Frivole Fransen
Piet Mondriaan verhuisde in 1892 naar Amsterdam om een opleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst te gaan volgen. De Rijksacademie was in die tijd zeer traditioneel als het op kunst aan kwam. De leerlingen leerden, zoals al decennia gebeurde, tekenen naar gipsafgietsels en kopieën van oude meesters als Rembrandt. En dat terwijl zoveel interessants gaande was in de kunstwereld! In Frankrijk schoten de nieuwe kunststromingen als paddenstoelen uit de grond. Natuurlijk waren er ook Nederlandse kunstenaars die zich geprikkeld voelden door de vernieuwingen, maar dat was niet wat op de academies werd geleerd. Zij hielden liever vast aan het principe dat al sinds de zeventiende eeuw tot grote kunstenaars had geleid: getrouwe nabootsing van de alledaagse werkelijkheid.
Normaal is al gek genoeg
Op de academie werden veel stillevens geschilderd, maar Mondriaan zelf gaf de voorkeur aan een ander klassiek genre: het landschap. Hij was veel aan de randen van Amsterdam te vinden. Hoewel de fabrieken met hun schoorstenen in rap tempo hun plek in het aanzicht verwierven, stonden in dit gebied nog veel molens, die op de kunstwerken van Mondriaan regelmatig terug te vinden zijn. Een voorbeeld van zo’n kunstwerk is Gezicht op de Schinkelbuurt, gemaakt rond 1895. Het kleine werkje, nauwelijks groter dan een A4’tje, toont een verzameling huisjes met daarbovenuit torenend een molen zonder wieken. Op de voorgrond zijn vaag een figuurtje en een aantal dieren te onderscheiden. Met woeste penseelstreken in bruintinten heeft Mondriaan zijn indrukken op het karton gezet.
Bruin-, grijs- en groentinten waren onder veel Nederlandse schilders zeer geliefd, een erfenis van de behoudende Haagse School die nog een stevige vinger in de schilderkunstige pap had. Hun devies: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Dat kleurige gedoe uit Frankrijk was nergens voor nodig. Toen de schilders in de zeventiende eeuw dit donkere palet toepaste, was het ook een succes.
Geen nat pak
Rond de eeuwwisseling veranderde er het een en ander op de kunstmarkt. Amsterdam ontpopte zich tot culturele hoofdstad en bood ruimte voor modernistische stromingen, ook binnen de schilderkunst. Tot ongeveer 1908 zat er veel variatie in de stijl van Mondriaan, maar het thema van het landschap bleef. Met zijn schilderkist op het stuur, een stukje karton in het deksel, fietste hij de omgeving af. Omstreeks 1902 maakte Mondriaan het schilderij De Oostzijdse molen aan het Gein bij maanlicht, een nachtelijk landschap met molen in met name blauw- en groentinten.
In de uitwerking is een aantal verschillen te ontdekken met Gezicht op de Schinkelbuurt van een kleine tien jaar daarvoor. In plaats van grove, klodderige streken waardoor het geheel een wat wazige indruk wekt, zijn bij de Oostzijdse molen veel duidelijker lijnen zichtbaar. Bij een wandeling in het laatste landschap weet je waar je kunt lopen en wanneer het zwemmen wordt, bij Gezicht op de Schinkelbuurt zou je zomaar kunnen struikelen over een over het hoofd geziene koe. Dat is ook precies waar Mondriaan vanaf de eeuwwisseling steeds meer aandacht aan ging besteden. Hij wilde meer structuur in zijn composities aanbrengen, wat betekende dat hij meer ging werken met afgebakende kleurvlakken, minder wazigheid, en een vereenvoudiging van vormen.
Regenboogpalet
Vanaf 1904 verwierf Mondriaan steeds meer bekendheid binnen de Amsterdamse kunstwereld en was hij samen met vrienden uit het kunstvak regelmatig aan het Gein te vinden voor plezierboottochtjes en kunstdiscussies. In 1908 vatte Mondriaan samen met twee van die kunstvrienden het plan voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum om hun ontwikkeling aan de rest van de wereld te tonen. In januari 1909 was het dan zover: Mondriaan had drie zalen tot zijn beschikking, met in de tweede zaal zijn meest recente werk.
