Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie
NL | EN

2000 jaar geschiedenis in Haarlemmermeerpolder

Haarlemmermeer is ouder dan men denkt. Waar nu de polder ligt was 9000 jaar geleden een wadden- en kweldergebied. Vanaf 3000 voor Chr. werd de invloed van de zee minder. Er ontstond een kustgordel met strandwallen waar mensen woonden. Dit weten wij door archeologische vondsten bij het vroegere eiland Abbenes. Deze en andere bodemschatten zijn tot 20 mei 2024 te zien in het Historisch Museum Haarlemmermeer.

Scandinavische gletsjers in Nederland

Bij de aanleg van de Schipholtunnel in 1964 zijn ijstijdstenen gevonden -11 meter onder het Normaal Amsterdams Peil (NAP). Het zijn noordelijke zwerfstenen die door het landijs vanuit Scandinavië tijdens de voorlaatste ijstijd in Noord-Nederland zijn afgezet. Deze ijstijd heet het Saalien en is onderdeel van het Midden Pleistoceen, van ongeveer 126.000 – 781.000 jaar geleden. Het Midden-Pleistoceen is een ijstijdwereld.

Gemiddeld elke honderdduizend jaar trad er een nieuwe ijstijd (glaciaal) op, waarin de ijsbedekking rond de polen en in gebergtes spectaculair toenam. De ijstijden eindigden in een kortdurende warme tussenijstijd (interglaciaal), waarin het klimaat leek op dat van nu. Tijdens ijstijden werd veel zeewater opgeslagen in de ijskappen, waardoor de zeespiegel wereldwijd tientallen meters tot meer dan honderd meter daalden. Vooral de laatste ijstijd van het Midden-Pleistoceen, het Saalien, was zeer koud.

Beeld via Historisch Museum Haarlemmermeer.

Nederland was in het Midden-Pleistoceen, evenals in het Vroeg-Pleistoceen, vooral een rivierenland. Tot twee keer toe bereikten Scandinavische gletsjers ons land. Tijdens de maximale uitbreiding in het Saalien, zo’n 150.000 jaar geleden, kwam het ijs tot aan de lijn Haarlem-Nijmegen en werden de stuwwallen als de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug gevormd.

Het Elsterien

In een eerdere ijstijd, het Elsterien (zo’n 430.000 jaar geleden), had het landijs al eens Noord-Nederland bereikt. Tijdens de ijstijden heersten er meestal steppeachtige omstandigheden. Het land was koud, kaal en winderig, maar toch vol leven. Mogelijk hebben in West-Nederland enkele malen grote smeltwatermeren gelegen. De enorme zeespiegelschommelingen, die samenhingen met het vastleggen van zeewater in de polaire ijskappen, zorgden ervoor dat Nederland afwisselend aan de kust (in de tussenijstijden) of ver van zee (tijdens ijstijden) lag.

Archeologische vondsten

In een zandput aan de Spieringweg werd het bovenbeen van een steppewisent (een uitgestorven rundersoort) van 30.000 tot 40.000 jaar oud gevonden. Volgens de wetenschapper Staring uit de negentiende eeuw moet er een bos hebben gelegen tussen Cruquius en de Nieuwekerkertocht. In de Haarlemmermeer is bij de plaats Rozenburg een stenen hamerbijl uit de Late Bronstijd gevonden, deze is tijdens een veldverkenning opgeraapt. Deze losse vondst past binnen een beeld van meerdere bijlen en losse vondsten uit het binnenland van Holland. In Uitgeest, Haarlem en in de Haarlemmermeer zijn stenen bijlen uit het Laat Neolithicum gevonden.

Tijdens het graven van het meer in het nog aan te leggen Haarlemmermeerse Bos in de tweede helft van de jaren 1970 werd een versteende boomstronk aangetroffen, die ongeveer 12.000 oud was.

Beeld via Historisch Museum Haarlemmermeer. Collectie Noord-Hollands Archief

Het Holoceen

Tienduizend  jaar geleden eindigde het Pleistoceen en begon het huidige tijdvak, het Holoceen, onder meer gekenmerkt door een warmer klimaat. Daardoor smolten de landijskappen uit de laatste ijstijd en tot zesduizend jaar geleden steeg de relatief zeer lage zeespiegel maar liefst veertig meter. Daarna steeg ook het grondwater en in onze lage landen ontstonden goede condities voor veengroei. In grote delen van onze westkust ontwikkelde het zogenaamde ‘basisveen ’zich op het pleistocene dekzand. Deze duidelijke grens tussen beide tijdvakken is gevormd in een nat en moerassig milieu.

