In de jaren 1913-1933 werd op Texel zeevaartkundig onderwijs gegeven aan de Gemeentelijke Zeevaartschool gevestigd in Den Burg. De leerlingen van deze school werden in de volksmond ’Zeevaarders’ genoemd. In mijn zoektocht naar gegevens over deze school kwam ik via een in januari 2010 geplaatste oproep in de Texelse Courant in contact met Hans Peeters uit het Drentse Buinen. Hans bleek de jongere broer te zijn van Dick Peeters, één van de jongens met wie ik in de jaren vijftig tijdens mijn vakanties in De Koog op Texel speelde.
Hun vader, Wim Peeters, had in de jaren 1925-27 ten tijde van het directeurschap van J.A. Hazewinkel gestudeerd op de Texelse Zeevaartschool. Peeters sr. werd stuurman bij Stoomvaart Maatschappij Noordzee en later bij Shelltankers. Bij deze rederij werd hij kapitein. Hans Peeters vroeg mij of ik het verhaal kende van ’Zeevaarder’ Piet Lugtigheid die na een afgeronde studie aan de Texelse Zeevaartschool het ruime sop koos om later dominee te worden. Ik antwoordde ontkennend. Wel zag ik in de lijst van geslaagden van het jaar 1923 de naam Lugtigheid staan. Het begin van een nieuwe zoektocht in het verleden van de Texelse Zeevaartschool.
Na een tip vanuit de kring van lezers van mijn verhalen kwam ik via internet in het bezit van het door ene ds. Piet Lugtigheid geschreven en in 1981 uitgegeven boekwerk met de titel ’Turen over de levenszee’. Een snelle check leerde mij dat ‘dominee (ds.)’ Piet en ‘Zeevaarder’ Piet één en dezelfde persoon waren. Ik begon te lezen in het door hem geschreven boek. Door het nogal verheven taalgebruik een niet altijd even gemakkelijke opgave. Mijn doorzetten werd echter beloond. Ik las het opmerkelijke verhaal over een al even opmerkelijke beroepskeuze. Het verhaal van een jongeman die zich in 1921 inschreef op de Texelse Zeevaartschool met de vooropgezette bedoeling na het behalen van zijn diploma te gaan varen om geld, veel geld, te verdienen op zee teneinde zijn droom, het volgen van een studie theologie, waar te kunnen maken.
Toekomstdroom
Piet Lugtigheid werd op 16 februari 1904 geboren in het Zuid-Hollandse Delfgauw, een klein dorpje onder de rook van Delft. De gereformeerde ouders van Piet, Philippus Lugtigheid en Grietje van Leeuwen, hadden hier een bescheiden boerenbedrijf. Na de lagere school ging Piet in het jaar 1917 naar het Christelijk Gymnasium in Den Haag. Dit alles met de gedachte om na het behalen van zijn einddiploma een studie theologie aan de Theologische Hogeschool in Kampen te gaan volgen en dominee te worden. In het jaar 1920 zat Piet, inmiddels zestien, in de derde klas van het gymnasium.
Onder druk van de slechte financiële situatie thuis verliet hij deze school en solliciteerde hij naar een baan bij Registratie en Domeinen (1). Hier werd hij aangenomen en ging hij aan de slag. De mogelijkheid om dominee te worden leek nu verder weg dan ooit. De twintigste juli 1921, de verjaardag van moeder Grietje Lugtigheid, vormde naar later zou blijken een keerpunt in het leven van de jonge Piet. Op deze dag ontmoette hij zijn tante Jo en had een indringend gesprek waarin hij haar deelgenote maakte van zijn toekomstdromen, zijn verlangens en frustraties. Tante Jo vertelde Piet over een neef die twee jaar op de Zeevaartschool Texel was geweest, nu derde stuurman was, en over de wereld zwierf en veel, heel veel geld verdiende! Tante Jo’ s verhaal moet op de gefrustreerde Piet een diepe indruk gemaakt hebben.
