
Opgravingen
Vanaf 1985 zijn voorwerpen, muren en andere bodemsporen opgegraven van dit ‘Mariaklooster’. De funderingen van kloosterkapel, paterhuis en dormter (slaapzaal) met werkruimten zijn onderzocht. Het bouwwerk van het dormter stond grotendeels nog overeind, maar moest voor de helft worden gesloopt vanwege bouwvalligheid. De andere helft kon worden gerestaureerd. Na de sloop werd een opgraving uitgevoerd naar de funderingen, de indeling en de ondergrond van het gebouw. Achter het dormter werd een beerkuil aangetroffen met fraaie vondsten, waaronder een aardewerk bord met afbeelding van een vis met de gekroonde naam ‘Maria’. Ook zijn er schoenen en gereedschappen gevonden. Door deze vondsten komt het leven van de middeleeuwse nonnen ineens heel dichtbij. Een extra verrassing was het aantreffen van een veel oudere terp vanaf omstreeks het jaar 1200 op grote diepte onder het klooster. Dit leverde belangrijke informatie op over het vroegste ontstaan van Weesp, nog voordat het een stad werd.
Uitwerking
Indertijd waren er geen mogelijkheden om de opgraving volledig uit te werken en een definitief rapport op te stellen. Daardoor bleef het verhaal over de archeologische vondsten van het Jonge Convent grotendeels onbekend. Slechts enkele van de fraaiste vondsten zijn te zien in het museum van Weesp. Maar andere vondsten en documentatie liggen nog onaangeroerd in het provinciaal archeologisch depot Huis van Hilde in Castricum. De provincie Noord-Holland heeft nu opdracht gegeven om deze uitwerking ter hand te nemen.
Auteur: Gerard Alders (AldersArcheo)
Publicatiedatum: 01/07/2016
Vul deze informatie aan of geef een reactie.