In 1854 werd op de hoeve Dyserinck aan de IJweg door boer Buijs een welput geslagen om drinkwater voor mens en dier te verkrijgen. Op een diepte van ongeveer zeven meter kwam met een knal een ‘spuiter’ aan de oppervlakte. De kroniekschrijver schreef hierover: ‘Toen de putgraver op een diepte was gekomen van ongeveer zeven meter, werd plotseling een knal gehoord als van een kanonschot en meteen spoot een straal water met grote kracht en snelheid naar boven’. Dertig jaar lang stroomt het water gewoon de sloot in. Wel valt op dat het vee er graag komt drinken en dat het in goede gezondheid verkeert.
Kuren in de polder
Een apotheker ontdekte in 1883 de bijzondere samenstelling van het water. Het bevatte veel kalk en andere geneeskundige bestanddelen. Eenmaal bekend met deze ontdekking werden maatregelen getroffen om van dit bijzondere water te profiteren en het niet in de sloten weg te laten vloeien. Men hoopte dankzij dit bronwater uit onze polder van Haarlem een kuuroord ofwel een badplaats te maken. Er waren veel van zulke ‘badplaatsen’ in Duitsland en er werd veel geld in verdiend. Alleen rijke personen konden voor herstel van hun gezondheid naar een badplaats reizen om er te kuren.
Zo werd er op 30 juni 1892 te Haarlem een ‘Een Maatschappij tot exploitatie van Staalwaterbronnen’ opgericht. Één van de oprichters was Dr. S. Postuma. Het belangrijkste doel van de maatschappij was dat het water zou dienen tot herstel van bloedarme en verzwakte personen. Het water moest een goede smaak hebben en gunstig werken op de slijmvliezen, ademhalingsorganen, maag, nieren en het bevorderen van de spijsvertering.
Op 14 mei van dat jaar waren er al 335 aandelen uitgegeven, elk van duizend gulden, ten name van de Maatschappij, gevestigd te Haarlem. Voor tien aandelen was de eigenaresse van de boerderij bereid om het erf en de behuizing van de hoeve – voor zover nodig voor de waterwinning – voor de duur van 99 jaar in erfpacht af te staan. De buizen van de transportleiding van de polder naar brongebouw werden toen aangelegd en dat kostte alleen al 50.000 gulden. Dit brongebouw was een soort Kurhaus en was ingericht met eetzalen, een biljartzaal, een damessalon en een concertzaal. In de tuin met oud geboomte stond een muziektent voor openluchtconcerten.
De transportleiding van 8 kilometer eindigde in het brongebouw aan de rand van de Haarlemmerhout. In hetzelfde jaar werd er reeds water gebotteld om er vast reclame mee te maken. Reeds in maart 1894 werd op het terrein bij de bron op initiatief van de toenmalige directeur van de maatschappij C.J. Vis een stationaire horizontale locomobiel geplaatst met een vermogen van 4 PK tot het drijven van enige werktuigen, waarmee dit bronwater met koolzuur werd opgepompt. Het water werd vervolgens in flessen gebotteld om te worden gedistribueerd. Een jaar later verzocht de heer Scholtens als secretaris van de raad van beheer aan het gemeentebestuur van Haarlemmermeer een vergunning om een tweede stoomketel te doen plaatsen voor het distilleren van water.
In 1894 werd een gouden medaille op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen behaald en het volgend jaar in Genève. Niet in Haarlem maar aan de bron zelf werd de opening verricht. In het jaar daaraan voorafgaand was de productie reeds 120.000 flessen per jaar geweest, met afzet in heel Nederland. In 1896 was het brongebouw gereed.
Het water werd ‘Hollandia Tafelwater’ genoemd. In het drinkhalletje in Den Hout kon men voor een kwartje een glas water drinken. In 1899 hield Dr. Postuma in Haarlem een lezing over ‘de bron en hare toepassing in geneeskundige gebied’, waarin hij vertelde dat het bronwater moest dienen tot leniging en herstel van bloedarmoede en verzwakte personen. Het werd desondanks geen succes, door te weinig kapitaal en te hoge exploitatiekosten. Bovendien ging men liever om privacyredenen naar buitenlandse badplaatsen.