Hier was onder andere de een jaar eerder vervaardigde Molen bij zonlicht te zien. Weer een molen, duidelijk te herkennen, met alles er op en eraan: wieken, een bovenhuis, een waterrad aan de zijkant. De uitvoering was toch een tikkeltje anders dan gewend. De hele molen is opgetrokken uit streepjes en stipjes verf, de enige gebruikte kleuren zijn helder rood, blauw en geel, waardoor de werkelijkheid hier en daar wat geweld wordt aangedaan. Zo is de achtergrond een vlekkenspel van blauw en geel en is voor de molen zelf voornamelijk rood en blauw gebruikt. Ondanks het enigszins woeste resultaat heeft Mondriaan toch ook oog voor detail gehouden. Als je goed kijkt, kun je bijvoorbeeld in de wieken van de molen de rasters onderscheiden.Molen bij zonlicht is een goed voorbeeld van de experimenten met moderne stijlen die Mondriaan in die jaren uitvoerde. Dit werk doet bijvoorbeeld denken aan het pointillisme, een techniek waarbij puntjes of streepjes ongemengde kleur naast elkaar worden gezet waardoor elke kleur nog beter uit de verf komt. Mondriaan heeft waarschijnlijk met deze en andere moderne Franse stijlen kennis kunnen maken door verschillende exposities die tussen 1905 en 1908 in Amsterdam werden georganiseerd.
Geometrische aanloop
De reacties op het nieuwe werk van Mondriaan waren niet mals. Verschillende critici waren van mening dat de schilder ‘een beetje in de war’ was. Ze hoopten allemaal dat hij snel uit deze ‘crisis’ zou komen. Ondanks de afkeurende geluiden zette Mondriaan door en ging hij verder met zijn onderzoek op het gebied van kleur en vorm. Op dat moment was hij uitgegroeid tot vooraanstaand kunstenaar in Amsterdam, oprichter van een kunstgenootschap, en pleitbezorger van nieuwe stijlen.
Eén van zijn laatste molens schilderde hij in 1911, een jaar voordat hij naar Parijs zou vertrekken om zijn carrière daar verder uit te bouwen. De rode molen is qua kleur en vorm overzichtelijk: een rode molen op een blauwe achtergrond en een paarse ondergrond, opgebouwd uit geometrische onderdelen. Hoewel het nog jaren zou duren voordat het echt zover was, zou je voorzichtig kunnen zeggen hier al iets te herkennen is van de abstracte lijnkunstwerken waar we de kunstenaar nu allemaal van kennen.In 1912 vertrok Mondriaan voor het eerst naar Parijs om daar te proeven aan alle vernieuwingen op het gebied van de kunsten die daar rondwaarden. In de jaren die volgden zou hij één van de oprichters van kunstbeweging De Stijl worden – dit jaar honderd jaar geleden -, in grote steden als New York wonen en bekendheid verwerven. En dat alles met ‘een begin zoals iedereen’ in Amsterdam.
Auteur: Nienke Knotter
Bronnen
Dake, C.L., ‘Schilderkunst. Drie avonturiers in het Stedelijk Museum’, De Telegraaf 7 januari 1909.
Dumas, C. e.a., Meesters en molens. Van Rembrandt tot Mondriaan, Zwolle 2007.
Janssen, H., Mondriaan in Amsterdam. 1892-1912, tent.cat. Amsterdam (Amsterdam Museum) 2013.
Janssen, H. en J. Joosten, Mondrian 1892-1914. The Path to Abstraction, tent.cat. Parijs/Fort Worth (Musée d’Orsay/Kimbell Art Museum) 2002.
Janssen, H., Piet Mondriaan. Een nieuwe kunst voor een ongekend leven. Een biografie, Amsterdam 2016.
Kikkert, C., ‘Piet Mondriaan, Jan Sluyters en C. Spoor. Stedelijk Museum’, Onze Kunst 8 (1909) 2 (februari), pp. 97-99.
Roever, M. (red.), Mondriaan aan de Amstel. 1892-1912, tent.cat. Amsterdam (Gemeentearchief) 1994.
Steenhoff, W., ‘Tentoonstelling C. Spoor, Piet Mondriaan, Jan Sluyters in het Stedelijk museum’, De Amsterdammer 31 januari 1909.
Publicatiedatum: 21/02/2017
Vul deze informatie aan of geef een reactie.