Als je tegenwoordig het adres van een bakkerij of eethuisje zoekt, zet je je smartphone maar aan en Google wijst je de weg naar straat en huisnummer. Maar vòòr 1795 had Haarlem, en de rest van Nederland, niet eens huisnummers. Het was de Franse bezetter die ze hier heeft ingevoerd.
Een winkelier die de aandacht op zijn nering wilde vestigen, hing een uithangbord op of liet een kleurrijke gevelsteen in de muur metselen. Dat er in Haarlem nog zo’n honderd gevelstenen zijn te zien, is mede te danken aan de sinds 1994 actieve werkgroep geveltekens van de Historische Vereniging Haerlem. Peter van Graafeiland is er adviseur van en hij schreef het binnenkort te verschijnen boek ‘Waar Haarlem in de gevel staat.’
De gevelstenenwerkgroep heeft in de loop der tijd oude gevelstenen teruggevonden, laten opknappen en op de oorspronkelijke plek in Haarlem laten terugplaatsen. Bij die gelegenheid krijgen de stenen een beschermlaag en worden de oude kleuren opgehaald, zodat de soms prachtige kleuren weer van de gevel spatten. Van Graafeiland: “Er is nog wel discussie over geweest, maar we zijn er achter gekomen dat die gevelstenen allemaal gekleurd zijn geweest. Dat is ook wel logisch, want ze moesten opvallen. Er zijn gevelstenen met zó veel details dat je denkt: wat zie ik nou eigenlijk en dan helpen die felle kleuren je om alles goed te kunnen onderscheiden.”
Het verval tegengaan
Hij bladert door het boek en laat twee foto’s zien, die duidelijk maken hoe hard het verval van een gevelsteen kan gaan. Het gaat om twee foto’s van dezelfde gevelsteen, maar dan met een verschil van dertig jaar. “Je ziet duidelijk dat het verval heel hard kan gaan, met die felle zon, slagregens en milieuvervuiling.” Door ze op te knappen en een bepaald soort mineraalverf te gebruiken, kun je zowel de kleuren ophalen als de steen van een beschermlaag voorzien.
“De meeste gevelstenen zijn rond 1600 geplaatst,” legt hij uit. “Dat had twee redenen. Bij een grote brand zijn veel houten huizen in vlammen opgegaan. Op last van het stadsbestuur zijn ze door stenen huizen vervangen, zodat er minder brandgevaar was. En toen de Spanjaarden in Antwerpen protestanten gingen vervolgen, trokken veel Vlaamse kooplieden en ambachtslieden naar steden als Haarlem. Op een gegeven moment bestond meer dan de helft van de Haarlemse bevolking uit Vlaamse vluchtelingen. Vervolgens brak de Gouden Eeuw aan, werden er huizen gebouwd en gevelstenen aangebracht.”
In 1994 verscheen het eerste boek over Haarlemse gevelstenen, dat Van Graafeiland samen met Theo Bottelier maakte. “In het begin wisten we er weinig van, dus zijn we op de fiets gestapt en hebben her en der bij mensen aangebeld. Sommige mensen wisten veel over hun gevelsteen te vertellen, anderen wisten niet eens dat er een steen in hun gevel was gemetseld, maar er waren ook mensen die riepen: ‘Scheer je weg, die steen is niet te koop.’
Vervolgens doken ze in de archieven om verkoopaktes door te spitten, die vaak nauwelijks leesbaar waren. “Het was Oud-Nederlands, met al die rare krullen en afkortingen. Maar dat niet alleen: je had ook notarissen die maar wat krabbelden; dat was ècht niet te ontcijferen.”
Maar inmiddels zijn we dertig jaar verder en na veel speurwerk in archieven heeft de werkgroep inmiddels zoveel materiaal verzameld, dat een tweede boek gerechtvaardigd was. En dat ligt binnenkort in de winkels, net op tijd voor de feestdagen: een vuistdik boek van 512 pagina’s met 830 afbeeldingen. “Mijn vrouw heeft me anderhalf jaar nauwelijks gezien,” zegt Van Graafeiland glimlachend. “En eerlijk gezegd is het ook een beetje uit de hand gelopen, want als je op zoek gaat naar gevelstenen, ook naar gevelstenen die in de loop der tijd zijn verdwenen, dan stuit je natuurlijk ook op huisnamen. Uiteindelijk zijn dat er 2200 geworden, dus dat is een apart hoofdstuk geworden, waarvan de helft met tekst en uitleg.” Ook de verdwenen gevelstenen hebben een apart hoofdstuk gekregen.
Zijn naslagwerk gaat niet alleen over gevelstenen en huisnamen, maar bevat mooie verhalen over de Haarlemse geschiedenis. Neem nou Dirck Dicx. Dircks vader was een belangrijke bierbrouwer. Toen hij overleed, nam zijn moeder brouwerij ‘Het Scheepje’ op de Houtmarkt over, al kwam ze wat treurig aan haar einde. “Zijn moeder werd krom en om haar te helpen, heeft hij de bovenste rand van de waterput er af gehaald, waar ze vervolgens in is gevallen en verdronken. De bierbrouwerij is toen naar zijn zus gegaan.”
