Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

‘Theater van de lach’ overleefde oorlog niet

‘Theater van de lach’ was een joods theater dat de oorlog niet zou overleven. En homo’s waren in de achttiende eeuw hun leven niet zeker. Het zijn maar twee onderwerpen uit het gevarieerde jubileum-jaarboek van Genootschap Amstelodamum, dat 125 jaar bestaat.

De in het kader van 750 jaar Amsterdam uitgegeven verhalenbundel ‘Al die Amsterdamse mensen’ onderscheidt zich van andere historische uitgaven, omdat de meeste stukken door academici zijn geschreven. Alleen al de noten achterin in het boek beslaan 26 pagina’s. Dat levert zowel interessante als weinig spannende verhalen op. Gevarieerd is de bundel zeker, want die behandelt een bont scala aan onderwerpen, van zeilschepenbouwers tot veerpontkapiteins en van handlezers tot kunstenaarsmodellen. Er komt zelfs ‘een gewone Amsterdammer’ in voor.

Illustratie uit het besproken boek. Allegorie op de ontdekking en bestraffing van sodomie. Justitia ‘onthult’ hier de sodomie (mannen onder het gordijn), met op de achtergrond de zwavelregen op Sodom en Gomorra. Op de banderol linksboven een Bijbeltekst uit Romeinen 1:26: ‘Mannen nalatende het gebruik der vrouwen.’ Deze anonieme prent heet ‘De Geregtigheid verheerlykt door het Ontdekken en Straffen der Hooggaande zonde’, 1730. Nr. 3716, Collectie Rijksmuseum, objectnummer RP-P-OB-77.723.

Sodomieten

Eén van de opvallendste artikelen gaat over de homoververvolging in de achttiende eeuw, want regenboogstad Amsterdam mag zich dan profileren als stad waar iedereen zichzelf mag zijn, in de achttiende eeuw kon je als homo maar beter niet jezelf zijn, want je kon worden opgepakt en vervolgens gewurgd of verzopen.

Dat gebeurde op 24 juni 1730 met vier ‘sodomieten’, waaronder ene Cornelis Boes, die in Edam was geboren, maar in de Kalverstraat als bloemversierdersknecht werkte. Tussen 1730 en 1733 was er sowieso een hausse aan sodomieprocessen in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën: 350 processen, 82 executies. Ter vergelijking: vanaf de veertiende eeuw tot 1730 zouden er – althans, voor zover bekend – zo’n 90 sodomieprocessen en 50 executies hebben plaatsgevonden. Het is echter niet duidelijk waarom er tussen 1730 en 1733 zoveel sodomieten over de kling zijn gejaagd, behalve dat het Hof van Holland seks tussen mannen beschouwde als iets ‘waer over de natuur selfs een afgrijzen heeft.’

Had Cornelis Boes tot de elite behoord, dan had hij waarschijnlijk het land kunnen onttvluchten, zoals de broer van hoofdschout Jan Backer, Jacob, die naar Ierland vluchtte en daar verder nog een luxeleventje kon leiden, zo meldt Arjan Vader, die het proces van Boes reconstrueerde aan de hand van processtukken.

Illustratie uit het besproken boek. Scheenschroeven die tussen 1600 en 1800 werden gebruikt. Collectie Amsterdam Museum, inv.nrs KA 8425, KA 8426 en KA 8427.

Onkuijse vuijligheden

Boes werd opgepakt, omdat ene Zacharias Wilsma in Utrecht was gearresteerd. Wilsma lapte vervolgens iedere sodomiet die hij kende erbij. Daardoor kreeg hij levenslang en werd hij niet gewurgd. Boes werd verhoord en gemarteld, waarbij duim- en steenschroeven’ werden gebruikt, en bekende uiteindelijk dat hij ‘onkuijse vuijligheden’ had bedreven. Dat betekende zijn doodvonnis.

Hij werd overigens niet gewurgd, maar ondersteboven in een ton met water verdronken, een manier van terechtstellen die toen nog nieuw was, maar sindsdien niet meer in praktijk is gebracht. Blijkbaar vonden de autoriteiten het een wel erg wrede straf. De lijken van de terechtgestelde sodomieten werden vervolgens met een steen verzwaard en in het IJ gegooid.

Migrantenverhalen

Maar het is natuurlijk niet louter dood en verderf waar de bundel om draait. Er wordt ook ruim aandacht aan migranten besteed. Zo is er aandacht voor Roy Ristie, die veel voor de Surinaamse gemeenschap in de Bijlmer heeft betekend en diverse radiostations heeft opgericht, zo vertelt Soumaya Amouri het verhaal van haar Algerijnse vader en schrijft Yvette Kopijn over Indische mensen die in Amsterdam Slotervaart neerstreken.

Kopijn sprak voor een boek tien Amsterdamse ouderen, die in voormalig Nederland-Indië zijn geboren. Ze maakte daarbij kennis met de spreekwoordelijke Indische gastvrijheid, zo blijkt uit het interview met Lien de Scheemaker. We citeren: ‘Wil je wat eten, wil je wat drinken? Ik dacht: je zult wel trek hebben, dus ik heb wat pasteitjes gemaakt. Maar ik heb ook nog wat lemper in de koelkast liggen en pisang goreng heb ik ook.’ De interviewster zal niet van honger zijn omgekomen.

Illustratie uit het besproken boek. Programmaboekje met een foto van Joh. Sellmeijers Theater van de lach, circa 1941. Joods Historisch Museum.