Van Delfgauw naar Texel
De volgende stap was het schrijven van een brief naar de directeur van de Texelse Zeevaartschool, de heer P. (Pieter) Bossen, over een mogelijke toelating en plaatsing. Al na vier dagen kwam het antwoord, met daarin informatie over de cursusduur, van twee jaar, en het schoolgeld dat zestig gulden per jaar bedroeg. De door Piet genoten vooropleiding, tweeënhalf jaar gymnasium, maakte een onmiddellijke toelating mogelijk. Tot zover verliep alles van een leien dakje, maar nu kwam de zwaarste stap … ‘hoe vertel ik het mijn ouders’. Een niet gemakkelijke opgave: ‘hoe dit kon gebeuren, wat zoek je op zee, we hebben immers niemand in de familie die zeeman is’.
Piets vader deed alle mogelijke moeite om hem op andere gedachten te brengen. Hierbij werd vader Lugtigheid gesteund door andere familieleden die Piet trachtten te wijzen op de verderfelijke invloeden waaraan een zeeman tijdens zijn verre reizen in hun ogen zou blootstaan. Uiteindelijk lukte het Piet om zijn vader te overtuigen van zijn plannen en op een dag in september 1921 maakte hij de lange reis per stoomtrein naar Den Helder, waarna hij de oversteek over het Marsdiep maakte. Dit alles met de achterliggende gedachte om dominee te worden. In zijn boek omschrijft Piet de daaropvolgende twee jaren als volgt: “De mooiste tijd van mijn leven, die twee onbezorgde jaren op Texel, het Gouden Boltje. Ik was vrij, volkomen vrij. Vrij van het ouderlijk gezag en kon mijn eigen weg volgen.”
Texelse herinneringen: eerste studiejaar
In het studiejaar 1921-22 vond Piet een goed onderdak in het huis van meubelmaker W.L. van de Berg in de Waalderstraat te Den Burg. Op dit adres verbleven meerdere ‘Zeevaarders’. Eén daarvan was Piets jaargenoot Cornelis Hinriks. Met deze Cornelis en nog een andere klas- en huisgenoot maakte Piet een nachtelijke wandeling naar De Koog, het zes kilometer verderop aan zee gelegen dorp. Vanaf een duintop tuurde het drietal over zee, hun toekomstige werkterrein. Op de terugweg werd een uiltje geknapt in de hooiberg van een aan de Kogerweg gelegen boerderij. Toch werd er door Piet flink gestudeerd met als resultaat dat hij bij de uitreiking van het kerstrapport door directeur Bossen de nummer één van de klas was en de nummer twee met een tiental punten achter zich liet.
Texelse herinneringen: tweede studiejaar
In het aansluitende tweede studiejaar kreeg Piet kost en inwoning bij boer Cornelis Klapwijk en zijn vrouw Leentje van den Berg in De Waal. Er waren familiebanden, Klapwijks echtgenote was mogelijk een nicht van Piets moeder Grietje. Feit is dat beiden in Schipluiden, nu gemeente Midden Delfland, geboren waren. Het gezin Klapwijk woonde op het adres W 13, nu Hogereind 6. Het monumentale voorhuis was in de jaren zestig van de vorige eeuw zwaar verwaarloosd en werd uiteindelijk in 1962 gesloopt.
Op deze historische en van oudsher agrarische plek bevindt zich nu het Cultuurhistorisch Museum Texel, ooit begonnen onder de naam Wagenmuseum. Boer Klapwijk was in februari 1925, toen hij een stier naar de haven van Oudeschild wilde brengen, de hoofdpersoon in een artikel in de Texelse Courant. Dit transport gebeurde blijkbaar zeer tegen de zin van de betrokken stier, die zich heftig verzette. Klapwijk kwam hierdoor in moeilijkheden en wist slechts met behulp van een knecht het vege lijf te redden. De stier was minder gelukkig, deze werd afgemaakt.
