Dat kloeke boekwerk, ‘Op reis door Noord-Holland’, is bijna een koffietafelboek geworden, waarmee je in noodgevallen iemand buiten westen kunt meppen. Maar daar is het natuurlijk niet voor bedoeld. Het is gemaakt om te genieten van prachtige illustraties uit de collecties van het NHA.
Een kleine greep uit de onderwerpen die langskomen: de ontwikkeling van het Noord-Hollands Archief, de abdij van Egmond, de bloemen- en bollenteelt, Noord-Hollandse badplaatsen in de negentiende eeuw, migratie door de eeuwen heen, de Tweede Wereldoorlog in foto’s en het Sluizencomplex van IJmuiden.

De Janskerk in de Jansstraat, zoals Romeyn R. de Hooghe die vastlegde in 1688. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, inventarisnummer 43991.
Abdij van Egmond
We beginnen met de abdij van Egmond, want daarover gaat de oudste verzameling van het Haarlemse archief. Sinds 2025 is het volledig digitaal toegankelijk, als je tenminste uit die oude handschriften wijs kunt worden.
De abdij is begin tiende eeuw nog een klein klooster in Egmond-Binnen waar nonnen bidden voor het zielenheil van graaf Dirk I van Holland (ca. 875-939) en zijn familie. Het klooster is van hout en graaf Dirk maakt er een stenen basiliek van, om de nonnen vervolgens door Gentse monniken te vervangen. Zij zouden beter opgewassen zijn tegen de dreiging van invallen en plunderingen door de Noormannen.
De monniken bewerken het land, maar ze kopiëren ook oude teksten op perkamenten vellen en ze maken oorkonden voor de graven van Holland. Zo leggen ze de geschiedenis van het graafschap Holland vast en vermoedelijk is het in de Middeleeuwen de enige plek in de regio waar geschreven wordt. Naarmate de graven meer landgoederen aan de abdij schenken, krijgen de monniken steeds meer bestuurlijke macht, want ze mogen tol heffen en jacht- en visserijrechten uitdelen. In de middeleeuwen strekt hun gebied zich zelfs tot buiten het graafschap Holland uit.
De monniken fungeren als leenheer voor de boeren, maar ze zijn ook verantwoordelijk voor het onderhoud van dijken, molens en duinen, in plaatsen als Schoorl en Beverwijk. Kortom, ze doen nog wel wat meer dan de wonderen van Sint Adelbertus, naamgever van het klooster, op papier zetten. En daar mogen we niet te licht over denken, want verschillende mensen die water drinken uit de bron bij zijn oorspronkelijke graf krijgen het licht in hun ogen weer terug.

Op deze staalgravure is de Abdij van Egmond te zien op het toppunt van haar macht in de zestiende eeuw. Valentijn Bing en Jan Frederik Christiaan Reckleben maakten deze tekening tussen 1836 en 1838. Uit de collectie prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas van het NHA (359). Inventarisnummer 2699.
De archieven van de abdij beslaan de periode van 1140 tot 1574, want in de zestiende eeuw betekent de opkomst van het protestantisme het eind van de kloosters en in 1572 nemen de Staten van Holland de bezittingen van het klooster van Egmond over. Het klooster wordt afgebroken en de stenen en balken worden gebruikt om de vestingwerken bij de Kennemer stadspoort te verstevigen om Alkmaar zo beter te kunnen verdedigen tegen de Spaanse troepen. De overblijfselen van het klooster raken in verval en in de negentiende eeuw worden beide torens afgebroken.
De oorspronkelijke abdij bestaat dus niet meer, al kun je in het landschap nog steeds de fundamenten van de oorspronkelijke kloosterkapel zien liggen. In de jaren dertig van de vorige eeuw zetten de broeders van de benedictijnen, de orde die de oude abdij altijd heeft bestierd, er een nieuw gebouwencomplex neer. Er wonen inmiddels tien monniken, je kunt er verblijven, een rondleiding krijgen of in de abdijwinkel kaarsen, honing en boeken aanschaffen.

Het graf van abt Willem van Rollant (overleden in 1365) werd aangetroffen bij graafwerkzaamheden op het voormalige abdijkerkhof in 1844. Scheltus van Kampferbeeke maakte deze tekening, die bewaard wordt in de afdeling prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas van het NHA (359). Inventarisnummer 435.
Naar de bollen
Maar er staan niet alleen verhalen in ‘Op reis door Noord-Holland.’ De oude prenten en foto’s zijn in de meerderheid. Het boek staat garant voor urenlang kijkplezier. Het NHA bezit een enorme collectie prentbriefkaarten met bollenvelden, want als we ‘naar de bollen’ gaan, willen we ons enthousiasme over die kleurenpracht graag delen, zoals we dat nu op Facebook doen. Onderstaande prentbriefkaart toont de tulpenvelden bij Twisk, met de museumstroomtram op de achtergrond.

