Filips de Goede
Een privilege uit 1455 van Graaf Filips de Goede van Holland, was een van de redenen dat de Zaanstreek zich kon ontwikkelen op het gebied van molens. In dit geschrift stond dat dit gebied nooit verkocht zou mogen worden door Filips of één van zijn opvolgers. Hierdoor bleef de Zaanstreek altijd in handen van de adel, die het belang van het platteland probeerde te beschermen tegen de machtige steden. Deze probeerden de ontwikkeling van de Zaanstreek en andere gebieden die toen nog tot het platteland gerekend konden worden, te belemmeren. Omdat de belastingdruk in de dorpen die samen de Zaanstreek vormden veel lager lag, kon het gebied zich op grote schaal industrieel ontplooien.
Amsterdamse Gildes
Ook de Amsterdamse houtzagersgildes belemmerden de bouw van molens in Amsterdam. Zij zagen de komst van de houtzaagmolen als een bedreiging voor hun werkgelegenheid. Op het Zaanse platteland bestonden geen gilden en er werden vele molens gebouwd. Door het gebruik van de molens was het hout uit de Zaanstreek veel goedkoper.
Naar Amsterdam
In 1630 richtten 21 Amsterdamse houthandelaren een compagnie op om dichter bij Amsterdam houtzaagmolens te kunnen bouwen. Buiten de Regulierspoort en de Raampoort, waar zich nu het centrum van Amsterdam bevind, mochten de molens gebouwd worden. De bouw van de molens kwam voor de rekening van de gebroeders Claesz en Frans Dirksz. Omdat er nu ook molens in Amsterdam waren, mocht er geen gezaagd hout van buiten de stad worden geïmporteerd. De compagnie van de houthandelaren bleef tot 1638 bestaan. Daarna mochten ook andere partijen houtzaagmolens rondom de stad bouwen. Op het hoogtepunt stonden er zo’n 85 molens rond Amsterdam.
De glorietijd voorbij
Rond 1730 waren er ruim 635 geregistreerd in de Zaanstreek. Niet alleen houtzaagmolens, maar ook oliemolens, papiermolens en pelmolens konden in de omgeving worden gevonden. De molenindustrie zorgde samen met de scheepsbouw voor het ontstaan van vele nevenactiviteiten, zoals smederijen, touwslagerijen en kompasmakerijen.
Omstreeks 1740 zorgde een invoerverbod in Engeland voor een grote klap voor de houtindustrie. Later zorgden de terugloop van de pellerijen en de scheepsbouw voor de terugloop van het gebruik van de molen. De toename van het gebruik van de stoommachine was de genadeklap voor de molens: deze konden veel sneller en efficiënter producten maken. Rond 1887 stonden er nog 143 molens in de Zaanstreek. Ook in Amsterdam verdwenen de meeste molens rond het einde van de 19e eeuw.Vandaag de dag zijn er nog enkele molens terug te zien in de Zaanstreek die herinneren aan de glorietijden van de molens. De meeste van de molens die het landschap verrijkten zijn verdwenen, zowel in Amsterdam als de Zaanstreek.
Auteur: Eva Bleeker
Bronnen:
– Canon van de Zaanstreek – Het Oudste Moderne Industrielandschap, 1600 – 1800
– Canon van de Zaanstreek – De Zaanse Scheepsbouw 1600 – 1700
– Stadsarchief Amsterdam, Verdwenen Amsterdam – Houtzaagmolens
Publicatiedatum: 22/04/2015
Vul deze informatie aan of geef een reactie.