Het geloof in toverij
In de zestiende eeuw was toverij een ‘logische’ verklaring voor allerlei soorten tegenslagen. Een tovenares (het woord ‘heks’ werd in Nederland toen nog niet gebruikt) zou mensen ziek kunnen maken of vergiftigen. Ook zou ze verantwoordelijk zijn voor het mislukken van kwetsbare productieprocessen, zoals het brouwen van bier, het karnen van boter of het maken van verf.
Ongeluk hoefde echter niet altijd aan toverij te liggen; duivels of dolende zielen van dierbaren konden ook de oorzaak zijn. Bepaalde ziektes werden gezien als het werk van de duivel: epilepsie werd beschouwd als een duivelse bezetenheid. Geestelijken, waarzeggers en andere ‘magische specialisten’ zouden dit soort geesten kunnen verdrijven. Geestelijken beschikten als exorcisten over een uitgedacht ritueel en gebruikten attributen zoals wijwater en wierrook. Waarzeggers voltrokken een soortgelijk ritueel, maar voerden deze uit in de spreektaal in plaats van in het Latijn. Zij trokken rond op zoek naar klanten, de geestelijkheid daarentegen was plaatsgebonden.
Geestelijken maakten, in tegenstelling tot waarzeggers, de naam van de tovenares niet bekend vanwege hun geestelijke status. Als men tot de conclusie kwam dat het slachtoffer betoverd was, dan konden ze de tovenares dwingen om haar werk ongedaan te maken. Dikwijls werd een buurvrouw of zakelijke concurrente beschuldigd met wie het slachtoffer ruzie had. Een waarzegger kon iemand genezen met een helende drank of zalf. Dit was tegelijkertijd ook het gevaar voor veel van deze ‘magische specialisten’: op het moment dat een dorp door tegenslag werd geplaagd, kon de waardering omslaan naar wantrouwen. Want wie kan genezen kan ook ziek maken.
De positie van de vrouw
Vrijwel in heel West-Europa werden meer vrouwen dan mannen van toverij beschuldigd. In Holland werd toverij uitsluitend met vrouwen in verband gebracht. In de loop van de zestiende eeuw veranderde de familiestructuur van het Hollandse gezin. Vrouwen gingen het huwelijk op een latere leeftijd aan. Ondanks dat de positie van een getrouwde vrouw lager was dan dat van haar man, was ze niet rechteloos of weerloos aan hem overgeleverd. In veel steden was het voor mannen verboden om hun echtgenoot te mishandelen. Bovendien mochten vrouwen zonder tussenkomst van hun man een beroep uitoefenen. Zo waren de mannen in Waterland een groot deel van het jaar op zee, waardoor de vrouwen verantwoordelijk waren voor het huishouden en het boerenbedrijf.
Buitenlandse bezoekers vermelden hun verbazing over de onafhankelijke positie van de Hollandse vrouw. Voor zover bekend verzetten mannen zich niet tegen deze zelfstandigheid van de vrouwen in Holland. Er zijn maar enkele gevallen bekend waarbij een vrouw van kwaadaardige toverij werd beschuldigd vanwege haar heerszuchtigheid.
Beschuldigingen in Noord-Holland
De schepenen (de bestuurders en rechters van een stad) waren in sommige steden minder actief in de vervolging van tovenaressen dan in andere. Zo is er in Weesp nooit een vrouw op verdenking van toverij voor de schepenen gebracht. In Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen is het één keer voorgekomen, maar de verdachten werden snel weer vrijgelaten. Tussen 1501 en 1614 waren in Amsterdam en Haarlem drie of meer heksenprocessen. In Haarlem leidde dat geen enkele keer tot een doodvonnis.
Tussen 1501 en 1700 zijn in Holland voor zover bekend 275 vrouwen beschuldigd van toverij. De meeste beschuldigingen vonden plaats tussen 1576-1600: 73 vrouwen. Hieronder bevonden zich zowel weduwen als gehuwde vrouwen. Van de 275 vrouwen zijn er 96 vrouwen strafrechtelijk vervolgd. 32 vrouwen stierven in gevangenschap of werden ter dood gebracht. Weduwen zullen een minder goede kans hebben gehad om het proces te overleven, aangezien zij meestal armer waren en over minder steun beschikten.
Slechts af en toe werden er vrouwen beschuldigd die tot een welvarende familie behoorden of daar goede contacten mee onderhielden. Deze vrouwen werden echter nooit schuldig bevonden. Mary Holleslooten en haar dochter Jacoba Bam werden door de schepenen van Amsterdam (door hun familieleden!) beschuldigd, maar werden van verdenking ontheven.
Het heksenproces
Voor een heksenproces moesten er deskundigen zoals juristen of geestelijken worden geraadpleegd, daarnaast was er een scherprechter (beul) nodig om een bekentenis af te dwingen. Het bleek echter nog knap lastig om een goede beul te vinden. Er waren in Holland maar enkele scherprechters in vaste dienst. Één in Haarlem en één in Dordrecht, die het vaak zo druk hadden dat een andere beul uit Utrecht of ’s Hertogenbosch moest worden ingehuurd. Toen de beul in Haarlem in 1493 of 1494 tijdens een ruzie werd neergestoken, kon de schout van Haarlem geen geschikte opvolger vinden. Kennelijk faalde de volgende beul tot twee keer toe om van een tovenares een bekentenis te krijgen.