“Vervolgens is Dirck rond 1640 naar Brazilië vertrokken om daar bier te gaan maken. Het verhaal gaat dat dit het eerste biertje is dat op het Amerikaanse continent is gebrouwen.” Van Graafeiland ontdekte dat er in Brazilië nog brouwerijen zijn die naar de naam Dirck Dicx luisteren. “Ik kwam zelfs een Braziliaanse bierreclame tegen waarop Dicx op een schuttersstuk van Frans Hals staat afgebeeld, met een cirkel om zijn hoofd en de tekst: ‘Onze Hollandse held.’ Hij is dus wereldberoemd in Brazilië.”
Naast bierbrouwers kende Haarlem natuurlijk ook bakkers. In de Hagestraat 47 kun je twee gevelstenen zien waarop het bakkersambacht wordt afgebeeld. Op de ene steen zie je een bakker brood uit de oven halen, op de tweede zie je een bakkersknecht die met zijn blote voeten in een grote bak deeg staat te kneden. Bakkers zijn er overigens niet altijd geweest; vroeger bakte iedereen zijn eigen brood. Pas in de late middeleeuwen, toen er steden ontstonden, blies de bakker op zijn hoorn om buurtbewoners te laten weten dat hij weer vers brood had, zo’n drie keer per dag. Het meeste brood werd destijds van rogge en zuurdesem gemaakt, terwijl de bakker voor de beter gesitueerden luxebrood met tarwe bakte. Dat was wit brood en destijds werd dat als heel gezond beschouwd, waar we nu weer héél anders over denken. En zuurdesembrood is tegenwoordig weer heel populair bij de beter gesitueerden. Het kan dus verkeren.
“Dat gold ook voor andere producten,” weet Van Graafeiland. “We hebben in Haarlem een visverkoper gehad, die op zijn gevel de tekst had staan: ‘Al is de zalm een goede vis, de haring spant de kroon gewis.’ Er was dus een tijd dat haring hoger werd aangeslagen dan zalm.”
In de Hagestraat 47 was het de Haarlemse bakker D.A. Braakenburg die in 1611 voor het eerst brood ging bakken. Zijn nazaten zijn daar nog lang mee doorgegaan, want pas in 1894 trok de laatste Braakenburg de winkeldeur voor de laatste keer achter zich dicht.
Na wat omzwervingen, belandde de gevelsteen met een bakker die brood uit zijn oven haalt, in het bedrijfsmuseum van de firma Joh. Enschedé BV, die de steen in 2005 overdroeg aan de gevelstenenwerkgroep. Die liet de steen restaureren en weer terug plaatsen op de oorspronkelijke plek. De steen met de bakkersknecht in de deegtrog is verloren gegaan, maar gelukkig bestond er nog een oude foto van, dus kon steenhouwer Tobias Snoep er een replica van maken, die nu weer in de Hagestraat te bewonderen valt.
We blijven nog even in de Hagestraat, want op nummer 10 zat eeuwenlang het Sint Jacobs Gasthuis. Dat gasthuis gaat maar liefst terug tot 6 maart 1436 toen ene Lysbeth Jan Bette de schepenen van de stad Haarlem liet weten dat haar huis in de Dijkstraat, nu Antoniestraat, na haar overleden in gebruik moest worden genomen als gasthuis. Uiteindelijk werd dat gasthuis uitgebreid en kwam het hoofdgebouw in de Hagestraat te staan.
In het gasthuis werden pelgrims ontvangen, die op weg waren naar het Spaanse bedevaartsoord Santiago de Compostella. Vandaar de afbeelding van een schelp, want daar kon je een pelgrim aan herkennen. Pelgrims komen er al lang niet meer. Het pand is inmiddels eigendom van Stadsherstel, en er zit nu onder andere een restaurant dat als leerwerkbedrijf dient, maar er vlakbij staat nog wel een wegwijzer die aangeeft dat fietsende pelgrims hier rechtdoor moeten. En dat het nog maar 2375 km is naar Santiago de Compostella. En oh ja, de gevelstenen, die naar de pelgrims verwijzen, zijn in 2008 op initiatief van de Stichting Geveltekens Vereniging Haerlem teruggeplaatst in de muren van het voormalige gasthuis.
In zijn naslagwerk besteedt Van Graafeiland ook aandacht aan beroepen, die al lang zijn uitgestorven. Neem het beroep van porder, die mensen wakker maakte. Meestal waren het winkeliers die dat als bijverdienste deden, voordat ze de deuren van hun winkel openden. Dan hadden ze in hun etalage een bordje staan met de tekst: ‘Hier gaat men uit porren.’ Bij de winkelier kon je opgeven hoe laat je gewekt wilde worden en vervolgens ging de man in alle vroegte met een lange stok op pad om her en der tegen het slaapkamerraam te tikken. ‘Ja, dat was een rumoerig beroep.’ Porders zijn daar nog tot na de Tweede Wereldoorlog mee doorgegaan, waarna de komst van goedkope wekkers een eind aan dit eerzame beroep maakte.
