Zaanse papiermolens konden niet zonder onmisbare grondstof
Bij het maken van grauw en blauw papier keek men niet zo nauw. Feitelijk kon men van alles als grondstof gebruiken, zoals garen, kant, katoen, zeildoek, visnetten, touw, gonje, matten en hennep. Veel daarvan was afvalmateriaal van de Zaanse touwslagerijen en zeildoekweverijen. En natuurlijk oude zeilen van de molens en de vissersschepen.
De afgedankte en versleten blauwe kielen van de zeelieden kregen een nieuw leven als blauw papier. Bij de witte linnen lompen ging het er heel wat nauwkeuriger aan toe. Alles werd uitgebreid gesorteerd op kwaliteit en onderverdeeld in een hele reeks kwalificaties, afhankelijk van de sterkte en dikte van de stof. Zo maakte de papiermaker ook onderscheid tussen de herkomst van de lompen. Stadsmensen leverden goed hoogwaardig spul, omdat hun kleding nauwelijks versleten was. Dat lag anders met het linnen van het platteland dat dikwijls afgedragen was.
Uitvoerverbod
De behoefte aan goede grondstoffen was zo groot dat uit alle windstreken van het land lompen naar de Zaanstreek werden gehaald. Daarnaast waren de nabijgelegen grote steden als Amsterdam, Haarlem en Alkmaar belangrijke toeleveranciers. Zelfs uit het buitenland werden lompen geïmporteerd, zoals uit het Duitse Rijnland en Frankrijk. Die grootscheepse import bracht echter de papierproductie in het land van herkomst weer in problemen, waardoor er uitvoerverboden voor lompen werden ingesteld. Toch lieten de papiermakers in Nederland zich niet door die verboden tegenhouden. Duitse papiermakers klaagden dat de beste lompen naar Nederland werden gesmokkeld voor hoge prijzen. Die hoge prijzen werden deels terugverdiend door tussen de lompen contrabande te verbergen. Pure smokkel dus.
Mospapier
De constante zorg om voldoende grondstoffen te verkrijgen leidde ertoe dat rond het midden van de achttiende eeuw bij de papierfabricage werd geëxperimenteerd met het verwerken van oud papier en planten. In de Zaanstreek slaagde men er in ‘mospapier’ te maken, dat bestond uit een mengeling van veenmos en grauwe lompen. Het diende voor het dichten van naden in houten schepen, sluisdeuren en andere waterkeringen.
Publicatiedatum: 02/05/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.