Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

Waar stierven Amsterdammers vroeger aan?

Tegenwoordig leven we langer dan ooit. Een verkoudheidje is hooguit vervelend en ernstigere kwalen zijn vaak met een ziekenhuisbezoek te verhelpen. Dat was anderhalve eeuw geleden wel anders. Veel Amsterdammers woonden dicht op elkaar onder erbarmelijke omstandigheden, waardoor infectieziektes voortdurend op de loer lagen. Waar stierven mensen toen precies aan? Werden arme en rijke stadsbewoners even hard getroffen? En welke initiatieven brachten verbetering in deze situatie?

Mayra Murkens werkt als universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en deed onderzoek naar de leefomstandigheden in Amsterdam tussen 1850 en 1930. Een bijzondere tijd, waarin veel veranderde in de stad. ‘Je ziet in deze periode een overgang van een stad waarin de sterfte heel hoog is en mensen vroeg overlijden, naar een toestand waarin mensen veel ouder worden,’ vertelt Mayra. ‘Ze overlijden dan ook niet meer aan allerlei infectieziektes, maar aan “moderne” aandoeningen zoals kanker en hart- en vaatziektes. Die overgang noemen we de epidemiologische transitie.’

Mayra deed haar onderzoek samen met samen met Owen Lammertink aan de hand van een unieke, herontdekte bron: het Doodsoorzakenregister. ‘Toen Owen nog student was in Nijmegen, ontdekte hij dat er in het Amsterdamse Stadsarchief registers beschikbaar zijn van waar mensen aan overleden. Niemand wist dat die nog bestonden. Zijn toenmalige docent viel zo’n beetje van haar stoel van verbazing!’ Vanzelfsprekend is Owen ook op het onderwerp gaan promoveren. Mayra promoveerde gelijktijdig op een soortgelijk project, maar dan in Maastricht. Zo vonden ze elkaar en besloten samen te gaan werken en schrijven.

De allerarmsten woonden vroeger in kelderwoningen, waar haast geen licht binnenkwam. Kelderwoning aan de Zeedijk 58, 1913. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Vieze huizen en vieze straten

Het boek dat Mayra en Owen maakten, kreeg de titel: En toen brak de pleuris uit. Een humoristische uitspraak met een zwart randje. ‘Pleuris is de naam van een ziekte,’ legt Mayra uit, ‘een afkorting van pleuritis, een ontsteking van het borstvlies. Nu zien we dat meestal als een symptoom van een onderliggende luchtweginfectie, maar in de negentiende eeuw werd dat gewoon als ziekte gezien.’ Helaas was het verre van de enige ziekte die destijds in Amsterdam voorkwam. ‘Je zag heel veel infectieziektes, zoals cholera, tuberculose, de pokken, mazelen, difterie, roodvonk – al die typische kinderziektes, waar we tegenwoordig tegen ingeënt worden.’

Als je naar de leefomstandigheden in de negentiende-eeuwse stad kijkt, was het niet heel verwonderlijk dat mensen zo massaal ziek werden. ‘Vieze huizen, vieze straten en veel mensen die dicht op elkaar leefden in kleine woningen. Zo konden ziektes heel makkelijk van de een op de ander overgedragen worden.’ Ook waren de stedelijke voorzieningen nog niet op peil. ‘Als de watervoorziening niet gescheiden is van een vorm van riolering of het ophalen van ontlasting, krijgen ziektes zoals cholera vrij spel.’ Amsterdam werd tussen 1832 en 1867 hard getroffen door vier grote cholera-epidemieën, waarbij veel doden vielen. De ziekte zorgde voor heftig braken en waterige diarree, waardoor slachtoffers snel uitdroogden en overleden.

De Goudsbloemgracht was rond 1850 een van de meest verpauperde en smerige stukjes van Amsterdam. Niet voor niets werd de gracht in 1854 gedempt en kreeg toen de naam Willemsstraat, naar koning Willem I. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

De dood maakt geen onderscheid

Opvallend genoeg trof cholera niet alleen de kwetsbare groepen, zoals kinderen en ouderen, maar ook veel mensen in de bloei van hun leven. Dat was meestal wel anders. ‘Je zag dat vooral zuigelingen veel aan maagdarmaandoeningen overleden, deels omdat er vaak niet of vrij kort borstvoeding werd gegeven. Op het moment dat er dan op flesvoeding werd overgegaan, kon óf de melk besmet zijn met iets, óf er zaten bacteriën op de fles of speen – zeker als die weer gewassen werden met grachtwater of water dat te lang had stilgestaan.’ Niet voor niets was er in de warme zomermaanden een enorme piek in zuigelingensterfte te zien.

Een van de ziektes die via besmette melk verspreid werd, was tyfeuze koorts (buiktyfus) – dat overigens niet hetzelfde is als “gewone” tyfus (vlektyfus). ‘Aan het Singel zat destijds een melkslijter die voor allemaal uitbraken van tyfeuze koorts in de omgeving zorgde. Dan zie je maar dat het dus niet heel veel uitmaakte dat je op een rijke locatie woonde.’ Want hoewel de Jordaan en de Oostelijke Eilanden beruchte buurten waren vanwege de armoede en ongezonde leefomstandigheden, ziet Mayra niet een groot verschil in sterfte met de rijke Grachtengordel. ‘Ook in rijkere huishoudens was de zuigelingensterfte hoog.’