Uiteraard besteedt Van Graafeiland ook aandacht aan de brouwerijen, waarvan er zo’n 23 in Haarlem hebben gestaan. Al in de veertiende eeuw werd er in Haarlem bier gebrouwen, want bier was lange tijd één van de weinige dranken die je veilig kon drinken. Van water werd je ziek en wijn was te duur. Aan het begin van de zestiende eeuw werd in Haarlem meer dan 17,5 miljoen liter bier gebrouwen. Slechts tien procent daarvan bleef in Haarlem, de rest werd geëxporteerd. Eén van de vier grootste bierbrouwers zat op de Bakenessergracht 84 en daar brouwden ze al vanaf 1590 bier. Twee gevelstenen, de valk en de passer, herinneren daar aan, alhoewel niet helemaal duidelijk is hoe de brouwerij aan die naam is gekomen.
Dat de bierbrouwerijen uiteindelijk weer uit de stad zijn verdwenen – brouwerij Het Scheepje op de Houtmarkt sloot in 1914 als laatste de poorten – komt omdat de concurrentie toenam, de wijn goedkoper werd en koffie en wijn hun intrede deden. “Ja, die brouwerijen, dat was een hoop uitzoekwerk,” vertelt Van Graafeiland. “Die brouwerijen waren in handen van de rijke jongens. Niet dat ze hun leven lang bier brouwden, want als de prijs van het onroerend omhoog ging, verkochten ze de brouwerij weer. Die bierbrouwers waren dus superrijk; veel landgoederen langs de duinen waren van hen.”
Het zal niet verbazen dat Peter van Graafeiland voor zijn naslagwerk veel research heeft gepleegd. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de drie gevelstenen van Jonas en de walvis, die samen een soort van stripverhaal vormen op de hoek van Spaarne 35 en Hoogstraat. Van Graafeiland noemt het afbeeldingen ‘van grote klasse’ en schrijft er bij dat hier niet zo maar de eerste de beste steenhouwer aan het kappen is geslagen.
Eén van de drie gevelstenen, die waarop de aan de rivier Tigris gelegen stad Niniveh wordt afgebeeld, bevat zó veel details – met poortjes, pilaren en koepeltjes – dat Van Graafeiland zich af vroeg of de beeldhouwer dat nou allemaal zelf had verzonnen. Nee, dus. “Ik ben gaan zoeken, waar ik wel zes weken mee bezig ben geweest, en al speurend op internet kwam ik terecht bij een gebrandschilderd raam in een Engels kerkje. Vervolgens vond ik in de collectie van het British Museum een kopergravure met diezelfde afbeelding en zo ontdekte ik dat Hiëronymus Wierix die had gemaakt. Dat was een Nederlandse graveur, die de gravure had gedrukt naar een tekening van ene Maarten de Vos, die in de zestiende eeuw in Antwerpen als schilder werkte en naar Rome en Venetië was gereisd, om zich verder te ontwikkelen. De oorspronkelijk tekening heb ik ‘teruggevonden’ in het Louvre. Het is dus wel grappig dat het oorspronkelijk ontwerp van die gevelsteen aan het Spaarne in het Louvre ligt. Ja, als je zo’n speurtocht tot een goed einde kunt brengen, trek je wel een flesje open.”
Het boek bevat ook een hoofdstuk met gevelstenen, die in de loop der tijd van Haarlemse gevels zijn verdwenen. Of daar nog een steen bij zit die Van Graafeiland aan het hart gaat, willen we weten, maar daar kan hij niet echt een antwoord op geven. “Ik vind het wel erg dat er in de jaren zestig nog gevelstenen zijn verdwenen, terwijl ze toen toch wel wisten dat het cultureel erfgoed was. Dat er een winkel wordt verbouwd in de Grote Houtstraat, waarna die gevelsteen verdwijnt naar de villa van de eigenaar in Bloemendaal. Die villa wordt twee jaar later afgebroken en die gevelsteen belandt op de vuilstort. Hartstikke jammer natuurlijk.” Om er lachend aan toe te voegen. “Maar dat gaat nu niet meer gebeuren, want we houden het nu ècht wel in de gaten.”
‘Waar Haarlem in de gevel staat, Drie eeuwen Haarlemse gevelstenen & huisnamen’, geschreven door Peter van Graafeiland, is een uitgave van Uitgeverij Loutje in Haarlem. Het boek kost € 39,95 en is via de boekhandel verkrijgbaar.
Auteur: Arnoud van Soest
Publicatiedatum: 27/11/2024
Vul deze informatie aan of geef een reactie.