Kort na 1540 kregen de scherprechters en andere gerechtsdienaars nieuwe instructies over hoe ze een tovenares moesten behandelen om een bekentenis los te krijgen. Om te beginnen moesten zij haar nachten lang wakker houden. Haar hele lichaam moest worden geschoren en met wijwater worden besprenkeld. Daarnaast moest ze nieuwe kleren aankrijgen en wijwater vermengd met sacrale onderdelen (zoals wierrook) te drinken krijgen. Ook moest ze worden gefolterd. Een vrouw die aan deze behandeling werd onderworpen verloor haar realiteitszin en bekende alles wat men maar wilde horen.
De heksenwaag
Op een historieprent uit de Provinciale Atlas staat een grote weegschaal afgebeeld: “Het weegen eener toveres”. Tovenaressen zouden door de lucht kunnen vliegen op een bezem, waardoor ze over een extreem laag lichaamsgewicht zouden moeten beschikken. Een gerechtsdienaar kon daarom bevelen dat een beschuldigde moest worden gewogen, om vast te stellen of het gewicht overeenkwam met diens postuur. Gelukkig viel de weegtest voor veel vrouwen goed uit. In Museum de Heksenwaag in Oudewater bevindt zich nog een originele weegschaal uit 1482. Daar werd nooit iemand te licht bevonden.
De waterproef
Bij een waterproef werd een vrouw in het water gegooid. Als zij zonk was dat een bewijs van haar onschuld, maar als ze dreef kon ze worden geïdentificeerd als een tovenares. De waterproef werd in Holland niet ingezet als bewijsmiddel, maar men had er kennelijk genoeg over gehoord om het nut ervan in te zien.
Op 3 juni 1624 liep in Amsterdam een uitgevoerde waterproef volledig uit de hand. Marijken Jansdr. had al langer de naam dat zij een toveres zou zijn. Toen de woede van de bevolking tijdens een belastingoproer zich tegen haar keerde, probeerde zij zich te verstoppen in een woonhuis. Een menigte vrouwen duwden haar de straat op, waar ze werd aangevallen. Vervolgens werd ze bij de Nieuwmarkt in het water gegooid. Aanvankelijk bleef ze drijven. Toen trok Barent Gerritszn. Van Leer haar aan boord van zijn schuit en probeerde de ringen van haar vingers te trekken. Marijken beet hem hard in zijn hand. Daarop schopte hij haar in de rug en duwde haar weer in het water. Hij hield haar onder tot zij verdronk. Dit hele afschuwelijke tafereel werd gadegeslagen door enkele gerechtsdienaars, die concludeerden dat haar schuld was bewezen omdat zij bleef drijven.
Dit voorval is afgebeeld op een historieprent uit de Provinciale Atlas: “Oproer voor de Waag op de Nieuwmarkt te Amsterdam vanwege een vermeende tovenares.” Barent werd overigens wel aangeklaagd wegens moord, maar slaagde erin te blijven ontkennen ondanks zware martelingen. Hij werd voor slechts tien jaar uit de stad verbannen.
Een heksenpardon voor de vrouwen van Holland
Op Internationale Vrouwendag 2022 heeft de Schotse premier Nicola Sturgeon haar excuses aangeboden voor de heksenvervolging in Schotland. Tussen de zestiende en achttiende eeuw werden hier duizenden vrouwen beschuldigd van toverij, gemarteld en op de brandstapel gezet. Op dit moment werkt het Schotse parlement aan een wet die de talloze beschuldigde vrouwen met terugwerkende kracht onschuldig verklaart. Een mooi initiatief van de Schotse premier, waar onze Nederlandse premier een voorbeeld aan mag nemen. Want de verschrikkelijke heksenvervolging die op eigen bodem heeft plaatsgevonden mogen we nooit vergeten.
Auteur: Judith van Amelsvoort, met dank aan Abe van der Veen en Mart van de Wiel.
Enkele afbeeldingen uit dit artikel zijn afkomstig uit de Provinciale Atlas: de beeldcollectie van de provincie Noord-Holland, bestaande uit zo’n 82.000 prenten, tekeningen, kaarten en foto’s. Tezamen geven ze een prachtig beeld van hoe Noord-Holland er vroeger uitzag en in de loop van de tijd is veranderd. De Provinciale Atlas wordt beheerd door het Noord-Hollands Archief. Een groot deel van de collectie is tegenwoordig te raadplegen via de online Beeldbank.
Bronnen:
- Hans de Waardt, Toverij en samenleving. Holland 1500-1800, 1991, p.93, 120, 185, 186, 190 t/m 194, 197, 210, 211.
- Arie Zwart en Karel Braun, Heksen, ketters en inquisiteurs. Geloofsvervolging en heksenprocessen door de eeuwen, Haarlem 1981, p. 33 en 124.
- Abe van der Veen, Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk
- Artikel NOS: Een heksenpardon voor de vrouwen van Schotland
Publicatiedatum: 19/04/2022
Vul deze informatie aan of geef een reactie.