Vanaf circa 7000 voor Chr. werd de directe invloed van de zee in het huidige Nederlandse kustgebied merkbaar. Het zeewater brak op verschillende plaatsen door en tot diep in het achterland, waarbij via natuurlijk gevormde kreek- en geulsystemen zand en klei werden afgezet. Zo ontstond een uitgestrekt wadden- en kweldergebied. De sedimenten (bezinksel) die in deze periode zijn afgezet, worden tot het zogenaamde Laagpakket van Wormer gerekend.

Het Zeegat van Hoofddorp

De Haarlemmermeer was ook zo’n wadden- en kweldergebied. Archeologen noemen de toenmalige verbinding met de zee ‘het Zeegat van Hoofddorp’. Vanaf 3000 voor Chr. werd de invloed van de zee minder sterk. Bij het vroegere eiland Abbenes werd een bijl van vuursteen gevonden van een jager, waarschijnlijk van een Neanderthaler of van een voorloper van de moderne mens Homo Sapiens.

Veel zeegaten langs onze kust verzandden en er ontstond een vrijwel gesloten kustgordel met strandwallen. Het Zeegat van Hoofddorp slibde als eerste dicht, de geulsystemen verlanden en de afzetting van wad- en kweldersediment hield op. In het gebied achter de kustgordel vond opnieuw veengroei plaats. Zo vormde zich het zogenaamde Hollandveen. Het grootste deel van de tegenwoordige Haarlemmermeerpolder werd met zo’n vier meter veen bedekt.

Beeld via Historisch Museum Haarlemmermeer.

Romeinen en Friezen

Het Romeinse leger werd omstreeks 40 na Chr. actief in de Rijnmonding. Eind eerste eeuw beschreef geschiedschrijver Publius Cornelius Tacitus (ca. 56-117) de Friezen als bewoners in onze kuststreken. De Haarlemmermeer was waarschijnlijk een vrijwel onbewoonbaar veenmoeras. De eerste Haarlemmermeerse geschiedschrijver, onderwijzer Pieter Boekel, beschrijft het gebied als een groot bosmoeras met modderige kreken en waterkommen, in het midden weinig of niet begroeid.

Het gebied ten noorden van de Rijn wilden de Romeinen aanvankelijk ook veroveren. Tussen 15 en 28 na Chr. lag in Velsen, aan het Oer-IJ, een Romeins fort, Castellum Flevum. In de omgeving (Kennemerland, Bollenstreek) zijn sporen van boerderijen en Fries aardewerk gevonden. In 40 na Chr. stichten de Romeinen  een tweede fort bij Velsen. In 47 na Chr. trekken ze zich definitief terug achter de Oude Rijn (de Limes).

Zo troffen de Romeinen Noord-Holland aan: water, water en nog eens water. Beeld: Stichting Oer-IJ

Romeinse munten

Dat ook in deze contreien contacten waren tussen Friezen en Romeinen blijkt uit de grootste Nederlandse vondst van Romeinse munten in Nederland. In oktober 1920 vond boer A. de Krijger bij Abbenes 12.389 munten kleingeld uit de vierde eeuw van onze jaartelling. Een eerste onderzoek (1958) veronderstelt dat een Romeins schip met geld op weg naar Engeland is vergaan bij de monding van het riviertje de Aa bij Huigsloot (in het huidige Haarlemmermeer). Het Rijksmuseum van Oudheden acht deze Engelandtheorie onwaarschijnlijk. Mogelijk betreft ‘de schat’ klein bronsgeld als basismateriaal voor een smid om mantelspelden e.d. te vervaardigen.  Behalve Romeinen hebben in het voormalige veengebied aan de randen van het Haarlemmermeerse grondgebied dus ook Friezen geleefd.

Het eiland van Beinsdorp, kaart Hoogheemraadschap van Rijnland uit 1625 gemaakt door Steven Pieterszoon van Brouckhuijzen. Noord-Hollands Archief / , Inventarisnummer

De vroege middeleeuwen

In de vroege Middeleeuwen was het grote veengebied van de Haarlemmermeer nog onbewoond. De kust in de Bollenstreek en Kennemerland waren wel bewoond. Vondsten uit de 5e tot de 9e eeuw na Chr. tonen plattegronden van huizen, soms compleet met haardplaatsen, een trappelzone voor vee en karrensporen. https://onh.nl/verhaal/kennemerland-middeleeuwers-in-de-kennemerduinen .  Unieke vondsten, want er zijn weinig sporen van de vroege Middeleeuwen. De resten van een vroege boerderij in de Kennemerduinen bij Overveen dateren uit de 5e eeuw. Het is een huisplattegrond van 31 bij 6 meter. In de vroege middeleeuwen was de huidige duinstreek relatief dichtbevolkt, zeker in vergelijking met het onherbergzame Haarlemmermeerse veen- en bosmoeras. Dat werd hooguit gebruikt om te jagen.