Een frisse start
Rond 1900 werd de pijpleiding naar het brongebouw in Haarlem buiten werking gesteld. Alleen tapte men, om de concessie niet te verliezen, jaarlijks acht flesjes water af. Deze toestand duurde tot 1929, toen de maatschappij besloot de exploitatie ter hand te nemen. Een analyse toonde aan dat de samenstelling van het water, dat al die tijd in een sloot was weggevloeid, onveranderd was gebleven.
Men kreeg enig bedrijfskapitaal door het brongebouw aan de gemeente Haarlem te verkopen voor 65.000 gulden, waarna werd begonnen met de restauratie van de bron en de daarbij behorende gebouwen. Er bevonden zich op de terreinen twee bronnen, de Hollandia- en de Wilhelminabron, waarvan de eerste bron in exploitatie was.
Het water van de Wilhelminabron was van een groter ijzergehalte dan dat van de Hollandiabron. De Hollandiabron had een capaciteit van 6.000 liter per uur. Het water liep in een betonnen reservoir, dat 12.000 liter kon bevatten. Als het reservoir geheel gevuld was, liep het overtollige water via een leeuwenbek in een gemetselde kom en vandaar in de sloot. Uit het reservoir werd het water opgepompt in twee kuipen, welke 2.000 liter konden bevatten. In deze kuipen vond het ontijzeringsproces plaats door gedurende enige tijd buitenlucht in te blazen.
Vervolgens werd het geheel ontijzerde water door enig grint, beenzwart- en scherpzandfilters geleid, om tenslotte door middel van machines te worden gebotteld. Daarna werd het koolzuurgehalte kunstmatig verhoogd. Op 13 mei 1930 begon men officieel met de exploitatie van de bron. Naast de directie en de commissarissen van de Maatschappij waren onder meer aanwezig: burgemeester Slob en wethouder Kistemaker van Haarlemmermeer, de dijkgraaf en heemraden, de directie van de Haarlemsche Bank en een vertegenwoordiger van de grondeigenaresse. De Commissaris van de Koningin was verhinderd. Ter gelegenheid van de hervatting van de exploitatie werd een speciale kist met flessen bronwater aan Koningin Wilhelmina gestuurd.
De Meerbode schrijft op 14 mei de hoopvolle woorden: ‘Zoo is er een nieuwe lente en een nieuw geluid; moge eindelijk dit bronwater in ons geheele land eens de belangstelling verkrijgen welke het verdiend. Het moet zóó worden, dat in onze hotels ons eigen Hollandia-bronwater overal verkrijgbaar is en gevraagd wordt. Zeker moeten de hotelhouders in Hoofddorp en Nieuw-Vennep propoganda maken voor het water uit den bodem van onze eigen gemeente’.
Ongeveer 7 jaar later worden er miljoenen flesjes gebotteld, in restauratie rijtuigen van de spoorwegen en in de horeca was het te verkrijgen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het water als versterkend middel geleverd aan concentratiekamp Vught. Later in de oorlog stopt de productie helemaal.
Na 1945 wordt de bron opnieuw in gebruik genomen. De vraag overtreft zelfs het aanbod. Het bronwater wordt onder andere geserveerd op de grote Nederlandse passagiersschepen, in hotels en zelfs uitgevoerd naar Nieuw Guinea. Als ‘Sparks’ maakt het nog enige tijd opgang als tonic. In 1960 volgt echter het faillissement. Uiteindelijk wordt de Amstelbrouwerij de nieuwe eigenaar. In het koopcontract komt echter te staan dat de bron nooit meer in exploitatie genomen mag worden. Vervolgens werd de bron afgesloten.
Auteur: Drs. Hans Dolman jr. (Haarlemmermeermuseum de Cruquius)
Publicatiedatum: 04/11/2021
Vul deze informatie aan of geef een reactie.
4 reactiesInterresant
Erg interesant
Het is zo jammer dat de fruitbomen nu weg zijn
Een kleine nuance : Een deel van de boedel van de Bronnen-centrale (namelijk het frisdrankmerk Sparks werd na het faillissement overgenomen door brouwerij de Drie Hoefijzers uit Breda.
Bron : https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/opkomst-en-ondergang-van-de-roode-leeuw
Reactie van Peter Zwaal