Indrukwekkend kasteel
Het slot kwam in 1413 gereed en stond op de plek waar nu het pleintje is. Het was een stevig en indrukwekkend kasteel. Via een lange houten brug die begon voor café Het Paradijs aan de Neckerdijk kon men bij de ingangspoort komen. In deze brug over de negen meter brede slotgracht zat een valluik, waarmee men ongenode gasten in de slotgracht liet vallen.
In de ingangspoort zat een zware houten deur met ijzerbeslag waarna men op de binnenplaats van het slot kwam. Hier ging men linksom een sierlijke trap op van zeven treden, waarna men weer door een zware deur het woongebouw binnenkwam. Hier kwam men in de Marmerzaal, zogenoemd omdat de vloer was belegd met blauwe en witte marmeren tegels van ongeveer 30 x 30 cm. De muren waren wit gepleisterd en het plafond was bruin versierd met slingers en loofwerk en beschilderd met pauwen, papegaaien en ander gevogelte. Aan weerszijden waren twee vleugeldeuren die toegang gaven tot de Nieuwe Zaal en de Prinsenzaal.
Gronduitgifte voor de Beemster
Deze laatste zaal werd zo genoemd omdat hier de prinsen Maurits en Frederik Hendrik zijn ontvangen in 1612. Zij brachten toen een bezoek aan de net drooggelegde Beemster en logeerden hier op het slot Purmersteijn. Hier op het slot waren ook de aanbestedingen gehouden voor het graven van de ringvaart en de aanleg van een omringdijk voor de droogmaking van de Beemster. Daarna werden ook hier de gronden uitgegeven of uitgeloot, want daar was veel belangstelling voor.
Zetel van het recht
Op de binnenplaats van het slot werd recht gesproken. Wie iets had misdaan werd hier veroordeeld. De misdadigers zaten opgesloten in de kerkers onder het slot. Zo is het verhaal bekend van Antje Klok, die de burgemeester had beledigd. Hiervoor werd zij veroordeeld tot twee dagen aan de schandpaal die op het Marktveld, de Kaasmarkt, stond. Dan was er een zekere Jan Wortel die schapen had gestolen. Hij werd hiervoor gestraft met geseling en brandmerking.
Maar een zwaardere straf was verbanning voor een bepaalde tijd of voor altijd; dat betekende veelal een zwervend bestaan zonder terugkeer naar je woonplaats. De zwaarste straf was de doodstraf, soms door onthoofding, maar ook wel door verwurging aan de wurgpaal, waarna het lijk aan de galg werd gehangen. Deze galg stond tot 1795 in de Overweerse Polder op de plaats waar de Where in de Purmerringvaart komt. Toen dus ver buiten de stad omdat ‘het galgenveldje’ maar een vieze stinkboel was.
Kasteel wordt ruïne
In 1579 verviel Slot Purmersteijn aan de Staten van Holland, nadat de laatste heer van het slot, Philips van Egmond, al zijn bezittingen had verloren. Het slot diende nu voor vergaderingen en ontvangsten van dijkgraven en officieren. De Staten van Holland bleken een slechte eigenaar, want onderhoud werd er nauwelijks gepleegd. Het slot raakte dusdanig in verval dat het in 1729 onbewoonbaar werd verklaard.
De Staten van Holland schonken de ruïne aan Purmerend. Twaalf jaar later besloot het gemeentebestuur om Purmersteijn af te breken. Alleen de stallen bleven staan. Op de hoek van de Gedempte Singelgracht en de Kanaalstraat staat een negentiende-eeuws kaaspakhuis. Hieronder en hierachter op een binnenplaats liggen nog oude fundamenten van het slot. Dit is waarschijnlijk de plaats waar de stallen hebben gestaan.
Auteur: Jan Dekkers (Vereniging Historisch Purmerend) / Redactie ONH.
Publicatiedatum: 27/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.