Links een groen glazen wijnfles uit 1875-1925. Rechts een steengoed drinkkan uit Siegberg (Duitsland) uit 1300-1325. Beiden gevonden op het voormalig land van Beinsdorp. Beeld via Historisch Museum Haarlemmermeer.

Vroegmiddeleeuws Frisia

Het vroegmiddeleeuwse koninkrijk Frisia bestond tussen 650 en 750 uit verschillende rijkjes. In haar grootste omvang strekte Frisia zich uit van Brugge in België tot aan de rivier de Wezer. De boerderijen in het Rijnland en Kennemerland vielen onder lokale Friese heersers. De Friezen hadden een handelsnetwerk rond de Noordzee met handelscontacten van Engeland tot Zuid-Duitsland en van Bretagne tot Oost Zweden. De boerderijen langs de kust behoorden tot dit netwerk. De bevolking maakte niet meer alles zelf – men dreef handel. Wollen stoffen werden verhandeld voor onder meer wijn, potten van aardewerk, drinkglazen en maalstenen  uit het Duitse Rijnland.

In 719 viel Frisia ten prooi aan de Frankische opmars. Het eerst lijfden de Franken het gebied in dat nu Noord- en Zuid-Holland heet. Korte tijd later, na de slag bij de Boorne in 734, veroverden de Franken ook de rest van Friesland. Er zijn twee complete Karolingische bolpotten van het Dorestad type W III, dateerbaar in de 8e-9e eeuw. Ze zijn gevonden bij de droogmaking van de Haarlemmermeer rond 1852 en terecht gekomen in de collectie van de negentiende-eeuwse schrijver en politicus Jacob van Lennep (1802-1868). Samen met een Romeinse kruik, behoren ze tot de vroegste vondsten uit het gebied van de Haarlemmermeer. De compleetheid van de bolpotten pleit voor een specifieke vondstcontext. Jacob van Lennep woonde behalve in Amsterdam ook in de buitenplaats Huis te Manpad bij Heemstede

Jacob van Lennep (1802-1868). Beeld via Wikimedia Commons.

Eerste nederzettingen in de Haarlemmermeer

Twee Karolingische bolpotten uit de 8e of 9e eeuw die bij de droogmaking van het Haarlemmermeer zijn gevonden komen mogelijk uit Vennapan of Getzewald, aan het riviertje de Fennapa. Beide dorpjes  staan op de goederenlijst van de Sint Maartenskerk van Utrecht, die een opsomming geeft van bezit geschonken in de 8e tot en met 10e eeuw. Vennep betekent waarschijnlijk .weide aan het water. De naam ‘Holland’ voor het graafschap langs de Nederlandse westkust kwam pas in zwang rond 1100 en was een verbastering van Holtlant (houtland) in het Rijnland, één van de kerngebieden van het graafschap. Daarvóór sprak men over het graafschap West-Friesland, een naam die nu slechts gebruikt wordt voor een deel van de provincie Noord-Holland. Deze veranderingen zijn voor buitenstaanders nogal eens verwarrend, helemaal wanneer men beseft dat in het buitenland ‘Holland’ vaak gelijk wordt gesteld aan Nederland.

Foto scherf van steengoedkan uit Keulen of Frecaen uit ca. 1530-1575. Beeld via Historisch Museum Haarlemmermeer.

Door systematische ontginningen in het moerasbossenlandschap oostelijk van Haarlem ontstonden vanaf de 11e eeuw dorpen als Sloten, Osdorp, Nieuwerkerk (aanvankelijk aangeduid als Boesinghelee), Vijfhuizen, Schalkwijk en Rijk. Toen het veenland inklonk en ten koste van  landbouw en veeteelt, werd vanaf de 14e eeuw veen afgestoken om als brandstof (turf) te verkopen. Zo werd een groot deel van het hart van Holland afgegraven. De oevers van de zo ontstane meren bij Haarlem kalfden zodoende steeds verder af. Vier kleine meren groeiden vanaf 1250 uit tot het grote Haarlemmermeer.

Nieuw-Vennep wordt voor het eerst vermeld in 1434 als ambachtsheerlijkheid. Het gebied lag tussen het Haarlemmermeer en het Leidsche Meer. Door de groei van beide meren bleef weinig meer over van de heerlijkheid. In 1470 kon je van Aalsmeer naar Hillegom lopen, al was dat wel een flinke uitdaging en je moest de rivier de Fennipa oversteken, In 1477 was het eilandje Vennep/Vennip nog een schiereiland. Door de stormen werd het schiereiland zelfs een eiland. Later werd het eiland zelfs in drieȅn gedeeld om uiteindelijk in 1836 onder water te verdwijnen, In 1835 woonde er niemand meer.

