij ontving fooien van zowel het kraambezoek als van de kraamheer.

Als een baby bij de geboorte nog een deel van de vruchtvliezen over het hoofd had, werd dat gezien als een goed teken. Aan dit zogenaamde helmvlies werden magische eigenschappen toegeschreven. Een kind dat ‘met de helm’ werd geboren zou een voorspoedig leven tegemoet gaan. Soms werd het helmvlies daarom bewaard.

Ovaal zilveren helmdoos met opschrift “Wolter van Duren, sijn helm leijt hier in, is daer mede gebooren, in t jaer 1635 den 4 aug”. Beeld via Wikimedia Commons, Museum Rotterdam, inventarisnummer 133-A-C, CC BY-SA 3.0.

De bakermat en luierdroger

Met een bakermat werd een langwerpige platte rieten mand bedoeld. In deze mand zat de baker wanneer de baby verschoond moest worden. De verhoogde rug was aangebracht tegen de tocht. Om verdere afkoeling te voorkomen werd het verschonen voor de open haard gedaan. Na gebruik werd de bakermat opgehangen aan de muur.

Vrouw verschoont een kind in de bakermat, prentmaker: Willem van de Passe, 1624. Collectie Rijksmuseum, objectnummer KOG-ZG-1-30-96.

Bij de bakermat hoorde de luierdroger of luierkomfor. Deze historische luieremmer werd in de volksmond ook wel ‘kraamvrouwenkacheltje’ genoemd. Onderin was er ruimte voor een gloeiend kooltje. Op de ronde bovenkant werden de natte ongewassen(!) luiers gedroogd. Als de luier was opgedroogd werd deze gewoon weer opnieuw gebruikt.

In de zeventiende en achttiende eeuw werd de bakermat vervangen door een laag bakerstoeltje. In dezelfde periode werd de luierdroger ingeruild voor de vuurmand. Deze laatste fungeerde ook als warmtebron, waardoor een open haard niet nodig was. De vuurmand was gemaakt van bandijzer, dat gevuld kon worden met gloeiende kooltjes. Bovenop zat een gevlochten frame, waarop de natte luiers gedroogd konden worden.

Aardewerk kachel of luierdroger met twee grote oren in het midden en los deksel. Museum Rotterdam, Beeld via Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0.

Het kraamkloppertje

Tegenwoordig plakken moeders een post-it op de voordeur met ‘niet aanbellen, de baby slaapt’ om pakketbezorgers en kraambezoek te laten weten dat ze zachtjes moeten kloppen. Vroeger ging dat een stuk eleganter.

Wanneer er een kind geboren was, kondigde men dit heuglijke nieuws aan door de deurklopper met wit linnen te omwikkelen. Het doekje dempte het geluid én maakte duidelijk aan voorbijgangers dat ze stil moesten zijn. Iedereen kon zo in één oogopslag zien dat er een baby in huis was. Deze linnen doek werd daarom het ‘kraamkloppertje’ genoemd.

Later werd er op de oude plaats van een deurklopper een houten plankje opgehangen. Welgestelde families lieten dit plankje rijkelijk versieren met stof en kant. Dit kraamkloppertje werd vaak al voor de geboorte gemaakt. Tussen de stof en het plankje schoof men een wit papiertje: als het een jongetje was haalde men het papiertje eruit en bij een meisje bleef het zitten. Zo wist het bezoek al bij de voordeur welk geslacht de pasgeborene had. Helaas kwam het ook voor dat ouders bij rouw een zwart kraamkloppertje aan de deur hingen.

Kraamklopper, 1850-1900. Zuiderzeemuseum Enkhuizen, Objectnummer B001397/a, CC BY-SA 4.0.

Kraamklopper op een deur. Aquarel van Hendrik H. Schwegman (1761-1816), 1808. “Een apotheekersloopjongen bezorgt een drankje”. Tekst op raam: “De kraamvrouw is doodelijk zwak: het kind is redelijk”. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Inventarisnummer 44592.

Kandeel

Kandeel is een warm drankje, bestaande uit wijn en eierdooiers, dat vroeger tijdens de kraamperiode werd gedronken. In de eerste plaats diende het als een versterkend middel voor de jonge moeder. Verschillende bronnen vermelden echter dat ook de vader en het kraambezoek ervan meegenoot.  De kandeel werd in een speciaal glas geschonken en geroerd met een kaneelstokje. Zo’n glas was meestal versierd met een gravure van een kraamvrouw in bed en de tekst: ‘Het welvaaren van de kraamvrouw en kintie.’

Bokaal met deksel, met een kraamkamer en het opschrift: HET WELVAAREN VAN DE KRAAMVROUW, EN KINTIE, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum, objectnummer BK-KOG-1630.

In Nederland maakte men doorgaans gebruik van Rijnwijn. De hoeveelheid specerijen die werden toegevoegd, waren afhankelijk van de dikte van de portemonnee. De recepten die bewaard zijn gebleven geven weinig informatie over de exacte bereidingswijze.

Een voorbeeld van zo’n recept staat in het ‘De verstandige Kock’ (1669) – om een leckere kandeel te maken. Neemt een pint water en een pint Rinse wijn, en slaet 6 eyeren heel kleen sonder de haen, en roert het onder malkanderen. Set het op ’t vuur tot het aen de koock komt. Doet er dan wel suyker, foelie, notemuskaet, caneel en nagelen by.’t Is goet om te drincken. Sommige doen dat wel over een gestooft hoen voor saus. Oock harst mender wel wittebroot in om te eeten. Sommige doender wel boter in.

Vrouwen op kraamvisite rond een tafel met een bokaal erop waaruit wijn(kandeel?) wordt opgeschept. Uit de serie: Het Vrijen, Trouwen en eerste Kraambed in eene deftige Hollandsche huishouding omstreeks 1750. Prentmaker: Jan Caspar Philips. Collectie Rijksmuseum, objectnummer RP-P-OB-76.804.

Auteur: Judith van Amelsvoort

Bronnen:

  • Maria van Lamoen, Oude Kraamgebruiken, Helmond, 1981.
  • Catalogus bij de tentoonstelling Kinderen van alle tijden, in het Noordbrabants Museum te ‘s- Hertogenbosch van 38 maart t/m 6 juli 1997, Zwolle, 1997.
  • Mariëlla Beukers, Wijnkronieken. Twintig eeuwen Nederlanders en wijn, 2019, p. 117 t/m 119.
  • Mariëlla Beukers, Punch, kandeel en clairet – Historische drankjes om zelf te maken, 2019.
  • Marleen Willebrands, De verstandige Kock, Proef de smaak van de 17de eeuw, 2022.
  • Marianne Havermans-Dikstaal, De Maatschappij van de Moederlijke Weldadigheid te Hoorn, Aandacht voor een vereniging van behoeftige kraamvrouwen in de 19de eeuw, 1987.

Publicatiedatum: 15/12/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.