Een meisje bij een krotwoning in de Hartjesgang aan de Valkenburgerstraat, ca. 1899. Foto door de Gezondheidsdient in voorbereiding tot onbewoonbaar verklaring. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Griep ontwricht maatschappij

Mayra en Owen maakten in hun onderzoek onderscheid in sociaaleconomische klasse op basis van wijken en huurwaardes van panden. Maar dat zegt niet alles. ‘In de rijkere huizen woonden natuurlijk ook de dienstbodes, dus je kan het niet helemaal uit elkaar trekken.’ Ook was het maar net de vraag of mensen zich wel kónden beschermen tegen bepaalde ziektes, want die kennis was zeker niet altijd aanwezig. ‘In het boek bespreken we bijvoorbeeld een vrouw die getrouwd is met een rijke zakenman en aan het Singel woont. Hoewel ze tot de hogere sociaaleconomische klasse behoort, komt ook zij te overlijden in het kraambed.’

Een andere desastreuze ziekte die geen onderscheid tussen mensen maakte, was de Spaanse Griep. In 1918 kwam het griepvirus met Amerikaanse soldaten mee naar Europa en verspreidde zich in razend tempo onder de bevolking. ‘De griep heeft vooral heel erg huisgehouden op het platteland in het oosten van Nederland, omdat daar weinig artsen beschikbaar waren. Maar ook in Amsterdam heeft hij flink toegeslagen. Op een gegeven moment werd de verpleging van de ziekenhuizen zelf ziek en kwam een deel te overlijden. Ook een groot deel van het gemeentepersoneel zat met ziekteverlof thuis. Sommige zaken moesten sluiten omdat ze geen personeel hadden. Het was heel maatschappij ontwrichtend.’

Kaart van Amsterdam met de verspreiding van cholera per wijk, 1867. Collectie Stadsarchief Amsterdam. Klik om te vergroten.

Water en weerstand

Om dit soort uitbraken te voorkomen, stonden er in Amsterdam hygiënisten op die iets aan de slechte omstandigheden in de stad wilden doen. ‘Aan hen danken wij het Doodsoorzakenregister, omdat hun eerste stap was om in kaart te brengen wie waaraan doodging,’ vertelt Mayra. ‘Al vrij vroeg, in 1853, kreeg de hoofdstad haar eerste waterleiding met schoon drinkwater uit de duinen. Door de stad werden tappunten geplaatst, die heel veel hielpen tegen ziektes zoals cholera.’ Rijkere huishoudens konden zelfs een waterleiding aan huis veroorloven, waar ze een speciaal abonnement voor afsloten.

Naast de waterleiding ontstond er eind negentiende eeuw meer hygiënisch besef bij een groot deel van de bevolking. ‘De medische kennis ging iets vooruit. Nog niet zodanig dat die veel kon doen tegen alle infectieziektes, maar wel een bepaalde preventieve werking had.’ Ook de leefomstandigheden werden vanaf 1870 geleidelijk steeds beter. ‘Mensen kregen iets meer te besteden, waardoor ze beter doorvoed waren en meer weerstand hadden tegen ziektes. Die ontwikkelingen liepen door in de twintigste eeuw.’ Hoewel een wondermiddel als antibiotica pas na de Tweede Wereldoorlog op de markt kwam, daalde de sterfte aan bijvoorbeeld tuberculose hierdoor al veel eerder.

Schoon drinkwater werd via leidingen uit de duinen naar Amsterdam toe vervoerd. Pompstation Leiduin van oorspronkelijk de Amsterdamsche Duinwater Maatschappij, 1902. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

En toen brak de pleuris uit

Wie geïnteresseerd is hoe deze ontwikkeling er precies uitzag, kan nu bij de boekwinkel terecht. En toen brak de pleuris uit van Owen Lammertink en Mayra Murkens is op zondag 18 mei officieel gepresenteerd en door het hele land te koop – niet alleen in Amsterdam. ‘Hij is al in boekwinkels in Groningen, Bussum en Oss gespot!’ lacht Mayra. ‘Ik heb er heel wat weekenden aan gewerkt, maar Owen en ik hebben veel plezier gehad aan het schrijven. Al ons statistisch onderzoek hebben we omgezet in een publieksboek, dat het verhaal vertelt aan de hand van individuele levens van gewone stadsbewoners, zoals dienstbodes, diamantslijpers en pleegzusters.’

Ook wordt er momenteel in navolging van Amsterdam gewerkt aan de digitalisering van Doodsoorzakenregisters van Haarlem en Zwolle, afkomstig van het Noord-Hollands Archief en de Collectie Overijssel. ‘Dat gebeurt op doodsoorzaken.nl, een invoerplatform voor vrijwilligers. Als zij ermee klaar zijn, komt de data naar ons toe en gaan wij de bestanden opschonen. Dan zijn ze straks via de websites van de archiefdiensten voor iedereen te doorzoeken.’ Wil je meehelpen om de registers van Haarlem raadpleegbaar te maken? Kijk dan op doodsoorzaken.nl en meld je aan!

‘En toen brak de pleuris uit’ is onlangs verschenen bij uitgeverij Meulenhoff.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries. Met dank aan Mayra Murkens.

Publicatiedatum: 22/05/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

2 reacties

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.