Verzamelland
Na het genot van de kunstsuccessen in de zeventiende eeuw lag de markt in de achttiende en het begin van de negentiende eeuw een beetje op zijn gat. Er was weinig vraag naar het werk van de toen levende kunstenaars. Toch waren de Lage Landen niet kunsthatend. Integendeel, verzamelaars waren er nog steeds genoeg. Nederland stond niet voor niets bekend als ‘le pays des collections’ (het land van de verzamelingen). Het aantal werken waaruit een verzameling bestond, was echter klein en vertoonde vaak een voorkeur voor oude kunst. Als ‘modern’ kunstenaar had je daardoor de nodige concurrentie.
Verandering kwam uit de Franse hoek. In 1808 werd in Amsterdam naar voorbeeld van de Franse Salon de eerste Tentoonstelling van Levende Meesters georganiseerd. Deze tentoonstelling had als doel de ontwikkelingen in de hedendaagse kunst aan het publiek kenbaar te maken en kunstenaars de kans te geven hun werk te verkopen. De tentoonstelling was een groot succes en werd een jaarlijks terugkerend evenement in meerdere steden. Zo werd de zieltogende kunstmarkt langzaamaan uit het slop getrokken.
Van kermis naar Kalverstraat
Met de toenemende kooplust kwam ook een beroep tot bloei: de kunsthandelaar. Een begrip binnen deze beroepsgroep was Frans Buffa & Zonen. De naamgever van de winkel, Frans Buffa, was een Italiaanse verkoper van drukwerk, die op kermissen door heel Europa te vinden was. In 1808 vestigde hij zich definitief aan de Amsterdamse Kalverstraat. Als reizend koopman verkocht Buffa met name prenten en dat is ook precies wat hij in eerste instantie in zijn vaste winkel deed. Hij bood afbeeldingen die alleen in gedrukte vorm bestonden, maar echt succes behaalde hij met reproducties naar bestaande kunstwerken. Daarvoor werd samengewerkt met verschillende graveurs. Zij maakten in opdracht van Buffa een plaat in de gevraagde druktechniek waarmee meerdere keren een kopie naar een schilderij kon worden gemaakt. Als de originele kunstenaar nog leefde, ging dit vaak in samenspraak zodat het resultaat optimaal zou zijn. Een win-winsituatie: Buffa had een mooie prent, de schilder zette zichzelf op de kaart.
Kopie met staal
De populariteit van zeventiende-eeuwse kunstwerken was echter nog steeds groot. Een graveur die op dit gebied veel voor Frans Buffa & Zonen heeft betekent, is Johann Wilhelm Kaiser. Hij maakte bijvoorbeeld De schuttersmaaltijd, origineel van de hand van Bortholomeus van der Helst. Op het kunstwerk wordt het sluiten van de vrede van Munster (het einde van de Tachtigjarige Oorlog) in 1648 gevierd. Toen Van der Helst het werk vervaardigde, deed hij dit met olieverf, het werkmateriaal van Kaiser was de staalgravure. Hierbij wordt er met een beitel en een burijn (een soort holle naald) een afbeelding in een plaat staal gegutst. Door de plaat in te smeren met inkt en vervolgens op een vel papier te drukken, verschijnt de uitgestoken voorstelling op het papier.
Hoewel de gravure in vergelijking met het olieverfschilderij op het gebied van stofuitdrukking een zekere aaibaarheidsfactor mist en de vlaggendrager in het midden van het werk een iets minder bolle toet heeft dan op het origineel, blijft het bijzonder wat Kaiser geleverd heeft. Op elk detail is gelet, van hoe het gezelschap aan tafel zit tot de opvallende (en wellicht wat onpraktische) tulpvormige kousen die sommige heren dragen.
Voor boven de bank
De reproductie bood kansen voor de kopende partij. De aanschaf van een schilderij was kostentechnisch namelijk niet voor iedereen mogelijk. De prijs voor een prent lag door grote verbeteringen op het technische vlak, en vernieuwingen in de papierproductie en het drukproces in de negentiende eeuw een stuk lager. Ook praktisch gezien had een druksel een streepje voor. Een schilderij als dat van Van der Helst mat op doek ruim twee bij vijf meter, Kaiser heeft dit teruggebracht naar een beschaafde 53 bij 86,5 centimeter. Een formaat dat wellicht iets beter in de woonkamer past.
Etalagepraat
Om er voor te zorgen dat de reproducties daadwerkelijk werden verkocht, hadden de eigenaren van Frans Buffa & Zonen verschillende middelen achter de hand. Hun belangrijkste wapen in de twintigste eeuw: de etalage. Op deze plek werden elke week de meest recente aanwinsten aan het voorbijtrekkende publiek getoond. Makers van het etalagemateriaal stonden er soms zelf bij om een discussie over hun werk op gang te brengen. Om de koper te attenderen op de nieuwe kunstwerken plaatste Buffa & Zonen advertenties in kranten en tijdschriften. Instagram avant la lettre.
Lang bleven de prenten een grote inkomstenbron voor Frans Buffa & Zonen. Pas aan het einde van de negentiende eeuw verschoof de aandacht naar schilderijen, aquarellen en tekeningen. Dit zou zo blijven tot de sluiting in 1951. Het grootste verschil tussen de kunsthandel toen en het internetbedrijf van nu is het aanbod. Wil je vandaag de dag een reproductie van een kunstwerk aan de muur koop je die voor twee tientjes in een museumwinkel, in kleur nog wel. Originele werken zijn in onze ogen veel interessanter. Het doel van beide is echter even nobel: een breed publiek van kunst laten genieten. En daar hoef je niet per se origineel voor te zijn.
Auteur: Nienke Knotter
Literatuur:
- Alting van Geusau, S., Jonkman, M. en A. Vergeest (red.), Kunsthandel Frans Buffa & Zonen 1790-1951. Schoonheid te koop, Zwolle 2016.
- Beukers, G., ‘Deze kunstwizzkids creëerden in korte tijd een van de meest invloedrijke kunstplatforms’, de Volkskrant 1 mei 2018.
- Heijbroek, J,F., ‘Van eenvoudige prentenkoopman tot gerenommeerde kunsthandelaar. Frans Buffa & Zonen in Amsterdam (ca. 1785-1951)’, De Boekenwereld 23 (2006) 2 (december), pp. 50-65.
- Hoogenboom, A., ‘Art for the Market. Contemporary Painting in the Netherlands in the First Half of the Nineteenth Century’, Simiolus. Netherlands Quarterly for the History of Art 22 (1993-1994) 3, pp. 129-147.
Publicatiedatum: 08/06/2018
Vul deze informatie aan of geef een reactie.