De kerk in het door de Haarlemmermeer in 1647 verzwolgen dorpje Nieuwerkerk ( bij Vijfhuizen). Kopergravure naar afbeelding uit 1531. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Inventarisnummer 42319.

Na de inpoldering in 1852 werd op het kruispunt van de Hoofdvaart en de Venneperdwarstocht Venneperdorp gesticht. Geschriften melden dat je na de droogmaking iets kon zien van het voormalige eiland. Je moest bij het kerkje wat in 1862 was geopend naar het noordwesten kijken om dan ongeveer 700 meter verderop een hoger stuk land te zien liggen. Er is op dat land van boer van Wieringen op polderkavel O23 onder andere een scherf van een kan uit Keulen of Frechen gevonden gedateerd tussen 1530 en 1575. De versiering is typisch renaissance met medaillons met de afbeelding van een Romeins keizer.

“Overblijfsel van ’t dorp Nieukerk, en ’t huijs te Heemste in ’t verschiet van de Slooterweg te zien, 1726”. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, Inventarisnummer 42318.

De Verdwenen dorpen

Deze overzichtskaart van de ontwikkeling van de Haarlemmermeer komt ook voor op de website van het Cruquius Museum (Daar wordt deze kaart aangemerkt als “historisch”, wat ook overeenkomt met de stijl van de kaart, die hem plaatst tegen het einde van de 19e eeuw. Hij is getekend naar het origineel van Melchior Bolstra uit 1740.

In het gebied wat nu de gemeente Haarlemmermeer is hebben vroegere verschillende dorpen en eilanden gelegen. Door overstromingen en de drooglegging zijn deze dorpen en eilanden verdwenen. Eerder hebben we het al gehad over Raesdorp en het voormalig eiland waar het dorp op lag. Dit keer gaat het over Nieuwerkerk.Nieuwerkerk was een dorp in Noord-Holland. Samen met Rietwijk (het dorp Rijk) vormde het een ambacht. Waarschijnlijk heette het dorp eerst Boesingelee, maar werd na verplaatsing herdoopt tot Nieuwerkerk. Het huidige dorp Boesinghliede is waarschijnlijk vernoemd naar dit dorp, hoewel andere verhalen vertellen over een gelijknamig dorp dat tegelijkertijd met Nieuwerkerk verdween bij de overstroming van het Haarlemmermeer.

Tussen Vijfhuizen en Nieuwerkerk was vroeger een strook land dat het Haarlemmermeer en het Spieringmeer van elkaar scheidde. Door turfwinning werden de meren groter en bij een storm in 1508 werd dit stuk land overstroomd. Dit was overigens niet de eerste keer dat het dorp overstroomde. In de 15e eeuw bleef er na een overstroming maar twee huizen over. De kerk werd daarna verplaatst naar een nieuw stuk (hierdoor is waarschijnlijk de onduidelijkheid over Boesingelee en Nieuwerkerk ontstaan). In 1631 werd de polder Nieuwerkerk gesticht. In 1690 moest deze kerk alweer verlaten worden door overstromingen. Nu kwam het dorp ter hoogte van Lijnden te liggen. Het dorp werd toen Nieuwerkerk aan de Drecht genoemd.

De Ringvaart loopt dwars door het oude dorp en het gemaal staat op het laatste resterende strookje dat overgebleven was na de overstromingen.

Auteur: Drs. Hans Dolman jr. (Haarlemmermeermuseum de Cruquius)

Bronnen:

  • Pre-industriȅle gebruiksvoorwerpen 1150-1800, Museum Boymans van Beuningen
  • Rondom de mondingen van Rijn en Maas: landschap en bewoning tussen de 3de en 9de eeuw, in het bijzonder de Oude Rijnstreek, proefschrift M.F.P. Dijkstra
  • Website Verborgen geschiedenis – Verdwenen plaatsen.

 

De tentoonstelling ‘2000 jaar geschiedenis in Haarlemmermeerpolder’ is van 20 maart tot en met 20 mei 2024 te bezoeken in Historisch Museum Haarlemmermeer.

Het Historisch Museum Haarlemmermeer is van 1 april t/m 31 oktober geopend op woensdag t/m zondag tussen 13.00 tot 17.00 uur. Het Historisch Museum is te vinden aan de Bosweg 17 naast het Courtyard Marriott Hotel in Hoofddorp.

Publicatiedatum: 04/04/2024

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.