De beurs van De Waal
Het avondlijke straatbeeld in De Waal ten tijde van Piets verblijf werd beheerst door de ‘beurs’ (3) tegenover de kerk. Hier wisselden de mannelijke dorpsbewoners, meest boeren en boerenjongens, de nieuwtjes van de dag uit. ’De mannen uit de poort’, schrijft Piet in bijbelse taal. Na negenen keerden de ‘beursgangers’ huiswaarts en werd het stiller en stiller in de toch al niet drukke dorpsstraat. Tijd voor Piet om verder te gaan met zijn huiswerk. De avondlijke geluiden welke nog tot hem doordrongen worden door hem omschreven als “Slechts het blaten van een schaap werd nog gehoord.”
Getroffen door een preek
Ondanks het feit dat Piet zich op Texel, ver van Delfgauw, verlost voelde, zoals hij het in zijn boek omschrijft, van zijn catechisatiedominee en andere religieuze verplichtingen weerhield het hem niet om een bezoekje te brengen aan de Nederlands Hervormde kerk van Den Hoorn. Hier luisterde hij naar de preek van dominee F.W.J. Brümmer. Woorden waardoor hij getroffen werd. Een preek waarvan Piet zegt dat hij zich deze bij het schrijven van zijn boek, zo’n achtendertig jaren na zijn verblijf op Texel nog steeds herinnerde. Woorden die ook zorgden voor een keerpunt in het religieuze denken van de stuurman in opleiding.
Eindexamen
In de maanden juni en juli van het jaar 1923 deed Piet met succes eindexamen. Aansluitend werd hem op 13 juli het Getuigschrift Programma B uitgereikt, met daarop de aantekening ’1e prijs toegekend voor vlijt, gedrag en vordering’ . Deze prijs bestond uit een prachtige verrekijker in leren etui voorzien van een zilveren plaatje met de inscriptie ’Eerste prijs, door de Vereniging ter bevordering van het Zeevaartkundig onderwijs wegens betoonde ijver uitgereikt aan P. Lugtigheid.’
Solliciteren
In de daaropvolgende maanden werd door Piet druk gesolliciteerd bij diverse rederijen teneinde een plaatsje als stuurmansleerling op één van hun schepen te bemachtigen. Het solliciteren verliep echter minder vlot dan gehoopt. Maar de aanhouder wint. Begin december 1923 werd een bezoek gebracht aan de gerenommeerde Rotterdamse rederij Van Nievelt, Goudriaan & Co’s Stoomvaart Maatschappij (4).
De inspecteur Nautische Dienst, tegelijkertijd hoofd personeelszaken de heer P.A. van Reeven, streng gereformeerd en op kantoor en de vloot ‘Ome Piet’ genoemd, ontving de jonge Lugtigheid en er ontstond een gesprek dat zich als volgt laat weergeven: ‘Mijnheer Lugtigheid, bent u geneigd en genegen op 5 januari te varen? Graag mijnheer van Reeven, waar is de reis heen? Met het s.s. Alderamin (5) naar Oost Azië! Dat is dus China, Japan? Jazeker mijnheer Lugtigheid maar eerst brengen we nog een bezoek aan Bremen, Hamburg en Antwerpen, een zogenaamde kustreis. Aansluitend gaat u de grote reis op. Via het Suezkanaal, Ceylon, bunkeren in Sabang, Sumatra, naar Singapore en vervolgens via Manilla naar Hongkong en Osaka en Yokohama in Japan. De reis eindigt in Wladiwostok, waar ook de terugreis begint. In totaal bent u vijf en een halve maand onderweg.’
Naar zee
De woorden van Ome Piet moeten de jonge Piet als muziek in de oren geklonken hebben. Voor het eerst naar zee en dan meteen een reis naar het Verre Oosten. Het geluk kon niet op. Toch was het niet allemaal goud wat er blonk. Zoals zo vaak zat het venijn in de staart, in dit geval de beloning. De gage van de stuurmansleerling bedroeg een kleine zestig gulden per maand en dat was ongeveer evenveel als het ooit op het kantoor van de Domeinen verdiende loon. Van snel veel geld verdienen als stuurman was dus geen sprake. Een studie theologie leek zo verder weg dan ooit! Ondanks het feit dat de weg naar de wijde wereld open lag, voelde het alsof de weg naar de kansel opnieuw geblokkeerd was.