Museumstoomtram en tulpenvelden bij Twisk, circa 1960-1980. Foto van F. van der Gragt. 162, prentbriefkaarten uit de collectie van de Provinciale Atlas van het NHA. Inventarisnummer 26283.
Het boek bevat ook werk van inmiddels vergeten of onbekende kunstenaars, die best eens in het zonnetje mogen worden gezet. Neem nou de enorme potvis, die in 1601 op het strand van Wijk aan Zee aanspoelt. Jan Saenredam maakt er een prachtig kunstwerk van. Overigens werd het stranden van zo’n kolossaal dier als een slecht teken beschouwd, want bovenaan het schilderij wordt gerefereerd aan een zonsverduistering (1601), een in Holland gevoelde aardbeving (1602) en een maansverduistering (ook in 1602). Een beetje genieten van zo’n bijzondere gebeurtenis, tenslotte spoelt er niet elke dag een potvis aan, is er dus niet bij.

Op 13 januari 1601 strandde een potvis op het strand van Wijk aan Zee, die door Jan Saenredam werd vereeuwigd. 480, historieprenten van de Provinciale Atlas van het NHA. Inventarisnummer 505.
Bruisende veemarkt
Maar ook het jongste verleden komt aan bod, want sinds de Tweede Wereldoorlog maakt Noord-Holland een razendsnelle ontwikkeling door, zo schrijft sociaal geograaf en journalist Floor Milikowski. Dorpen groeien in korte tijd uit tot flinke steden met een heleboel nieuwbouwwijken. Ze beschrijft hoe Purmerend, als Amsterdam halverwege de vorige eeuw uit zijn voegen dreigt te barsten, nog een rustig plaatsje is, waar het enkel tijdens de veemarkt op dinsdag bruist.

In de jaren zestig en zeventig was er een grote behoefte aan betaalbare en ruime eengezinswoningen voor jonge gezinnen, zoals hier in de Riek- en Drietandstraat in Purmerend-Noord. Peter Saal maakte deze foto in 1986. Uit de collectie foto’s van de Provinciale Atlas van het NHA (559). Inventarisnummer 8993.
Overstromingen
Maar in 1966 wordt Purmerend als overloopgebied voor Amsterdam aangewezen. In een rap tempo worden nieuwe wijken uit de grond gestampt, zoals Overwhere, en zo groeit het dorp uit van 10.000 in 1960 tot 70.000 inwoners in 2000. Met de jongste loot, Weidevenne, komen daar nog eens tienduizend mensen bij. 100.000 inwoners, zoals aanvankelijk de bedoeling was, zijn het niet geworden, maar met 80.000 bewoners zijn ze best tevreden in Purmerend.
25 km verderop ligt Hoofddorp in de Haarlemmermeer, dat halverwege de negentiende wordt drooggelegd, omdat men de overstromingen spuug- en spuugzat is. Er waren al langer plannen om het meer droog te malen, maar de orkaan van 29 november 1836 geeft het laatste zetje. Sarah Remmerts de Vries, die de droogmaking van de Haarlemmermeer uitvoerig uit de doeken doet, beschrijft dat plastisch. ‘De golven van de Haarlemmermeer werden opgestuwd tot woeste heuvels. Dijken begaven het, waardoor het poldergebied tussen Sloten en Amsterdam onder water kwam te staan. Het water sleurde mensen, dieren en soms hele dorpen mee op zijn verwoestende trek door het land.’ Een maand later is het weer raak. Dit keer komt de wind uit het noordoosten. ‘Het water trof niet alleen de boeren ongekend hard, maar stroomde zelfs door de straten van Leiden. Nu was de maat voor veel mensen vol. Het meer moest droog – en snel ook.’

