Willem V was na een Franse inval en de daarop volgende Bataafse revolutie in 1795 verdreven. Er werd in de herfst van 1799 tot vier keer toe slag geleverd met het Frans-Bataafse leger. Na het aflopen van de strijd op 18 oktober 1799 zaten diverse polders met platgebrande watermolens.
Slag om de Zijpe
De Britse voorhoede nam vrij gemakkelijk Den Helder en de grote polder de Zijpe in. Op 10 september 1799 waagde de opperbevelhebber van het Frans-Bataafse leger een eerste grote aanval op de Engelse stellingen in de Zijpe. Die liep op een mislukking uit. Na de slag waaierden Engelse patrouilles uit over het vlakke land tussen Petten en Schoorl achter de Hondsbossche Zeewering. Zij staken de poldermolens aldaar stuk voor stuk in brand. Dit om te voorkomen dat de Franse troepen de hoge molens als observatiepost zouden gebruiken. Het ging om de molens van de Leipolder, de Hargerpolder, de Pettemerpolder, de Groeterpolder en de Hempolder. Vijf stuks bij elkaar.
Molen van Blom platgebrand
Cornelis Blom, molenaar van de Hargermolen, deed naderhand verslag van het gebeurde. Hij kreeg tijdens de slag op 10 september eerst Franse troepen in huis en in de molen. Die hielden daar enige tijd stand, maar trokken kort voor het middaguur terug op Hargen. Daarna arriveerde Cornelis Bakker, zijn collega van de Pettemermolen. Hij kwam in opdracht van de Engelsen vragen of er nog Franse troepen in de molen lagen. Blom antwoordde dat ze weg waren. Wat later kreeg Blom Engelse soldaten aan de deur. Huis en molen zouden de volgende nacht worden platgebrand en hij moest weg. Na een kwartier kwamen er nog meer soldaten. Die joegen Blom het erf af en staken zonder dralen het huis in brand terwijl zijn vrouw en kinderen nog binnen waren. Ook de molen ging in vlammen op. Blom en zijn gezin werden naar Petten gedreven terwijl hem werd verzekerd dat alles betaald zou worden.
Wachten op geld uit Den Haag
Van dat laatste kwam niets terecht. De polderbesturen hadden na afloop van de strijd geen geld en het land bleef verzopen liggen. Dat kwam de regering in Den Haag waarschijnlijk wel goed uit. Daar werd gevreesd dat de Engelsen het nog eens zouden proberen en de plas en dras staande polders vormden een moeilijk te nemen barrière. Pas in 1803 kregen de Harger-, Pettemer-, Groeter- en Leipolder een lening van 28.000 gulden om de molens te herbouwen. De boeren in de Hempolder moesten het zelf maar uitzoeken. Die lening was trouwens niet genoeg. Daarom gingen de Harger- en Pettemmerpolder samen en combineerden hun bemaling. Er kwam daar maar één nieuwe molen, die beide polders droog hield.
Geen kwijtschelding
In 1813, na 10 jaar, moesten de polders met de afbetaling van de lening beginnen. Ze ‘vergaten’ dat natuurlijk. In 1824 begon de regering erover. Een strop, want in de polders hoopten de boeren dat er inmiddels ‘stilzwijgende kwijtschelding’ was ontstaan. Gelukkig kregen ze uitstel. In 1857 begon het spel opnieuw. Er kwamen onderhandelingen op gang met de minister van Financiën. De niet verjaarde schuld werd in 1859 becijferd op 4550 gulden. De polders kregen 20 jaar de tijd om dat bedrag af te lossen. En zo kwam pas in 1880 een einde aan de lange nasleep van de Engels-Russische invasie in de polders tussen Schoorl en Petten.
Nog één molen over
Van de na de invasie geplaatste nieuwe molens is er nu nog maar een over: de Hargermolen van de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder. In de Groeterpolder staat weliswaar ook nog een molen, maar die dateert uit 1890. De hier na de invasie geplaatste molen ging namelijk op 4 oktober 1889 opnieuw door brand verloren. Deze keer was niet krijgsgeweld, maar blikseminslag de oorzaak.
www.hhnk.nl
www.molendatabase.nl
Publicatiedatum: 20/04/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.