Theater van de Lach

Verschillende artikelen gaan over het Amsterdamse theaterleven, waarbij het hoofdstuk over het Theater van de Lach aan de Plantage Middenlaan (tegenwoordig de Desmet Studio’s) er uit springt, omdat de geschiedenis van dat theater nauw verbonden is met het lot van de Joodse gemeenschap in de Tweede Wereldoorlog. Het theater heeft maar kort bestaan, zo blijkt uit een artikel van Merel Meyer. Zij beschrijft het leven van de Amsterdamse ondernemer Johan Sellmeyer die dit theater runde in de donkere jaren van de oorlog, van 1938 tot 1942, op steenworp afstand van de Hollandse Schouwburg, vanwaar veel Nederlandse joden zijn weggevoerd.

Als kind was Sellmeyer al ondernemend. Zo gaf hij met een toverlantaarn voorstellingen op een wit laken voor kinderen uit de buurt. Kaartjes kostten twee cent. Eenmaal volwassen pakte hij het groter aan en pachtte hij de theaterbuffetten van het Leidsepleintheater en het Grand Théâtre des Variétés in de Amstelstraat.

Illustratie uit het besproken boek. Veel uit Berlijn gevluchte artiesten traden in Theater van de Lach op: Dora Paulsen, Franz Engel, Willy Rosen, Otto Aurich en Otto Dürer. Circa 1941, Joods Historisch Museum. D008784.

Rika Hoppertheater

In februari 1938 kon hij het theater van actrice Rika Hopper en haar man overnemen, want zij waren in financiële problemen geraakt. Nu was hij dus ook nog theaterdirecteur. Hij veranderde de naam van het Rika Hoppertheater in Beatrixtheater, naar de pasgeboren kroonprinses.

De vorige eigenaren hadden het theater verwaarloosd maar toen Sellmeyer eind 1940  Joods-Duitse artiesten liet optreden, die voor de nazi’s vanuit Berlijn naar Nederland waren gevlucht, onder de naam Die Prominenten, kwam de loop er in. Het gezelschap combineerde cabaret met dans en operette. De jonge Wim Sonneveld en Johnny Kraaijkamp traden er ook wel eens op.

Maar ja, Nederland was wel bezet, dus vanaf september 1941 werd het Joden officieel verboden om parken, zwembaden, musea of uitgaansgelegenheden te bezoeken. In Amsterdam woonden zo’n 80.000 Joden, die voortaan alleen nog maar mochten komen in zo’n twintig horecagelegenheden met een Joodse eigenaar of pachter.

Illustratie uit het besproken boek. Foto van het Rika Hoppertheater in 1927, later Theater van de Lach, tegenwoordig Desmet Studio’s. Fotograaf onbekend, Stadsarchief Amsterdam, Afbeeldingsbestand HVVA00074000001.

Die Prominenten

Ook Sellmeijer, die zelf overigens niet joods was, moest er aan geloven. De  Sicherheitsdienst in de Euterpestraat riep hem op het matje, waar SS-er Aus der Fünten hem duidelijk maakte dat ‘Die Prominenten’ konden blijven optreden, vermits hij er een lokaal van maakte dat alléén voor Joden toegankelijk was. En die naam Beatrixtheater kon natuurlijk niet, want die verwees naar het koningshuis, dus werd het ‘Sellmeyers Theater van de Lach.’ Aus der Fünten bezocht de voorstellingen ook wel eens, maar dan in burgerpak. Dan lachte hij hard om de grapjes, maar applaudisseren voor Joodse artiesten deed hij natuurlijk niet.

Het klimaat voor Joodse Amsterdammers, die met geweld en antisemitisme te maken kregen, verslechterde ondertussen, maar het Theater van de Lach werd druk bezocht, want dat zorgde voor de broodnodige afleiding. Behalve ‘Die Prominenten’ traden daar inmiddels ook andere Joodse artiesten en muzikanten op die elders ontslagen waren.

Maar in het voorjaar kwam er dan toch een einde aan de ‘afleiding en de geborgenheid’ die het theater bood. Vooruitlopend op de deportaties naar Westerbork, werden steeds meer Joodse lokalen gesloten, en in april 1942 viel het doek voor Theater van de Lach. De meeste Joodse artiesten, waaronder Willy Rosen, leider van ‘Die Prominenten’, werden gedeporteerd en vermoord.

Illustratie uit het besproken boek. Amsterdams café tijdens de Duitse bezetting met bordje ‘Joden niet gewenscht’. De foto is vóór 26 januari 1943 genomen, de fotograaf is onbekend. NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, beeldnummer: 102101.

Amstelrust

Sellmeyer was niet Joods, dus hij overleefde de oorlog. De laatste jaren van de bezetting exploiteerde hij speeltuin Amstelrust aan de Amsteldijk. In zijn memoires zou hij zich heldhaftiger voordoen dan hij waarschijnlijk was. Daarin schrijft hij: ‘De situatie is zo, dat ik als eerste en enige Nederlanders de moed heb gehad mijn huis voor Joodse artiesten open te stellen.’ Het ziet er echter naar uit dat zakelijke motieven – en niet hoogstaande principes –  de boventoon hebben gevoerd bij het exploiteren van Theater de Lach, want toen hij daarna  speeltuin Amstelrust ging exploiteren, mochten Joden daar niet meer komen. Sellmeyer  mocht dan een hekel aan de NSB hebben, in eerste instantie was hij toch vooral ondernemer, en geen verzetsman.

‘Al die Amsterdamse mensen, 750 jaar leven in de hoofdstad’ is het 117e jaarboek van Genootschap Amstelodium en wordt uitgegeven door Walburg Pers. Amstelodium werd in 1900 opgericht om de geschiedenis van Amsterdam te bestuderen. Met een jaarboek, excursies en lezingen wordt die kennis verspreid.

Auteur: Arnoud van Soest

Publicatiedatum: 17/11/2025

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.