Wie verre reizen maakt
Op zaterdag 5 januari 1924 vertrok het s.s. Alderamin, genoemd naar de helderste ster van het sterrenbeeld Cepheus, met Piet Lugtigheid als stuurmansleerling op de monsterrol vanuit Rotterdam via de Nieuwe Waterweg naar zee. De reis naar het Verre Oosten was begonnen. Na de passage van het Suezkanaal probeerde Piet tijdens wacht op de zeekaart bijbelse herkenningspunten te vinden. Tot zijn grote vreugde zag hij de woorden Djebel Mousa (6), berg van Mozes, staan. Dit was de plek waar volgens het bijbelse verhaal ooit aan Mozes de Tien Geboden overhandigd waren. Een moment van religieuze herkenning.
Een aantal weken na de passage door het Suezkanaal werden de Japanse havens Kobe, aan de noordkant van de baai van Osaka gelegen, en Yokohama aangedaan. In Kobe ging Piet de wal op. Bij de firma K.Y & Co. op het adres No. 251 Itchome, Motomachi werd voor thuis een prachtig porseleinen theeservies (7) gekocht. Dit fraaie en misschien niet meer helemaal complete servies is nog steeds in familiebezit! Het bereiken van de Russische haven Wladiwostok betekende tevens het eindpunt van de heenreis. Een levensgrote rode ster in neonlicht boven op het vergader- en ontmoetingscentrum van de bolsjewisten (8) liet Piet kennis maken met de gevolgen van de grote Russische revolutie. Deze had plaatsgevonden in de jaren 1917-1921. Ook werd hier aan de buitenlandse zeelieden een warm onthaal geboden, een gebaar waarvan Piet, naar eigen zeggen, ondanks ’de wodka voor noppes’ geen gebruik heeft gemaakt. Na vertrek uit Wladiwostok werd de thuisreis aanvaard. Halverwege juni meerde het s.s. Alderamin weer af in de Rotterdamse Waalhaven. Eindelijk weer thuis!
Wiskunde
Tijdens zijn verlof en in afwachting van een oproep voor een nieuwe reis had Piet een ontmoeting met zijn vroegere schoolkameraad Jan Kouwenhoven. Deze was na zijn schooltijd onderwijzer geworden, had in zijn vrije tijd een akte wiskunde gehaald en was inmiddels wiskundeleraar aan een H.B.S geworden. In het gesprek dat volgde bracht hij Piet op het idee om ook wiskunde te gaan studeren en zo zijn loopbaan een andere wending te geven. Er gloorde hoop: wiskundeleraar worden en dan de beschikbare vrije tijd besteden aan een studie theologie. Zo moest het gaan. Er werd een studieboek beschrijvende meetkunde gekocht. Dit boek zou Piet in staat stellen tijdens zijn volgende zeereis de eerste stappen in een studie wiskunde te zetten.
Een dag of tien later was het zover, monsteren en weer naar zee. Ditmaal ging de reis naar Zuid Amerika, rechtstreeks naar Rosario, een havenstad in Argentinë stroomopwaarts van de hoofdstad Buenos Aires gelegen aan de Paraná-rivier. Na Montevideo aan stuurboord en Buenos Aires aan bakboord (9) te hebben gepasseerd was het nog een flink aantal uren varen tot aan Rosario. Na lossen en aansluitend ook laden verliet de Alderamin de haven van Rosario. Doordat er op de rivier geen navigatielichten in de vorm van boeien en of wallichten waren, ging het schip tegen het vallen van de avond voor anker. Piet viel de eer te beurt om ankerwacht te lopen. Terwijl de overige leden van de dekbemanning wacht te kooi hielden, liep Piet zijn wacht en luisterde hij naar de geluiden van de nacht. Het nachtelijke gebeuren riep, zoals Piet het zelf omschreef, visioenen op van ‘de herders in de velden van Efratha’.
