Zaans verzet
De verwijdering van tweehonderd Joden uit Zaandam betekent in januari 1942 het startschot voor het aanzwellen van het Zaans verzet. Na Zaandam zijn namelijk de andere plaatsen in de streek aan de beurt. Vanaf nu zet het verzet een tandje bij. Ze helpen onderduikers, vervalsen persoonsbewijzen, maken stempels na en drukken verzetskranten als de Waarheid en Trouw. De Duitsers vallen geregeld ondergrondse drukkerijen binnen, met alle gevolgen van dien, maar dat weerhoudt de Zaankanters niet.
Tijdens de oorlogsjaren steunt de fabriek De Bijenkorf haar arbeiders met sociale voorzieningen, zoals het in 1942 opgerichte K.C. Honigfonds. Het fonds moet ervoor zorgen dat de arbeiders rond kunnen komen. Daarnaast verstrekt De Bijenkorf gratis levensmiddelen, zowel aan de werknemers als aan andere inwoners van de Zaanstreek. Cees zelf voert klein verzet uit. Als de NSB een bevel uitvaardigt waarin ze winkeliers en restauranthouders gebieden om bordjes met ‘Joden niet gewenst’ voor het raam te hangen, publiceert hij bijvoorbeeld samen met enkele anderen een pamflet. Hij roept het hele land op om het bevel te boycotten.
Samen met broer George is hij ook te verbinden aan de lokale tak van de Werkgemeenschap Doopsgezinden en Geestverwanten (WDG), de Werkgroep Zaanstreek. De groep brengt onderduikers onder, helpt vluchtelingen en plaatst Rotterdamse kinderen na de bombardementen bij gezinnen in de Zaanstreek. Een aantal van hun werknemers is lid, net als Wybrand Pel, de hun welbekende eigenaar van ouwelfabriek Primus. De lijntjes zijn kort en de WDG kan zo een beroep op de tweeling doen, bijvoorbeeld voor financiering.
Progressief-liberale idealen
Cees heeft een groot liberaal geloof in de vrijheid van het ondernemen en vrije loonvorming. Zijn inzichten zijn progressief. Zo hebben de arbeiders van de Honigfabriek enkele voordelen als ziekte- en ongevallenverzekeringen die (nog) niet wettelijk vastliggen – heel vooruitstrevend voor die tijd. Volgens Cees moeten de werknemers ook een vrij grote rol hebben en medeverantwoordelijk zijn. Daarnaast moeten ze om loonsverhoging kunnen vragen en het recht hebben om te kunnen staken.
Met de erkende vakbonden heeft Cees alleen niets. Hij probeert ze zoveel mogelijk buiten het overleg te houden en verzet zich tegen de arbeidswetten die na de Tweede Wereldoorlog worden aangenomen. Liberale ondernemers moeten niet in hun vrijheid worden beperkt, vindt hij. Vooral de communistische vakbond maakt hem verwijten. In zijn ondernemingsraad streeft Cees namelijk naar een vertegenwoordiging van alle personeelsleden, maar liever geen communisten.
Honig en de communisten
Zolang de communistische arbeiders zich afzetten tegen het streven naar grootse maatschappelijke verschuivingen, worden ze getolereerd. Maar als zijn werknemers zich als ware communisten uiten wordt het lastiger. Er is een heel aantal incidenten bekend. Cees spant rechtszaken aan tegen sommige communisten in zijn bedrijf en hij verbiedt een handtekeningenactie, omdat het een initiatief van de communistische Wereldvredesraad betreft.
In 1951 richt hij zelfs de Stichting Voorlichtingscentrum Zaanstreek op, een stichting tegen de ‘ontwrichtende invloeden’ van het communisme. Een lang leven is de stichting niet beschoren, het laatste jaarverslag dateert van 1955. Twee jaar later legt Cees zijn werk als directeur van De Bijenkorf neer. Hij blijft zich tot zijn dood inzetten voor zijn sociale en liberale idealen. Er komt zelfs nog een passie bij: het welzijn van dieren in de bio-industrie.
Bronnen:
Alle G. Hoekema, ”Bloembollen’ voor Westerbork. Hulp door Zaanse en andere doopsgezinden aan (protestants-)Joodse Duitse vluchtelingen in Nederland, 1939-1945′ (2011).
Paul E. Werkman, ‘Geloof in eigen zaak. Markante protestantse werkgevers in de negentiende en twintigste eeuw’ (2006).
Jos van Dijk, ‘Zaanse ondernemers tegen het communisme’, Nederlandse communisten.
‘Bezetting en verzet, 1940-1945’, Canon van de Zaanstreek, Regiocanons.
Publicatiedatum: 26/04/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.