Dat de Haarlemmermeer niet alleen voor ellende zorgde, bewijst deze prent van anno 1625. Simon Fokke tekende dit ijsvermaak naar Hendrick Avercamp, circa 1730-1784. 1100 – Beeldcollectie gemeente Haarlem. Inventarisnummer 42290.
Witte boerderij
Tegenwoordig telt Hoofddorp, de grootste gemeente van de Haarlemmermeer, net zo veel inwoners als Purmerend, 80.000. De stad staat vol nieuwbouw en kantoren, want het een van de belangrijkste kantorenlocaties van het land, maar gelukkig staan er nog wat gebouwen uit de pionierstijd overeind, zoals het Oude Raadhuis en de Witte Boerderij, één van de weinig boerderijen uit de beginperiode die bewaard zijn gebleven, waar het Cruquiusmuseum nu in gevestigd is.
En om er een echte stad van te maken, wordt momenteel een nieuwe wijk gebouwd, Hyde Park, waar niet alleen 3800 woningen komen, maar waar ook restaurants, café’s, winkels, boulevards en pleintjes zijn ingepland. Het moet een betaalbaar alternatief worden voor het inmiddels onbetaalbare Amsterdam. De wijk krijgt een internationale uitstraling, vandaar dat verschillende appartementencomplexen Engelse namen hebben gekregen zoals Knightsbridge, Notting Hill en Kensington, zodat je aan je kennissen mag uitleggen dat je toch niet in Londen woont.

Door de ligging onder de rook van Schiphol en op steenworp afstand van Amsterdam, groeide Hoofddorp uit tot een van de meest gewilde kantorenlocaties van het land. Hans Poulsen maakte deze foto in 1992 van de kantoren op Beukenhorst. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp, inventarisnummer 2780.
Gezond zeewater
We eindigen met het hoofdstuk waarin Koen Marijt de badcultuur in de negentiende eeuw onder de loep neemt. Aan het begin van die eeuw gaan aanvankelijk alleen nog de hoogste sociale klassen naar het strand. Zeewater is namelijk oh zo gezond. Topless zonnen is er dan natuurlijk nog niet bij, wat heet, de eerste badgasten worden met een badkoets het water ingereden en aan de achterzijde is een huif bevestigd voor de nodige privacy.
In de tijd dat Zandvoort als badplaats wordt ontdekt, is het nog een arm vissersdorp. Zandvoorters trekken te voet naar Haarlem, om daar hun vis op de markt te verkopen. Een paar welgestelde burgers van Haarlem vatten in 1825 het plan op om de zandweg tussen Aerdenhout en Zandvoort te bestraten en aan zee een badhuis te bouwen. De gasten arriveren per diligence, om in het badhuis een bad met verwarmd zeewater te nemen.

Groot Badhuis te Zandvoort in 1860, lithografie van Emrik & Binger, die werkzaam waren tussen 1865 en 1910. 1100, Beeldcollectie gemeente Haarlem. Inventarisnummer 42755.
Badkleding kennen ze aanvankelijk nog niet. De dames gaan in zware jurken te water, wat wel begrijpelijk is, want de badende dames zijn een heuse attractie. ‘Gedurende het baden verschenen er in de duinenrij veelal mannen die graag eens extra goed het vrouwelijk lichaam wilden bekijken.’
Als in 1881 de trein van Amsterdam naar Zandvoort gaat rijden, kan Zandvoort zich pas echt tot badplaats ontwikkelen. Is een dagje naar het strand aanvankelijk alleen nog weggelegd voor de welgestelden, vanaf 1920 komt de middenklasse, in 1950 gevolgd door ‘het gewone volk.’ Zonnen doe je dan overigens nog in rieten strandstoelen, zoals te zien is op deze foto, waarop we een man in uniform zien die kranten op het strand verkoopt. Toen de mensen nog papieren kranten lazen.

De krantenverkoper van de Bazar, de fotostudio en winkel van Anthonie Bakels in Zandvoort, verkocht kranten aan de badgasten. 1874-1939, fotograaf: Anthonie Bakels. 1494 – Losse Aanwinsten van de Atlas van Noord-Holland, NHA, Haarlem. Inventarisnummer 826.
Bij het hier besproken boek ‘Op reis door Noord-Holland, verhalen en beelden uit de collectie van het Noord-Hollands Archief’ hoort een gelijknamige tentoonstelling in de expositieruimte van het Noord-Hollands Archief, Janskerk, Jansstraat 40, Haarlem. De tentoonstelling is tot en met 27 maart 2026 gratis te bezoeken. Het boek is daar te koop, in de boekhandel verkrijgbaar of via uitgeverij W Books te bestellen.

Auteur: Arnoud van Soest
Omslagfoto: Wybrand Hendriks, Gezicht op Haarlem vanaf de Friese Varkensmarkt, 1778. Noord-Hollands Archief / , inventarisnummer .
Publicatiedatum: 08/12/2025
Vul deze informatie aan of geef een reactie.