Na deze reis maakte Piet nog gedurende anderhalf jaar diverse reizen naar onder andere Canada, nogmaals Zuid Amerika en opnieuw het Verre Oosten.
Van kompas naar kansel
Inmiddels had Piet voldoende vaartijd gemaakt om in aanmerking te komen voor studieverlof voor het behalen van het derde stuurmansexamen, de 3e rang. Dit felbegeerde diploma werd hem op 17 juli 1925, na een relatief korte studietijd van twee maanden, door de voorzitter van de examencommissie te Den Haag uitgereikt. Wel lijkt het erop dat de uitreiking van dit diploma tevens een afscheid betekende van Piets leven op zee. Er werd niet meer aangemonsterd. Op 2 september 1925 werd Piet verliefd, naar eigen zeggen ’smoorverliefd’ op de één maand oudere uit Pijnacker afkomstige Cornelia Bregman. De ouders van Cornelia waren hervormd en vader Bregman vervulde de functie van ouderling in zijn plaatselijke gemeente. Tijdens de intensieve gesprekken met de vader van zijn geliefde en inmiddels verloofde werden Piets ogen geopend met betrekking tot de geloofsbeleving van andersdenkenden. Uiteindelijk zou Piet ook overstappen van de gereformeerde geloofsbeleving naar de hervormde. Ook was het Bregman die Piet aanspoorde de stem van zijn hart te volgen en alsnog een studie theologie te gaan volgen.
1925 was ook het jaar waarin Piet werd opgeroepen voor militaire dienst. Hij werd ingedeeld bij de Genie en ondergebracht in de Kromhoutkazerne te Utrecht. In de zomer van het jaar 1929 schreef Piet zich in aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit van Utrecht. Met behulp van een door het in 1922 opgerichte Pape-Fonds (10) verstrekte studiebeurs en de inkomsten van een baan als hulpambtenaar bij het bureau Kinderwetten (11) lukte het Piet op financieel gebied het hoofd boven water te houden. Zijn harde werken werd beloond toen door hem in 1933 met goed gevolg het kandidaatsexamen werd afgelegd. Nog ruim één jaar te gaan voordat Piet zich in 1934 afgestudeerd dominee mocht noemen. Er volgde een periode waarin Piet in zijn levensonderhoud voorzag door zich in Rotterdam als hulppredikant (12) te manifesteren. Op 9 januari 1935 werd in Delft het huwelijk gesloten tussen ds. Piet Lugtigheid en Cornelia Bregman. Ruim een week later op 20 januari vond de intrede en bevestiging als predikant plaats in de plaatsen Ommelanderwijk en Zuidwending nabij Veendam. In 1938 verhuisde het gezin Lugtigheid, dat inmiddels was uitgebreid door de geboorte van een dochter naar Deventer. Tot eind 1945 zou Piet hier zijn religieuze taken en plichten verrichten. In deze jaren werden vier kinderen, twee dochters en twee zonen geboren.
De in Deventer doorgebrachte oorlogsjaren zouden diepe sporen nalaten in het gezin. Op 19 december 1944 werd het woonhuis van de familie in de wijk De Hoven, ook wel de Worp genoemd en gelegen aan de westelijke zijde van de IJssel, tijdens een luchtbombardement uitgevoerd door geallieerde vliegtuigen platgegooid en totaal vernield. Mevrouw Lugtigheid en haar vijf kinderen, plus nog twee andere personen hadden hun toevlucht gezocht in de kelder en overleefden deze dramatische gebeurtenis. Bij de buren waren vier doden, een moeder en drie van haar kinderen, te betreuren. Bij thuiskomst per fiets uit de stad werd ds. Lugtigheid geconfronteerd met hetgeen zijn gezin was overkomen. Zijn gevoelens werden door hem omgeschreven met de woorden ’Tot U zal het niet genaken’.
