
Stinkend en brak
Pal achter de Hondsbossche Zeewering was het rond 1550 een natte boel. Er lag daar een meertje, De Lei. Dit stond weer in verbinding met diverse kleiputten, ontstaan door het afgraven van grond om de Zeewering te versterken. Door wie en wanneer precies de Lei werd leeggemalen, weten we niet. Op een kaart uit 1665 zien we het ineens droog en wel met een wipmolentje ingetekend. Het molentje pompte het water in de achterliggende Pettemerpolder en dat gaf grote overlast. Onder en door de Zeewering drong namelijk veel zout water de lage Leipolder in. Op dat “stinckent, brac kende teenemael ondrinckbaar water” zaten de boeren in de Pettemerpolder natuurlijk niet te wachten. Men probeerde dit op te lossen door het malen van de molen van de Leipolder precies te synchroniseren met de molen van de Pettemerpolder. Als de molenaars hiervan afweken, konden ze op een boete van drie gulden en drie stuivers rekenen.
Oorlog in de polder
Tijdens de Engels-Russische invasie van de herfst van 1799 werden alle molens van de polders achter de Hondsbossche Zeewering (bij elkaar vier stuks) platgebrand door de Engelsen om te voorkomen dat ze als uitkijkpost werden gebruikt. Pas in 1803 kwam er een lening van 28.000 gulden uit Den Haag los om de molens te herbouwen. Hiervan was 1.500 gulden bestemd voor de Leipolder. Maar de eigenaren zagen er vanaf wegens een ingewikkelde erfpachtkwestie. Zo bleef de Lei water.

Gijsbert Fontein Verschuir, burgemeester en maire van Alkmaar, dijkgraaf van de Hondsbossche. Beeld via Wikimedia Commons, publiek domein.
In 1807 meldden zich echter twee investeerders die brood zagen in een nieuwe droogmaking. Het ging om de Alkmaarse regent Gijsbert Fontein Verschuir en de graankoopman Gerrit Blaauwboer uit Sint Maartensbrug in de Zijpe. Zij bouwden een nieuw molentje. Tien jaar later verrees er nog een molentje achter de Zeewering. Dat werd gebouwd door het waterschap dat de Zeewering onderhield, het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche. Het was nodig om een brak moeras achter de dijk ten zuiden van het dorpje Petten droog te leggen. Dat moeras was weer ontstaan door de winning van klei voor de Zeewering. Fontein Verschuir en Blaauwboer vroegen in 1818 of dat molentje ook hun Leipolder kon bemalen. De Hondsbossche ging akkoord en de twee heren zetten hun eigen molentje in de Alkmaarsche Courant te koop.

Het molentje van de Leipolder achter de Hondsbossche Zeewering, voor de Tweede Wereldoorlog vervangen door een gemaaltje en gesloopt. Beeld: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Elektrisch gemaal
Het molentje werd naderhand een stukje verplaatst zodat het nog meer kleiputten kon droog houden. In 1908 kwam de hele Leipolder te koop. Dijkgraaf Pieter van Foreest van de Hondsbossche reageerde alert en kocht het poldertje voor het waterschap voor de somma van 14.900 gulden. Het molentje was toen niet best en het werd gerepareerd. In 1926 was het er echter weer slecht aan toe. Nu werd besloten een elektrisch gemaaltje te bouwen. Dat werd geleverd door de NV Machinefabriek ‘Jaffa’ voorheen Louis Smulders & Co. te Utrecht. Het gemaaltje kwam in 1930 gereed en het molentje viel onder de slopershamer.
Maar gelukkig is er nog wel een mooie foto van het landschappelijk fraaie molentje. En nog groter geluk: wat verder in het achterland staat nog steeds de Hargermolen van de Hargerpolder. Dat is een van de molens die in 1803 na de Engels-Russische invasie verrees met geld uit Den Haag.

Hargermolen in Schoorl. Beeld via Wikimedia Commons, publiek domein.
Boekje over de Hondsbossche Zeewering
In het in december 2012 verschenen boekje De Dijk/Rots in de branding? door Frans Buissink en Diederik Aten is van alles over de Hondsbossche Zeewering en het natuurgebied erachter te vinden. Buissink geeft in prachtige impressionistisch beeld van de Hondsbossche Zeewering en de natuur op en achter De Dijk. Diederik Aten beschrijft de historie van deze bijzondere plek in de Noord-Hollandse kust.
Publicatiedatum: 15/02/2013
Vul deze informatie aan of geef een reactie.