In december van het jaar 1945 verhuisde het gezin Lugtigheid naar Den Haag. Hier heeft Piet een vijfentwintigtal jaren leiding geven aan het stadskerkewerk van de Hervormde Gemeente. In Den Haag werd het zesde kind, een dochter, geboren. Landelijke bekendheid kreeg Ds. Lugtigheid door zijn voorgaan in door het Interkerkelijk Overleg Inzake Radioaangelegenheden (IKOR) via de radio uitgezonden kerkdiensten. In 1969 ging ds. Lugtigheid met emeritaat (13), waarna nog een periode volgde als bijstand in het pastoraat (14) in de Hervormde Gemeente van het eveneens aan de IJssel gelegen Veessen, gemeente Heerde. In deze periode werden zijn herinneringen vastgelegd in het door hem geschreven boek ’Turen over de levenszee’.
De zee laat je niet los
Tijdens zijn leven als dominee waren er veel momenten waarin Piet zich niet los kon maken van zijn nautische achtergrond. In de familie wordt nog steeds gesproken over zijn hartstocht voor zeiltochten op de Friese meren. In 1948 maakte hij met het s.s. Volendam een reis als scheepsdominee tijdens een emigrantenreis naar Australië en Nieuw Zeeland. Op de thuisreis werd Tandjong Priok, de haven van het toenmalige Batavia aangedaan, waar Nederlandse repatrianten en militairen ingescheept werden.
Ook reizen op het hospitaal kerkschip De Hoop getuigen van een altijd aanwezige liefde voor de zee. Na het emeritaat in 1969 maakte het echtpaar Lugtigheid in het voorjaar van 1970 een reis per boot naar Canada. Hier bezochten zij een jongere broer van Piet, die al in 1925 naar dit verre land was geëmigreerd. De heenreis werd gemaakt met het Poolse passagiersschip s.s Stefan Batory, in 1952 gebouwd voor de Nederlandse rederij Holland Amerika Lijn als s.s. Maasdam. De terugreis werd gemaakt met het m.s. Prinses Margriet van de Nederlandse rederij Oranjelijn. Tijdens deze reizen moet dominee Lugtigheid zich ongetwijfeld weer ’Zeevaarder’ Lugtigheid gevoeld hebben.
Groen zwart, Texels in het hart
Dominee Lugtigheid geeft in zijn boek aan nog wel eens terug geweest te zijn op Texel voor onder meer het bijwonen van de begrafenis van een oud-klasgenoot. Maar ook bij vrolijker gelegenheden was hij van de partij, zoals op zaterdag 22 september 1962 toen de eerste reünie van leerlingen en leraren van de voormalige Zeevaartschool Texel werd gehouden. Deze reünie was georganiseerd door de eerder in dit verhaal genoemde oud-Shell kapitein Wim Peeters. Plaats van samenkomst was het gerenommeerde, in ’De Dennen’ tussen De Koog en Den Hoorn gelegen hotel Bos en Duin.
De zondag daaropvolgend ging ds. Lugtigheid voor in een dienst voor reüniebezoekers en overige belangstellenden. Deze dienst werd gehouden in het pittoreske en beeldbepalende kerkje van Den Hoorn. Dezelfde kerk waar de jonge Piet een veertigtal jaren eerder de voor hem belangrijke woorden van ds. Brümmer in zich had opgenomen. Ook werden meerdere keren op uitnodiging van de Hervormde Gemeente bezoeken aan Texel gebracht, waarin werd voorgegaan in diensten in de kerken van onder meer Oosterend, Oudeschild en De Cocksdorp.
Eindigheid
In december 1987 is het echtpaar Lugtigheid naar het Zuid-Hollandse Nootdorp verhuisd. Hier is ds. Piet Lugtigheid op 10 januari 1988, op de leeftijd van drieëntachtig jaar overleden. Zijn echtgenote Cornelia overleed in 1993. ‘Van kompas naar kansel’ is het verhaal van ‘Zeevaarder’ Piet Lugtigheid die zijn droom om dominee te worden heeft waargemaakt.
Auteur: Ed Vermeulen
Naschrift:
Met nadruk wil ik stellen dat het niet in mijn bedoeling heeft gelegen een complete biografie van het leven van ds. Piet Lugtigheid samen te stellen. Het was louter de meer dan opmerkelijke, aan het varen voorafgaand gedane beroepskeuze die mij ertoe bracht dit verhaal te schrijven en aandacht te besteden aan met name het Texelse leven van de jonge ‘Zeevaarder’ Piet Lugtigheid.
Bronnen
Ds. Piet Lugtigheid, Turen over de Levenszee (1981).
Archief Texelse Courant.
Archief Gemeente Texel.
Biografisch Lexicon Geschiedenis van het Nederlands protestantisme.
Centraal Bureau Genealogie (CBG).
Met dank aan:
Mevr. Nel Collou-den Braven, Den Burg.
Mevr. Philippine Lugtigheid, Haren.
Hans Peters, Buinen.
Noten
(1) Overheidsinstelling belast met het vastleggen van staatsbezittingen.
(2) Gouden Boltje, zonnige bijnaam van het eiland Texel.
(3) Plek waar men samenkomt om de dingen van de dag door te spreken; op Texel spreekt men van ’Effies Beurse’.
(4) Nigoco, rederij werd opgericht 1 januari 1905, heeft bestaan tot 16 april 1991.
(5) In 1920 in het Duitse Bremen gebouwd vrachtschip. Zijn ’moment of glory’ beleefde het schip in 1934 toen het als ’Sarrasani Transport No. 2’ het wereldberoemde circus met dezelfde naam naar Zuid-Amerika vervoerde. Het schip heeft in de jaren vanaf de oplevering tot 1943 voor Nigoco gevaren. In deze periode is het schip driemaal aan de grond gelopen, te weten in 1925, 1926 en 1935. Op 17 maart van het oorlogsjaar 1943 werd de Alderamin onderweg van New York naar het Engelse Hull op de Noord-Atlantische Oceaan getorpedeerd door de Duitse onderzeeboot U-338. Een scheepsramp waarbij vijftien bemanningsleden omkwamen.
(6) Ook wel Mount Sinaï of berg Horeb genoemd; ligt in het Sinaïgebergte, Egypte.
(7) Dit porseleinen theeservies (eetserviezen zijn een stuk zeldzamer) werd veel uit Japan meegenomen als souvenir, maar werd ook op bazaars in het voormalig Nederlands Indië verkocht. Ook was het te koop op de oriëntaalse afdelingen van luxe warenhuizen als Metz & Co, Amsterdam en Liberty, Londen. Het is gemaakt van dun, bijna doorzichtig porselein. De versiering in emailkleuren van Japanse vrouwen in een landschap is deels aangebracht met een ’plakplaatje’ (decalcomanie), deels met de hand afgewerkt (goud, stipjes, zwart). Indien gemerkt ’Nippon’ te dateren voor 1921, ’Made in Japan’ periode 1921-40. Een specifieke fabriek is niet aan te geven. Dit soort porselein werd zowel in Arita als in Seto, Kutani en Nagoya (Zuid-Japan) gemaakt, terwijl de versiering werd aangebracht in Tokyo en Kaga. Het was een grootschalige productie die de concurrentie met het toen grovere Chinese porselein makkelijk aankon. Van het op de foto’s getoonde servies zijn nog veel exemplaren in omloop.
(8) Aanhangers van de leer en de praktijk van het Russische communisme.
(9) Stuurboord, rechterzijde van een schip gezien in de normale vaarrichting van het schip. Bakboord, linkerzijde. Boordlichten: groen aan Sb, rood aan Bb.
(10) In 1922 opgericht fonds met als basis het vermogen van de Haagse familie Pape; verschafte financiële steun daar waar nodig.
(11) Bureau belast met het uitvoeren van de kinderwetten van 1901, voorloper van huidige Raad voor de Kinderbescherming.
(12) In de protestantse leer ook wel vicaris genoemd.
(13) Emeritaat, pensioen van geestelijke of hoogleraar.
(14) Hulpverlenende functie in parochie, dikwijls voor beperkte periode.
Publicatiedatum: 18/02/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.